Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
heffingsambtenaarvan belastingcentrum
Tribuut(hierna: de heffingsambtenaar)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende, [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 23 januari 2018, waarin de waarde van zijn woning werd vastgesteld op € 276.000. De heffingsambtenaar had deze waarde vastgesteld op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) per waardepeildatum 1 januari 2016. De rechtbank had het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de waarde verlaagd naar € 263.000. Belanghebbende was het niet eens met de uitspraak van de rechtbank en heeft hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 21 december 2018 heeft het Hof de argumenten van beide partijen gehoord. Belanghebbende stelde dat de waarde van de woning op € 263.000 moest worden vastgesteld, terwijl de heffingsambtenaar de waarde handhaafde op € 276.000. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs had geleverd voor de vastgestelde waarde, onder andere door te verwijzen naar de verbeteringen die na de oplevering van de woning waren aangebracht. Het Hof concludeerde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de waarde van € 276.000 niet te hoog was. Het beroep op het vertrouwensbeginsel van belanghebbende werd afgewezen, omdat de e-mailcorrespondentie niet voldoende steun bood voor zijn standpunt. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegewezen.