ECLI:NL:GHARL:2019:6803

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 augustus 2019
Publicatiedatum
22 augustus 2019
Zaaknummer
200.253.218
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van inboedel en honden na echtscheiding

In deze zaak gaat het om de verdeling van de inboedel en de honden na een echtscheiding tussen de vrouw en de man. Partijen zijn op [trouwdatum] gehuwd in gemeenschap van goederen. De vrouw heeft op [datum] een verzoek tot echtscheiding ingediend, dat op [datum] aan de man is betekend. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 22 oktober 2018 de echtscheiding uitgesproken en een aantal zaken van de ontbonden huwelijksgemeenschap verdeeld. De vrouw is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking, met name gericht op de verdeling van inboedelzaken en de honden. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 juli 2019 heeft de vrouw haar verzoek nader onderbouwd, waarbij zij stelde dat zij tot op heden niets uit de inboedel heeft ontvangen, behalve de kleren die zij droeg bij haar vertrek uit de echtelijke woning. De man heeft verweer gevoerd en betwist dat de vrouw recht heeft op de gevraagde inboedelzaken. Het hof heeft vastgesteld dat partijen overeenstemming hebben dat de dertien inboedelzaken die de rechtbank aan de vrouw heeft toegedeeld aan haar moeten worden afgegeven. Het hof heeft de bestreden beschikking gedeeltelijk vernietigd en bepaald dat de overige inboedelzaken aan de vrouw worden toegedeeld. Ten aanzien van de honden heeft het hof geoordeeld dat de man de honden sinds het vertrek van de vrouw heeft verzorgd en dat er geen reden is om te veronderstellen dat hij hen verwaarloost. Het verzoek van de vrouw om de honden aan haar toe te delen is afgewezen, en de honden zijn aan de man toegewezen. De beslissing van het hof is op 22 augustus 2019 uitgesproken in het openbaar.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.253.218
(zaaknummers rechtbank Midden-Nederland 451835 (echtscheiding met nevenvoorzieningen) en 456944 (verdeling))
beschikking van 22 augustus 2019
inzake
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. C.A.H. Boom te Utrecht,
en
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. J.J. Stobbe te Utrecht.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 22 oktober 2018, uitgesproken onder voormelde zaaknummers, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, ingekomen op 22 januari 2019;
- het verweerschrift.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 18 juli 2019 plaatsgevonden. De vrouw is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. De man heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn advocaat.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn op [trouwdatum] gehuwd in gemeenschap van goederen.
3.2
De vrouw heeft op [datum] een verzoek tot echtscheiding ingediend dat op [datum] aan de man is betekend. Zij heeft tevens verzocht een nevenvoorziening te treffen ten aanzien van de verdeling van een aantal tot de ontbonden huwelijksgemeenschap behorende zaken.
3.3
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank onder meer de echtscheiding uitgesproken en een aantal zaken van de ontbonden huwelijksgemeenschap verdeeld.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is in dit hoger beroep nog in geschil de verdeling van een aantal zaken van de ontbonden huwelijksgemeenschap.
4.2
De vrouw is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grieven zien op de verdeling van inboedelzaken en de honden. De vrouw verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen ten aanzien van wat de verdeling van de inboedelzaken en de honden en te bepalen dat de man aan de vrouw dien te voldoen:
  • grote TV;
  • klok op schoorsteen;
  • antieke telefoon aan de muur;
  • vloerkleed;
  • fotoboeken van de twee hondjes;
  • laatste blauwe run van hond [naam] en grote foto van deze hond;
  • senseo-apparaat;
  • grill;
  • mixer;
  • blender;
  • broodrooster;
  • sapmachine;
  • digitale fotocamera;
  • stofzuiger;
  • nieuw stoomstrijkijzer;
  • stoel;
  • grijze voetenbank;
  • kussens;
  • schilderijen;
  • grote foto van de vrouw (in slaapkamer);
  • rieten kastje;
  • stationsklok;
  • spullen in de kast;
  • nieuwe stofzuiger;
  • Delfts blauw schilderij;
  • gouden sieraden (ringen, ketting, oorbellen);
  • de twee honden van partijen.
4.4
De man voert verweer en verzoekt het hof - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het beroep in al zijn onderdelen ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De vrouw stelt met betrekking tot de verdeling van de inboedel dat zij tot op heden niets uit de inboedel heeft mogen ontvangen, behalve de kleren aan haar lijf bij haar vertrek uit de echtelijke woning. Ook de zaken die de rechtbank in de bestreden beschikking aan de vrouw heeft toegedeeld - omdat de man daarmee instemde - heeft zij nog steeds niet van de man ontvangen. De door de man in eerste aanleg overgelegde lijst met inboedelzaken die door beide partijen is ondertekend en waarop de datum 3 juli 2017 wordt vermeld, is niet in 2017 opgesteld, maar vijf jaar geleden toen de vrouw ook al wilde scheiden. Partijen hebben zich daarna weer verzoend. Vermoedelijk heeft de man de datum op de lijst geschreven.
5.2
De man heeft de toelichting van de vrouw weersproken en betwist dat de door hem overgelegde lijst al vijf jaar oud is. Met haar verklaring tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg dat de lijst is opgesteld onder druk van de familie van de man, heeft de vrouw impliciet erkend dat de lijst in 2017 is opgesteld. Volgens de man heeft de vrouw de daarop vermelde zaken in haar bezit. Verder stelt de man dat partijen geen andere inboedelzaken in eerste aanleg hebben genoemd dan hetgeen is vermeld op de lijst van de vrouw en de lijst van de man. Uitgangspunt voor een redelijke vergoeding is dat ieder ongeveer de helft van de inboedel ontvangt. De rechtbank heeft het aanbod van de man redelijk geacht en de vrouw heeft niet onderbouwd waarom de verdeling niet redelijk is.
5.3
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de vrouw haar verzoek nader onderbouwd met de stelling dat nagenoeg de volledige inboedel bij de man is gebleven na het uiteengaan van partijen. Er waren veel meer zaken, te weten: alle potten en pannen, alle meubels zoals stoelen en een bed en de gehele stoffering van de woning. Dat is allemaal bij de man achtergebleven
De advocaat van de man heeft daarop gereageerd en meegedeeld dat hij van de man heeft begrepen dat er meer is verdeeld dan de zaken die op de lijsten van partijen worden vermeld. De dertien zaken die de rechtbank met instemming van de man aan de vrouw heeft toegedeeld vormt een redelijke verdeling.
5.4
Het hof stelt vast dat partijen overeenstemming hebben dat de dertien inboedelzaken die de rechtbank aan de vrouw heeft toegedeeld aan de vrouw moeten worden afgegeven. De vrouw zal voor zover zij in hoger beroep nog toedeling verlangt van deze zaken niet-ontvankelijk worden verklaard in haar hoger beroep. Zij heeft daarbij immers geen belang, omdat de rechtbank haar verzoek op dat onderdeel al heeft toegewezen.. Tijdens een schorsing van de mondelinge behandeling in hoger beroep hebben partijen in onderling overleg afgesproken dat deze dertien zaken op 8 augustus 2019 door de man aan de vrouw zullen worden afgegeven.
5.5
Ten aanzien van de overige voorliggende dertien inboedelzaken op de lijst van de vrouw (te weten: grote TV, klok op schoorsteen, antieke telefoon aan de muur, vloerkleed, fotoboeken van de twee hondjes, laatste run van hond [naam] , mixer, blender, schilderijen, grote foto van de vrouw in de slaapkamer, spullen in de kast, nieuwe stofzuiger, Delfts blauw schilderij) zal het hof wel een beslissing geven. Het hof is van oordeel dat aannemelijk is dat de op de lijsten van partijen vermelde zaken slechts een klein deel van de gehele inboedel van partijen betreft. De man heeft onvoldoende weersproken dat de overige inboedel, waaronder alle meubels, bij hem is gebleven. Het hof zal naar billijkheid rekening houdend met de belangen van beide partijen, de overige zaken aan de vrouw toe te delen zonder nadere verrekening. De man is vanwege de vaststelling van deze verdeling gehouden deze zaken, voor zover hij die houdt, aan de vrouw af te geven binnen twee weken na de datum van deze beschikking op een door hem vooraf via zijn advocaat aan de advocaat van de vrouw kenbaar te maken plaats en tijd.
5.6
Vervolgens ligt het verzoek van de vrouw de honden [naam] en [naam] aan haar toe te delen aan het hof voor. Het hof zal ten aanzien van de honden artikel 3:185 BW toepassen (artikel 3:2a lid 2 BW). De vrouw stelt dat de rechtbank haar verzoek om de honden aan haar toe te delen ten onrechte heeft afgewezen. De honden zijn bij haar beter af, omdat de man ze verwaarloost. De man betwist dat hij de honden verwaarloost en stelt dat de vrouw dat niet kan weten. Partijen zijn beiden van mening zijn dat de honden bij elkaar moeten blijven.
Het hof zal, naar billijkheid rekening houdende met de belangen van partijen en met respect voor de honden als levende wezens, het verzoek van de vrouw om de honden beide aan haar toe te delen net als de rechtbank afwijzen. Het hof zal de honden toedelen aan de man. De man heeft weliswaar geen daartoe strekkend verzoek gedaan, maar dat is gelet op de vrijheid die de verdelingsrechter op voet van artikel 3:185 BW heeft om bij de vaststelling van de verdeling af te wijken van hetgeen partijen hebben verzocht, niet nodig. De man heeft de honden sinds het vertrek van de vrouw uit de echtelijke woning verzorgd. Niet is aannemelijk dat de man de honden heeft verwaarloosd of verwaarloost dan wel dat de vrouw meer belang heeft bij een verblijf van de honden bij haar dan de man bij een verblijf van de honden bij hem.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slagen de grieven gedeeltelijk. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, ten aanzien van de verdeling van de inboedel vernietigen en (aanvullend) vaststellen dat alle op de lijst van de vrouw vermelde zaken aan haar worden toegedeeld. De beslissing van de rechtbank tot afwijzing van het verzoek van de vrouw de honden aan haar toe te delen zal het hof bekrachtigen en aanvullend bepalen dat de honden aan de man worden toegedeeld.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar hoger beroep voor zover zij daarin andermaal toedeling verlangt van zaken die de rechtbank reeds aan haar heeft toegedeeld;
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 22 oktober 2019, voor zover daarin haar verzoeken om toedeling van inboedelzaken is afgewezen;
beschikt in zoverre opnieuw;
deelt toe aan de vrouw, zonder nadere verrekening:
  • grote TV;
  • klok op schoorsteen;
  • antieke telefoon aan de muur;
  • vloerkleed;
  • fotoboeken van de twee hondjes;
  • laatste blauwe run van hond [naam] en grote foto van deze hond;
  • senseo-apparaat;
  • grill;
  • mixer;
  • blender;
  • broodrooster;
  • sapmachine;
  • digitale fotocamera;
  • stofzuiger;
  • nieuw stoomstrijkijzer;
  • stoel;
  • grijze voetenbank;
  • kussens;
  • schilderijen;
  • grote foto van de vrouw (in slaapkamer) voor zover nog aanwezig;
  • rieten kastje;
  • stationsklok;
  • spullen in de kast;
  • nieuwe stofzuiger;
  • Delfts blauw schilderij;
  • gouden sieraden (ringen, ketting, oorbellen);
veroordeelt de man om de inboedelzaken binnen 14 dagen na heden aan de vrouw af te geven op een vooraf door hem via zijn advocaat aan de advocaat van de vrouw kenbaar gemaakte plaats en tijd;
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van
22 oktober 2019, ten aanzien van de afwijzing van het verzoek van de vrouw de honden aan haar toe te delen;
deelt deze honden toe aan de man;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H. Lieber, R. Feunekes en C.M. Schönhagen, bijgestaan door de griffier, en is op 22 augustus 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.