Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats van een minderjarig kind. De moeder had verzocht om de hoofdverblijfplaats van haar kind bij haar vast te stellen, nadat de rechtbank Gelderland dit verzoek eerder had afgewezen. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. E. Ramakers, was in persoon verschenen tijdens de mondelinge behandeling op 18 juli 2019, terwijl de vader niet aanwezig was. De raad voor de kinderbescherming en de gezinsvoogd van de gecertificeerde instelling (GI) waren ook aanwezig.
Het hof heeft in zijn overwegingen gekeken naar de opvoedingssituatie van het kind, dat sinds zijn geboorte bij de grootmoeder van vaderszijde woont. De raad concludeerde dat het kind het beste af zou zijn bij de grootmoeder, maar dat er ook mogelijkheden voor de ouders moesten worden onderzocht. De vader had zijn leven verbeterd, maar het hof was van mening dat hij niet in staat was om de opvoeding van het kind op zich te nemen. De moeder had ook haar twijfels over de geschiktheid van de vader als opvoeder.
Uiteindelijk heeft het hof besloten dat de hoofdverblijfplaats van het kind bij de moeder moet worden vastgesteld, omdat er geen ernstige beletselen waren om dit niet te doen. De beslissing van de rechtbank Gelderland werd vernietigd en het verzoek van de moeder werd toegewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft het meer of anders verzochte afgewezen.