Uitspraak
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling tussen een moeder en haar minderjarige dochter. De moeder, die het gezag over haar dochter uitoefent, verzocht het hof om haar dochter te horen en om de omgangsregeling te wijzigen. De moeder stelde dat haar dochter, die op dat moment negen jaar oud was, een duidelijke eigen mening had en bij haar wilde wonen. Het hof heeft echter besloten om het verzoek van de moeder om haar dochter te horen af te wijzen. Het hof oordeelde dat het horen van een kind van deze leeftijd belastend zou zijn en niet in het belang van het kind. De moeder had eerder al verzocht om een wijziging van de omgangsregeling, maar de kinderrechter had dit verzoek afgewezen. De GI (gecertificeerde instelling) had een omgangsregeling vastgesteld waarbij de dochter om de week op zaterdag bij de moeder en haar partner was. Het hof oordeelde dat de huidige situatie van de minderjarige instabiel was en dat het in haar belang was om de omgangsregeling zoals vastgesteld door de GI te handhaven. Het hof bekrachtigde de beschikking van de kinderrechter en wees de verzoeken van de moeder af. De beslissing benadrukt het belang van stabiliteit en continuïteit in de opvoeding van de minderjarige, en dat de betrokken professionals zorgvuldig de mogelijkheden voor omgang afwegen.