Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de grootmoeder om omgang met haar kleindochter, [de minderjarige1]. De grootmoeder had eerder bij de rechtbank Noord-Nederland verzocht om een omgangsregeling, maar dit verzoek was afgewezen. De grootmoeder verzocht het hof om deze beslissing te vernietigen en alsnog een omgangsregeling vast te stellen. De moeder van [de minderjarige1] voerde verweer en vroeg het hof de eerdere beschikking te bekrachtigen.
Het hof heeft vastgesteld dat [de minderjarige1], geboren in 2011, onder toezicht staat van de gecertificeerde instelling (GI) en sinds 2018 in een pleeggezin verblijft. De moeder heeft het ouderlijk gezag en heeft nog twee andere kinderen. De grootmoeder heeft in het verleden een belangrijke rol gespeeld in de zorg voor [de minderjarige1], maar de relatie tussen de grootmoeder en de moeder is ernstig verstoord. Het hof oordeelde dat omgang tussen de grootmoeder en [de minderjarige1] onder de huidige omstandigheden in strijd is met de zwaarwegende belangen van het kind.
Het hof heeft overwogen dat omgang met de grootmoeder ernstige nadelen kan opleveren voor de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van [de minderjarige1]. De grootmoeder mist [de minderjarige1], maar het hof concludeert dat het in het belang van het kind is om de rust en stabiliteit in haar leven te waarborgen. De GI heeft aangegeven dat omgang op dit moment niet wenselijk is, gezien de spanningen in de familie. Het hof heeft daarom het verzoek van de grootmoeder afgewezen en de beschikking van de rechtbank bekrachtigd.