ECLI:NL:GHARL:2019:6686

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 augustus 2019
Publicatiedatum
19 augustus 2019
Zaaknummer
21-001187-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal van een lokfiets met verwerping van het verweer over de inzet van de lokfiets

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor de diefstal van een fiets en had hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld na terugwijzing door de Hoge Raad, die het eerdere arrest van het hof had vernietigd. De verdachte had op 13 juni 2015 een lokfiets gestolen die door de politie was geplaatst in een fietsenstalling bij een treinstation. De verdediging voerde aan dat de inzet van de lokfiets onrechtmatig was en dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vervolging. Het hof oordeelde echter dat de inzet van de lokfiets niet ongeoorloofd was en dat de verdachte niet was gebracht tot andere handelingen dan waarop zijn opzet reeds was gericht. Het hof verklaarde het Openbaar Ministerie ontvankelijk in de vervolging en oordeelde dat de verdachte de diefstal had gepleegd. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 300,- of 6 dagen hechtenis, te betalen in termijnen van € 50,-.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001187-19
Uitspraak d.d.: 19 augustus 2019
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen - na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 12 februari 2019 - op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 18 september 2015 met parketnummer 16‑115207‑15 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
wonende te [adres] .

Procesgang

De politierechter heeft de verdachte bij vonnis van 18 september 2015 ter zake van de tenlastegelegde diefstal van een fiets veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week met een proeftijd van 2 jaren en een geldboete ter hoogte van € 300,-, subsidiair 6 dagen hechtenis, te betalen in 6 maandelijkse termijnen van € 50,-.
Namens de verdachte is op 18 september 2015 tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, heeft bij arrest van 21 april 2017 het vonnis waarvan beroep vernietigd en het Openbaar Ministerie niet‑ontvankelijk verklaard in de strafvervolging.
Door het Openbaar Ministerie is tegen het arrest van het gerechtshof beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden (verder: Hoge Raad) heeft bij arrest van 12 februari 2019, nr. S 17/04396, het bestreden arrest van het gerechtshof vernietigd en de zaak teruggewezen naar dit hof opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is - na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad - gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 5 augustus 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van de verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week met een proeftijd van 2 jaren en een geldboete ter hoogte van € 300,-, subsidiair 6 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsvrouw, mr. D.G. Nagel, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal - met inachtneming van het arrest van de Hoge Raad - het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het vonnis niet voldoet aan de wettelijke eis dat het proces-verbaal van de zitting, naast de uitwerking van de aantekening mondeling vonnis, tevens een uitwerking van de gehanteerde bewijsmiddelen dient te bevatten. Aldus leent dat vonnis zich niet voor bevestiging. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 juni 2015 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [district] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging

Door de raadsvrouw van verdachte is primair bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de strafvervolging. Daartoe heeft zij - kort gezegd - aangevoerd dat verdachte door de politie is uitgelokt tot het stelen van de fiets door de wijze waarop de lokfiets is ingezet en het inzetten van de lokfiets niet proportioneel en subsidiair was.
Het hof overweegt met betrekking tot dit verweer als volgt.
De politie heeft in overleg en met toestemming van de officier van justitie, verkregen op 2 juni 2015, op 13 juni 2015 een lokfiets gestald in de fietsenstalling van station [station] in [plaats] . De inzet van de lokfiets is gebeurd in het kader van een plan van aanpak om het aantal fietsendiefstallen (ongeveer 80 per jaar) in [plaats] , die met name plaatsvinden rondom het centrum van [plaats] en de treinstations, terug te dringen. De lokfiets betrof een witte Batavus damesfiets waarvan de politie het ringslot wel heeft afgesloten maar de sleutel in het slot heeft laten zitten. Op de foto's die zich in het dossier bevinden is te zien dat de lokfiets tussen andere fietsen in de stalling is geplaatst. De lokfiets is niet met het voorwiel in het fietsenrek geplaatst, maar staat op de standaard, zodat de fiets een klein stukje - circa 10 tot 20 cm - aan de achterzijde uitsteekt ten opzichte van de andere fietsen. Aan de linkerzijde van de lokfiets zijn één of twee lege plekken. Aan de rechterzijde staat direct naast de lokfiets een andere fiets gestald. Verder is het merendeel van de fietsen in de stalling donker van kleur. Er staan echter ook enkele andere lichter gekleurde fietsen in de stalling.
Het hof stelt voorop dat het inzetten van een zogenaamde lokfiets door de politie om fietsendieven op heterdaad te kunnen betrappen op zichzelf niet ongeoorloofd is, zoals blijkt uit de rechtspraak van de Hoge Raad. Uit deze rechtspraak volgt ook dat de inzet van een lokfiets aanvaardbaar is als de verdachte niet is gebracht tot andere handelingen dan die waarop zijn opzet reeds was gericht en door het plaatsen van de lokfiets de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit niet zijn geschonden.
Het hof stelt vast dat in onderhavig geval de lokfiets is geplaatst op een plaats en op een wijze die volledig strookt met de gebruikelijke gang van zaken in het maatschappelijk verkeer met betrekking tot het stallen van een fiets. De fiets stond immers tussen andere fietsen in een fietsenstalling bij een treinstation. Dat de fiets een lichtere kleur had dan het merendeel van de omringende fietsen, de sleutel nog in het slot zat, er twee lege plekken naast de lokfiets waren (aan de zijde waar de sleutel in het slot zat zodat deze goed zichtbaar was) en de fiets op de standaard stond en daardoor een klein stukje uitstak, doet daaraan niet af, nu dit omstandigheden zijn die niet ongebruikelijk zijn in het maatschappelijk verkeer. Door het plaatsen van de lokfiets is de situatie ter plaatse niet wezenlijk veranderd. De politie heeft door het plaatsen van de lokfiets verdachte wellicht de gelegenheid geboden om de fiets te stelen, maar dit brengt niet mee dat verdachte een misdrijf heeft gepleegd waarop zijn opzet niet van te voren was gericht.
Voorts is voldaan aan het beginsel van proportionaliteit, gelet op de motivering van de politie met betrekking tot de inzet van de lokfiets op deze plek, te weten dat er op jaarbasis ongeveer 80 fietsen worden gestolen in [plaats] , met name rondom het centrum en bij stations. Ook is voldaan aan het beginsel van subsidiariteit, nu het inzetten van een lokfiets een effectief middel is bij het terugdringen van fietsendiefstallen.
Gelet op het voorgaande faalt het verweer van de raadsvrouw. Het hof verklaart het Openbaar Ministerie ontvankelijk in de vervolging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

De raadsvrouw heeft subsidiair bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken nu bij hem niet het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening bestond.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij bij station [station] in [plaats] was omdat hij de trein wilde nemen om naar de [bedrijf] in [plaats] te gaan. Hij zag de witte fiets met de sleutel erin. Hij maakte het slot open en pakte de fiets. Verdachte heeft verklaard dat hij de fiets naar het politiebureau wilde brengen. Verdachte heeft de fiets vervolgens naar een bekende in de [wijk] gebracht omdat het hem geld zou kosten als hij de fiets mee zou nemen in de trein. Verdachte was vervolgens naar eigen zeggen van plan om naar het politiebureau in de stad te gaan om daar zijn telefoonnummer achter te laten zodat bekend zou zijn waar de fiets was.
Het hof verwerpt het verweer.
Door de fiets van het slot te halen, uit de stalling te halen en daarmee weg te fietsen heeft verdachte handelingen gepleegd die naar hun uiterlijke verschijningsvorm diefstal opleveren. Verdachte heeft als heer en meester over andermans fiets beschikt, uit welk gedrag zijn oogmerk op toe-eigening is gebleken. De verklaring van verdachte dat hij de fiets heeft meegenomen omdat hij deze naar de politie wilde brengen, acht het hof onaannemelijk, gelet op de alternatieve keuzes die verdachte had als hij de politie op de hoogte wilde brengen van de fiets met de sleutel nog in het slot. Zo had verdachte alleen de sleutel van de fiets mee kunnen nemen en die naar de politie kunnen brengen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 juni 2015 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets toebehorende aan [district] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte en zijn draagkracht, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 13 juni 2015 een fiets gestolen. Door het plegen van dit feit heeft hij inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van een ander. Bovendien is fietsendiefstal voor de bestolene zeer hinderlijk.
Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 juli 2019 blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Voorts blijkt daaruit dat verdachte recent niet meer met politie en justitie in aanraking is geweest.
Gelet op het voorgaande, mede gelet op de ouderdom van het feit, is het hof van oordeel dat een geldboete van € 300,-, subsidiair 6 dagen hechtenis, te betalen in 6 maandelijkse termijnen van € 50,-, een passende bestraffing is. Het hof ziet geen aanleiding om daarnaast, zoals door de advocaat-generaal gevorderd, een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Het hof ziet anderzijds ook geen aanleiding om het feit af te doen met een schuldigverklaring zonder toepassing van straf, zoals is bepleit door de raadsvrouw. De ernst van het feit en verdachtes strafblad staan daaraan in dit geval in de weg.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24a, 24c en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 300,00 (driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
6 (zes) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de
geldboetemag worden voldaan in
6 (zes) termijnenvan
1 maand, elke termijn groot
€ 50,00 (vijftig euro).
Aldus gewezen door
mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. R.R.H. Laurens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.M. Nicolai, griffier,
en op 19 augustus 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. R.R.H. Laurens is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.