In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over het ontslag van een bewindvoerder. De rechthebbende had verzocht om ontslag van de bewindvoerder, [verzoekster], en benoeming van een opvolgend bewindvoerder, [de bewindvoerder]. De kantonrechter had eerder, op 23 januari 2019, het verzoek van de rechthebbende toegewezen en [verzoekster] ontslagen als bewindvoerder.
In hoger beroep heeft [verzoekster] drie grieven ingediend en verzocht de beschikking van de kantonrechter te vernietigen. Het hof heeft de procedure en de feiten van de zaak in overweging genomen, waaronder de vertrouwensbreuk tussen de rechthebbende en [verzoekster]. Het hof oordeelde dat er gewichtige redenen waren voor het ontslag van [verzoekster], met name het gebrek aan vertrouwen van de rechthebbende in haar functioneren als bewindvoerder. Dit gebrek aan vertrouwen had geleid tot spanningen en een stagnatie in de persoonlijke ontwikkeling van de rechthebbende, waardoor hij onvoldoende kon profiteren van de hulpverlening.
Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd en de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De beslissing benadrukt het belang van vertrouwen in de relatie tussen bewindvoerder en rechthebbende, en dat een vertrouwensbreuk kan leiden tot ontslag van de bewindvoerder, zelfs als er geen objectieve tekortkomingen in de uitvoering van de taken zijn aangetoond.