ECLI:NL:GHARL:2019:7128

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 juli 2019
Publicatiedatum
3 september 2019
Zaaknummer
TBS P19/0184
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling van ongewenst vreemdeling met antisociale en narcistische persoonlijkheidsstoornis

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 juli 2019 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde die als ongewenst vreemdeling is aangemerkt. De terbeschikkinggestelde, geboren in 1971, verblijft in een kliniek en heeft een lange geschiedenis van verpleging van overheidswege, die begon in 1996. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank Gelderland van 5 april 2019 vernietigd, waarin de rechtbank de terbeschikkingstelling met twee jaar had verlengd. Het hof oordeelde dat er geen reden was voor beëindiging van de maatregel op grond van artikel 38lb van het Wetboek van Strafrecht, omdat er nog steeds een groot gevaar bestaat dat de terbeschikkinggestelde zich opnieuw schuldig maakt aan strafbare feiten. De terbeschikkinggestelde heeft een antisociale en narcistische persoonlijkheidsstoornis, en er is een hoog recidiverisico bij beëindiging van de maatregel. Het hof heeft de verlenging van de terbeschikkingstelling beperkt tot één jaar, om op kortere termijn de voortgang van de overdracht naar Duitsland te kunnen beoordelen. De terbeschikkinggestelde heeft aangegeven niet mee te willen werken aan de overdracht, maar het hof concludeert dat er nog steeds mogelijkheden zijn voor repatriëring. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank, maar het hof heeft dit afgewezen en de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar verlengd.

Uitspraak

TBS P19/0184
Beslissing d.d. 18 juli 2019
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[naam terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
verblijvende in [kliniek] .
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 5 april 2019, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar en tot afwijzing van het verzoek tot aanhouding teneinde door de reclassering een onderzoek te laten doen naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 november 1994, waarbij de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege werd opgelegd;
- het verlengingsadvies van de [kliniek] van 12 november 2018;
- de vordering van de officier van justitie van 19 december 2018;
- een pro justitia rapportage van 31 januari 2019 van [naam 1] , forensisch psychiater;
- een pro justitia rapportage van 31 januari 2019 van [naam 2] , klinisch psycholoog;
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de aanvullende informatie van de Divisie Individuele zaken, afdeling Internationale Overdracht Strafvonnissen (IOS) van 7 juni 2019;
- de aanvullende informatie van [kliniek] van 26 juni 2019, met als bijlage de wettelijke aantekeningen van 16 oktober 2018 tot en met 2 april 2019;
- een e-mail bericht van de raadsman van 3 juli 2019, met als bijlage een e-mailwisseling tussen de raadsman en [naam 3] , senior medewerker IOS.
Het hof heeft ter zitting van 4 juli 2019 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.M. Walther, advocaat te Utrecht, en de advocaat-generaal mr. D.J. de Jong.

Overwegingen:

Het verlengingsadvies van de kliniek van 12 november 2018
Bij de terbeschikkinggestelde is sprake van een antisociale en narcistische persoonlijkheidsstoornis. Ook zijn er duidelijke aanwijzingen voor een hoge mate van psychopathie. Voorts is er sprake van een stoornis in het gebruik van alcohol, in langdurige remissie. Onderliggend is sprake van een zwakke identiteit en van onmacht- en minderwaardigheidsgevoelens. Hoewel er sprake is van enig probleembesef, ontbreekt het bij de terbeschikkinggestelde nog immer aan probleeminzicht en aan vaardigheden om zijn handelen adequaat aan te passen op basis van dit besef. Voorts is er, hoewel de terbeschikkinggestelde zich bijna altijd aan de geldende afspraken en regels binnen de kliniek houdt, sprake van een moeizame samenwerking. Het ontbreekt de terbeschikkinggestelde aan (intrinsieke) behandelmotivatie en hij weigert deelname aan enige vorm van behandeling. Desalniettemin functioneert hij binnen de kliniek al langere tijd stabiel; hij is rustig aanwezig op de afdeling en er is geen sprake van incidenten. Het behandelplafond lijkt echter bereikt en de behandeling heeft, ondanks de jarenlange duur, tot nu toe weinig positief resultaat gehad. Het is niet mogelijk gebleken inzicht te verkrijgen in de seksuele gedachten, gevoelens en fantasieën van de terbeschikkinggestelde. De bovengenoemde persoonlijkheidspathologie is onvoldoende behandeld en het daaruit voorkomende risico op (seksueel) gewelddadig gedrag is daarmee nog steeds aanwezig. Binnen de kliniek wordt het recidiverisico als laag tot matig ingeschat, waarbij in eerste instantie vooral gedacht wordt aan verbale agressie. Het recidiverisico in geval van beëindiging van toezicht of van de maatregel terbeschikkingstelling wordt door de kliniek als hoog ingeschat.
De terbeschikkinggestelde heeft de status van ongewenst vreemdeling. Door de afdeling IOS is een traject gestart om de maatregel van de terbeschikkingstelling over te kunnen dragen aan Duitsland volgens de Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen (WOTS). In dit kader zijn de nodige stappen gezet, ondanks het feit dat de terbeschikkinggestelde heeft aangegeven niet mee te willen werken aan de procedure omdat niet aan de door hem gestelde voorwaarden wordt voldaan. De huidige stand van zaken is dat er inmiddels een passende Duitse maatregel en gelijkwaardige kliniek bekend zijn. In verband hiermee zijn er geen concrete plannen met betrekking tot het verlof of het vervolgtraject van de maatregel. De terbeschikkinggestelde is nog immer gebaat bij het toezicht, de ondersteuning en begeleiding die hem in de kliniek wordt geboden en die aangebracht wordt door zijn omgeving. Gelet op de zeer geringe vorderingen die tot op heden zijn gemaakt in de behandelpogingen en het nog immer hoge recidiverisico, in combinatie met de verwachting dat de terbeschikkinggestelde in het kader van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege in het komende jaar zal worden overgedragen aan Duitsland, heeft de kliniek geadviseerd om de maatregel te verlengen met een termijn van twee jaar.
Uit het aanvullend advies van de kliniek komt naar voren dat de langdurige behandeling van de terbeschikkinggestelde onvoldoende effect heeft gehad, dat de problematiek van de terbeschikkinggestelde onvoldoende is bewerkt en dat er onverminderd sprake is van recidivegevaar. De kliniek heeft het advies om de termijn van de terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaar gehandhaafd.
Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
De terbeschikkingstelling loopt al sinds 6 januari 1996. Op 8 januari 2015 is de terbeschikkinggestelde ongewenst verklaard. De ongewenstverklaring is onherroepelijk. Inmiddels heeft de terbeschikkinggestelde bij de Immigratie en naturalisatie Dienst (IND) een verzoek ingediend om opheffing van de ongewenstverklaring. Dit verzoek is door de IND afgewezen en zeer onlangs diende bij de rechtbank Zwolle het beroep tegen deze afwijzing. De uitspraak van de rechtbank volgt in beginsel over zes weken. Als gevolg van de ongewenstverklaring heeft de terbeschikkinggestelde op dit moment geen enkele vorm van verlof. Feitelijk gezien heeft hij al tien jaar geen verlof gehad. Vorig jaar heeft de terbeschikkinggestelde nog een kort geding tegen de staat over het praktiseren van verlof verloren. De situatie waarin de terbeschikkinggestelde op dit moment verkeert, ervaart hij als uitzichtloos. Een dergelijk gebrek aan perspectief is in strijd met de artikelen 3, 5 en 14 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Gesteld kan worden dat er op dit moment sprake is van een patstelling. De terbeschikkinggestelde wil naar Duitsland, maar de overdracht naar Duitsland is thans volstrekt onzeker. Er is een WOTS-procedure gestart, maar het is onduidelijk of en wanneer er repatriëring naar Duitsland zal plaatsvinden. Nu repatriëring niet aan de orde is, dienen derhalve de resocialisatiemogelijkheden van de terbeschikkinggestelde in Nederland te worden onderzocht. Deze resocialisatie kan plaatsvinden binnen een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. Dan krijgt de terbeschikkinggestelde behandeling zonder dat de veiligheid van de maatschappij in het geding komt.
De raadsman heeft, gelet op de duur van verpleging van overheidswege en daarmee samenhangend de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, primair verzocht de beslissing waarvan beroep te vernietigen en op grond van artikel 38lb van het Wetboek van Strafrecht (Sr) de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege te beëindigen, onder de voorwaarde dat de terbeschikkinggestelde naar Duitsland zal vertrekken. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de behandeling aan te houden teneinde de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel te laten onderzoeken. In dit verband heeft de raadsman verwezen naar een beslissing van dit hof (ECLI:NL:GHARL:2014:8328). Meer subsidiair heeft de raadsman verzocht de terbeschikkingstelling met slechts één jaar te verlengen, zodat bij de kliniek een vinger aan de pols kan worden gehouden.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Gelet op de ernst van de stoornis, het gegeven dat het recidivegevaar bij een eventuele beëindiging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege als hoog wordt ingeschat en het gegeven dat de terbeschikkinggestelde nog veel zorg en begeleiding nodig heeft, is voortzetting van de maatregel geïndiceerd. Op zich wordt voldaan aan de criteria voor verlenging van de terbeschikkingstelling. De kliniek heeft blijk gegeven voldoende inspanningen te verrichten om de terbeschikkinggestelde op verantwoorde wijze naar Duitsland te laten gaan. Dat dit moeizaam verloopt, komt onder meer vanwege de houding van de terbeschikkinggestelde. Van uitzichtloosheid is op dit moment geen sprake. Een verlenging van de maatregel levert geen schending op van de artikelen 5 en 14 van het EVRM. Een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege of een onderzoek daarnaar is niet aan de orde. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank.
Het oordeel van het hof
Vernietiging
Het hof zal de beslissing van de rechtbank vernietigen, daar het tot een andere beslissing komt over de duur van de verlenging.
Indexdelicten
Bij vonnis van de rechtbank Arnhem van 8 november 1994 is aan de terbeschikkinggestelde een gevangenisstraf van dertig maanden opgelegd en de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege, voor verkrachting (feit 1) en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht (feit 2).
Dit betreffen misdrijven die gericht zijn tegen en/of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
Stoornis en recidivegevaar
De terbeschikkinggestelde heeft een antisociale en narcistische persoonlijkheidsstoornis. Ook zijn er duidelijke aanwijzingen voor een hoge mate van psychopathie. Voorts is er sprake van een stoornis in het gebruik van alcohol, in langdurige remissie.
Het recidiverisico bij een beëindiging van de maatregel wordt als hoog ingeschat.
Verlenging
Gelet op de adviezen van de kliniek en hetgeen overigens ter zitting naar voren is gekomen, is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen verlenging van de terbeschikkingstelling eist.
Artikel 38lb van het Wetboek van Strafrecht
Het hof ziet geen grond voor beëindiging van de maatregel op grond van artikel 38lb Sr. Zoals hiervoor overwogen, bestaat nog steeds een groot gevaar dat de terbeschikkinggestelde zich opnieuw schuldig maakt aan strafbare feiten. Bij beëindiging van de maatregel en vertrek van de terbeschikkinggestelde naar het buitenland is in dat land geen juridische kader voorhanden om dit recidiverisico tegen te gaan en is ook feitelijk geen begeleiding en beveiligd verblijf geregeld. Bij beantwoording van de vraag of de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel vereist, wordt met de termen ‘anderen’ en ‘personen’ niet louter gedoeld op personen die zich op het Nederlandse grondgebied bevinden.
Artikelen 3, 5 en 14 van het EVRM
Het hof overweegt dat op basis van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting vooralsnog niet gebleken is dat de repatriëring van de terbeschikkinggestelde naar Duitsland niet kan plaatsvinden. Het onderzoek daarnaar is in gang gezet, maar nog niet afgerond. Het hof begrijpt uit de (aanvullende) informatie van de kliniek en uit de brief van het IOS van 7 juni 2019 dat het WOTS-traject nog steeds loopt en dat er op korte termijn een bilateraal overleg zal plaatsvinden tussen de Nederlandse en Duitse autoriteiten om de overdracht van de Nederlandse maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege te bespreken.
Bovendien is ter zitting gebleken dat er nog niet onherroepelijk is beslist op het beroep van de terbeschikkinggestelde tegen de beslissing op zijn verzoek tot opheffing van de ongewenstverklaring. Het is niet uit te sluiten dat deze procedure leidt tot opheffing van de ongewenstverklaring.
Er is dan ook geen sprake van een uitzichtloze situatie. Het vorenstaande betekent dat - anders dan door de raadsman is gesteld - een verlenging van de terbeschikkingstelling op dit moment dan ook geen schending oplevert van de artikelen 3, 5 en 14 van het EVRM (vgl. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 7 mei 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:3364.)
Proportionaliteit en subsidiariteit
De terbeschikkingstelling is ingegaan op 6 januari 1996 en loopt dus thans ruim 23 jaar. Dit tijdsverloop in relatie tot de ernst van het delict waarvoor de maatregel is opgelegd, te weten verkrachting en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, moet mede in aanmerking worden genomen bij de verlengingsbeslissing. Het hof is van oordeel dat bij een afweging van de belangen van de terbeschikkinggestelde en die van de maatschappij naarmate de maatregel van terbeschikkingstelling langer duurt het belang van de terbeschikkinggestelde steeds zwaarder dient te wegen. Anders dan de raadsman is het hof evenwel van oordeel dat van disproportionaliteit in het onderhavige geval geen sprake is, immers niet alleen het tijdsverloop -in relatie tot de ernst van het delict- moet in aanmerking worden genomen, maar ook de aard van de stoornis en de ernst van het recidivegevaar. Het hof acht evenmin strijd met het beginsel van de subsidiariteit aanwezig, nu uit de stukken blijkt dat de terbeschikkinggestelde in beginsel is aangewezen op (resocialisatie vanuit) de structuur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
Afwijzing verzoeken
Het hof acht zich voorts op basis van de voorhanden zijnde informatie voldoende voorgelicht om te kunnen oordelen op het door de terbeschikkinggestelde ingediende beroep. Het hof acht noch een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege noch een daarop gericht onderzoek op dit moment aangewezen. Het hof overweegt dat dit in het huidige stadium van de behandeling van de terbeschikkinggestelde een voorwaardelijke beëindiging niet aan de orde is, terwijl er geen bijzondere redenen zijn hier toch toe over te gaan.
Termijn van de verlenging
Het hof heeft als uitgangspunt dat, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling van de terbeschikkinggestelde meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar, de terbeschikkingstelling verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren. Het hof ziet in dit geval echter aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken en overweegt daartoe als volgt.
Het hof constateert dat de procedure tot overdracht van de maatregel naar Duitsland al lang loopt zonder dat is gebleken van relevante progressie Het hof ziet op deze grond aanleiding om de duur van de verlenging te beperken tot één jaar teneinde op kortere termijn de stand van zaken te beoordelen.

Beslissing

Het hof:
Wijst afhet verzoek tot beëindiging van de maatregel op grond van artikel 38lb Sr.
Wijst afhet verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege en tot het doen uitvoeren van een daarop gericht onderzoek.
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 5 april 2019 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde [naam terbeschikkinggestelde] .
Verlengtde terbeschikkingstelling met een termijn van
een jaar.
Aldus gedaan door
mr. M.E. van Wees als voorzitter,
mr. W.A. Holland en mr. J.A.W. Lensing als raadsheren,
en dr. I. Troost en drs. A. Vissers als raden,
in tegenwoordigheid van mr. J.P. Fuchs-van Dis als griffier,
en op 18 juli 2019 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.