ECLI:NL:GHARL:2019:6996

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 augustus 2019
Publicatiedatum
29 augustus 2019
Zaaknummer
200.256.852
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beschikking tot ontslag van de bewindvoerder en afwijzing van het verzoek tot herbenoeming

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over het ontslag van de bewindvoerder van verzoeker, die onder bewind was gesteld vanwege zijn MS. De kantonrechter had eerder, op 11 februari 2019, het verzoek van verzoeker om ontslag van de bewindvoerder toegewezen en een nieuwe bewindvoerder benoemd. Verzoeker stelde in hoger beroep dat hij onder druk had gehandeld bij het indienen van het verzoek tot ontslag en dat hij nu weer de oorspronkelijke bewindvoerder, [het bewindvoeringskantoor], wenste. Het hof oordeelde dat er geen gewichtige redenen waren voor het ontslag van de bewindvoerder en dat verzoeker niet ontvankelijk was in zijn hoger beroep, omdat hij spijt had van zijn eerdere verzoek. Het hof vernietigde de beschikking van de kantonrechter en wees de verzoeken van verzoeker af. De beslissing werd genomen door een collegiaal hof, waarbij de rechters de feiten en omstandigheden zorgvuldig hebben gewogen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.256.852
(zaaknummer rechtbank Gelderland 7278073)
beschikking van 29 augustus 2019
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. R.B. Ester te Nijmegen,
en
[verweerster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
verder ook te noemen: [verweerster] ,
niet verschenen.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[het bewindvoeringskantoor],
verder te noemen: [het bewindvoeringskantoor] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[belanghebbende 2],
wonende te [woonplaats] ,
de zoon van [verzoeker] ,
[belanghebbende 3],
wonende te [woonplaats] ,
de zoon van [verzoeker] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 11 februari 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder ook: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 25 maart 2019, en
  • de op 16 juli 2019 ter griffie ontvangen brief van 9 juli 2019 van [verweerster] .
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 1 augustus 2019 plaatsgevonden. [verzoeker] is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. [verweerster] is, na kennisgeving vooraf, niet verschenen. Namens [het bewindvoeringskantoor] is [medewerker bewindvoeringskantoor] verschenen. Ook is verschenen [broer] , de broer van [verzoeker] .
2.3
Ter mondelinge behandeling heeft de raadsvrouw de ontbrekende pagina van de bestreden beschikking, zijnde pagina 2, overgelegd.

3.De feiten

3.1
[verzoeker] is geboren op [geboortedatum] .
3.2
De kantonrechter heeft bij beschikking van 3 februari 2015 over de goederen die toebehoren aan [verzoeker] een bewind in de zin van artikel 1:431 van het Burgerlijk Wetboek (BW) ingesteld en [het bewindvoeringskantoor] tot bewindvoerder benoemd.
3.3
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 11 oktober 2018, heeft [verzoeker] verzocht om [het bewindvoeringskantoor] als bewindvoerder te ontslaan en [verweerster] te benoemen tot bewindvoerder.
3.4
Bij de bestreden beschikking is het verzoek van [verzoeker] toegewezen. Met ingang van 1 maart 2019 is [het bewindvoeringskantoor] als bewindvoerder ontslagen en met ingang van diezelfde dag is [verweerster] tot opvolgend bewindvoerder benoemd. Tevens is bepaald dat [het bewindvoeringskantoor] binnen twee maanden na ontslagdatum aan [verweerster] eindrekening van het gevoerde beheer aflegt.

4.De omvang van het geschil

4.1
[verzoeker] is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De grief beoogt het geschil in hoger beroep in volle omvang aan het hof voor te leggen. [verzoeker] verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en (indien vereist) [het bewindvoeringskantoor] , in de persoon van [bewindvoerder van bewindvoeringskantoor] , tot bewindvoerder te benoemen.
4.2
[verweerster] heeft geen verweer gevoerd.

5.De motivering van de beslissing

5.1
[verzoeker] stelt dat hij onder druk het verzoek tot ontslag van [het bewindvoeringskantoor] heeft ondertekend. Vanwege de hersenbeschadiging door MS kan hij de zaken in zijn leven moeilijk overzien. [verweerster] is via zijn ex-partner ingeschakeld. Op advies van zijn ex-partner heeft [verzoeker] het ontslag van [het bewindvoeringskantoor] geregeld zonder overleg met zijn ouders, broer en zoons. Na de bestreden beschikking heeft [verzoeker] overleg gehad met zijn familie. [verzoeker] ziet sindsdien in dat hij van een onafhankelijke bewindvoerder is overgestapt naar een bewindvoerder die een financieel belang heeft.
[het bewindvoeringskantoor] heeft zijn belangen altijd naar behoren behartigd en [verzoeker] wil dat [het bewindvoeringskantoor] zijn bewindvoerder blijft.
5.2
Namens [het bewindvoeringskantoor] is tijdens de zitting gesteld dat gelet op de wens van [verzoeker] , ondanks het oordeel van de kantonrechter, [het bewindvoeringskantoor] tot heden de feitelijke bewindvoerder is gebleven. Er is daarom ook geen eindrekening en verantwoording afgelegd.
[het bewindvoeringskantoor] heeft zich bereid verklaard de bewindvoerder van [verzoeker] te blijven.
5.3
[verweerster] heeft in de onder 2.1 genoemde brief van 9 juli 2019 geschreven dat zij de taak van bewindvoerder nimmer heeft uitgevoerd en derhalve niets kan overdragen.
5.4
Het hof constateert allereerst dat [verzoeker] in hoger beroep komt van een beslissing van de kantonrechter, waarmee hij heeft gekregen waarom hij in eerste aanleg heeft verzocht. De kantonrechter heeft namelijk overeenkomstig zijn inleidend verzoek [het bewindvoeringskantoor] als bewindvoerder ontslagen en [verweerster] tot bewindvoerder benoemd.
De stukken wijzen erop dat [verzoeker] deze beslissing destijds, bij het indienen van het verzoek, ook heeft gewild. [verzoeker] heeft het verzoek ondertekend. Tijdens de zitting in eerste aanleg is [verzoeker] bovendien op het verzoek gehoord en heeft hij kenbaar gemaakt dat het zijn wens was dat [verweerster] tot bewindvoerder werd benoemd.
Een partij die spijt krijgt van zijn in eerste aanleg toegewezen verzoek, kan de toewijzing wegens gebrek aan belang (in principe) niet ongedaan maken in hoger beroep. In beginsel dient het vorenstaande te leiden tot niet-ontvankelijkverklaring.
5.5
Voor zover [verzoeker] in hoger beroep stelt dat de gronden voor ontslag van de bewindvoerder niet aanwezig zijn, overweegt het hof als volgt. Hoger beroep strekt niet uitsluitend tot een beoordeling van de juistheid van de in eerste aanleg gegeven beslissing, maar – binnen de grenzen van de rechtsstrijd in hoger beroep – tot een nieuwe behandeling en beslissing van de zaak. Daarbij dient het hof te oordelen naar de toestand zoals die zich voordoet ten tijde van zijn beslissing. Partijen mogen in geval van veranderingen van omstandigheden in hoger beroep nieuwe feiten en omstandigheden aandragen.
[verzoeker] stelt in hoger beroep dat hij door [verweerster] ertoe is gebracht om een verzoekschrift bij de kantonrechter in te dienen. Hij heeft het inleidende verzoek gedaan in de veronderstelling dat hij op zichzelf kon gaan wonen en dat de bewindvoerder een PGB daarvoor diende aan te vragen. De wens van [verzoeker] om op zichzelf te gaan wonen was naar zijn zeggen zo groot dat hij zich door [verweerster] heeft laten overhalen om een verzoekschrift bij de kantonrechter in te dienen. Ten tijde van de procedure in eerste aanleg heeft [verzoeker] zich niet gerealiseerd dat de procedure niet noodzakelijk was om op zichzelf te gaan wonen. [verzoeker] is hierop door familie gewezen, maar pas na de uitspraak van de kantonrechter.
Aangezien [verzoeker] zich beroept op een wijziging van omstandigheden die tot een hernieuwde beoordeling zou moeten leiden, heeft [verzoeker] belang bij zijn hoger beroep. [verzoeker] kan in dit geval worden ontvangen in zijn hoger beroep.
5.6
Op grond van artikel 1:448 lid 2 BW wordt een bewindvoerder ontslag verleend hetzij op eigen verzoek hetzij wegens gewichtige redenen of omdat de bewindvoerder niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van een medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid, BW dan wel ambtshalve. In dit hoger beroep is de vraag aan de orde of er gewichtige redenen zijn om ontslag te verlenen.
5.7
Niet in geschil is dat [verzoeker] niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. [verzoeker] is gediagnostiseerd met MS, als gevolg waarvan bij hem blijvend hersenletsel is ontstaan.
5.8
Gelet op de stukken en hetgeen ter mondelinge behandeling naar voren is gekomen, was er naar het oordeel van het hof geen aanleiding om [het bewindvoeringskantoor] per 1 maart 2019 als bewindvoerder te ontslaan. Gesteld noch gebleken is dat sprake is van gewichtige redenen die het ontslag van de bewindvoerder rechtvaardigen. Niet is gebleken dat [het bewindvoeringskantoor] , die toen al geruime tijd de bewindvoerder van [verzoeker] was, zijn taken niet naar behoren uitvoerde of dat er om andere gewichtige redenen aanleiding was om een andere bewindvoerder te benoemen. Integendeel: [verzoeker] heeft onbetwist gesteld dat [het bewindvoeringskantoor] zijn belangen altijd naar behoren heeft behartigd. [verzoeker] heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling nadrukkelijk te kennen gegeven dat hij graag wil dat [het bewindvoeringskantoor] zijn bewindvoerder blijft.
Het hof is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat aan de gronden voor het ontslag van [het bewindvoeringskantoor] niet is voldaan.
5.9
Na de bestreden beschikking is in de feitelijke uitvoering van het bewind niets veranderd: [verweerster] heeft geen uitvoering gegeven aan het bewind, er is geen eindrekening en verantwoording afgelegd en [het bewindvoeringskantoor] is de taken van de bewindvoerder blijven uitvoeren.
Dat laatste is in overeenstemming met het bepaalde in artikel 1:448 lid 3 BW. Er staat derhalve niets in de weg aan de vernietiging van de bestreden beschikking, een (her)benoeming van [het bewindvoeringskantoor] als bewindvoerder is niet nodig en aanvullende aanwijzingen omtrent het afleggen van rekening en verantwoording door [verweerster] door middel van het maken van een eindafrekening evenmin.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking vernietigen. Het verzoek van [verzoeker] om [het bewindvoeringskantoor] – opnieuw - tot bewindvoerder te benoemen zal worden afgewezen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 11 februari 2019 en opnieuw beschikkende;
wijst de verzoeken van [verzoeker] bij het inleidende verzoekschrift in eerste aanleg alsnog af;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.B. de Groot, A. Smeeïng-van Hees en I.G.M.T. Weijers-van der Marck, bijgestaan door mr. A.B. de Wit als griffier, en is op 29 augustus 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.