In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 augustus 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 11 juli 2018. De zaak betreft de waardevaststelling van een woning en garage, en de daaropvolgende aanslagen voor afvalstoffenheffing, rioolheffing en onroerende-zaakbelasting (OZB). De heffingsambtenaar had de waarde van de woning vastgesteld op € 142.000 en de garage op € 15.000, beide per waardepeildatum 1 januari 2016. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststellingen en de aanslagen, maar de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 6 juni 2019 is belanghebbende niet verschenen, ondanks een tijdig verzonden uitnodiging. Hij heeft wel een wrakingsverzoek ingediend, dat door de wrakingskamer is afgewezen. Het Hof heeft geoordeeld dat er geen sprake is van schending van het fundamentele recht op een onafhankelijke rechter. Het Hof heeft de eerdere beslissingen van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat de waardevaststellingen en aanslagen terecht zijn opgelegd. Ook het verzoek van belanghebbende om schadevergoeding van € 100.000 is afgewezen, omdat er geen onrechtmatig besluit of handeling is vastgesteld.
Het Hof heeft verder geoordeeld dat belanghebbende kennelijk onredelijk gebruik heeft gemaakt van procesrecht, wat heeft geleid tot een proceskostenveroordeling voor de reiskosten van de heffingsambtenaar tot een bedrag van € 20. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken in cassatie te gaan tegen deze beslissing.