In deze tussenbeschikking van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 29 augustus 2019, wordt de omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige besproken. De zaak betreft een hoger beroep van de moeder, die zonder advocaat optreedt, tegen de vader. De gecertificeerde instelling Regiecentrum Bescherming & Veiligheid (GI) is als belanghebbende aangemerkt. Het hof verwijst naar eerdere tussenbeschikkingen en het verloop van het geding tot 27 maart 2018. De GI heeft verzocht om als belanghebbende te worden aangemerkt, wat het hof heeft toegewezen, gezien de doelen van de ondertoezichtstelling van de minderjarige.
Tijdens de mondelinge behandeling op 15 juli 2019 zijn zowel de vader als de moeder verschenen. De GI heeft aangegeven dat het contact met de moeder moeizaam verloopt en dat er geen zicht is op de opvoedsituatie. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder de omgang tussen de minderjarige en haar vader frustreert, ondanks professionele adviezen. Het hof oordeelt dat het van belang is dat de minderjarige haar vader leert kennen en dat de omgang gefaseerd en onder begeleiding van de GI moet worden opgebouwd.
Het hof heeft besloten dat de vader minimaal eenmaal per maand een half uur begeleide omgang met de minderjarige heeft, met de mogelijkheid tot uitbreiding van de omgangsfrequentie en -duur. De moeder is verplicht om haar medewerking aan deze regeling te verlenen. Het hof verzoekt de GI om uiterlijk op 28 februari 2020 verslag uit te brengen over het verloop van de omgang, waarna partijen de gelegenheid krijgen om schriftelijk te reageren. De zaak wordt aangehouden voor verdere beslissing.