ECLI:NL:GHARL:2019:662

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 januari 2019
Publicatiedatum
28 januari 2019
Zaaknummer
21-005821-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en herbeoordeling van ontuchtpleging door huisarts met patiënt

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte, een huisarts, was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van één dag en een taakstraf van 100 uren wegens ontuchtige handelingen met een patiënte. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de zaak opnieuw beoordeeld. De verdachte heeft ontucht gepleegd met de patiënte, die zich in een kwetsbare positie bevond. Het hof heeft de verklaringen van de aangeefster en de verdachte zorgvuldig gewogen. De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte haar heeft aangerand en verkracht, maar het hof heeft twijfels over de geloofwaardigheid van haar verklaringen. De verdachte heeft weliswaar ontuchtige handelingen erkend, maar ontkent het binnendringen in de vagina. Het hof heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is voor de zwaarste beschuldigingen en heeft de verdachte vrijgesproken van het binnendringen. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één dag en een taakstraf van 80 uren, wat lager is dan de eerdere straf van de rechtbank. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005821-17
Uitspraak d.d.: 25 januari 2019
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van 19 oktober 2017 met parketnummer 08-770088-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1954,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 11 januari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met aftrek van de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. H.G.E. Klatter, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

In eerste aanleg is verdachte – kort gezegd en zakelijk weergegeven – veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één dag, met aftrek van de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht, en een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, wegens ontucht plegen met [aangeefster] die zich als patiënte aan verdachtes hulp en zorg als haar huisarts had toevertrouwd.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging komt en zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 06 november 2016 te [plaats] , terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [aangeefster] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, door:
- het (al dan niet) met een of meer vinger(s) binnendringen van de vagina van die [aangeefster] , althans het houden van en/of wrijven met een of meer vingers tussen de schaamlippen van die [aangeefster] en/of
- het met een/de hand(en) en/of vinger(s) betasten/aanraken van en/of wrijven over en/of voelen aan de borsten en vagina van die [aangeefster] en/of
- het kussen van de borsten en/of vagina van die [aangeefster] .
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft – met verwijzing naar de appelschriftuur van de officier van justitie – gerekwireerd tot een volledige bewezenverklaring van het tenlastegelegde en dus ook tot een bewezenverklaring van “het (al dan niet) met een of meer vinger(s) binnendringen van de vagina van die [aangeefster] ”. De advocaat-generaal stelt dat aangeefster consistent is in haar verklaringen voor wat betreft het binnendringen in de vagina en dat hiervoor voldoende steunbewijs is.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het “het (al dan niet) met een of meer vinger(s) binnendringen van de vagina van die [aangeefster] ”. Zij heeft daartoe – kort gezegd – aangevoerd dat verdachte van meet af aan openheid van zaken heeft gegeven en zichzelf heeft belast, maar deze handeling consequent en nadrukkelijk ontkent. De raadsvrouw stelt dat er enkel wettig en overtuigend bewijs is voor het ten laste gelegde betasten, aanraken, wrijven en voelen aan de borsten en vagina en voor het kussen van de vagina van [aangeefster] .
Oordeel hof
Verdachte heeft een grotendeels bekennende verklaring afgelegd over hetgeen hem is tenlastegelegd. Hij heeft bekend dat hij op 6 november 2016 te [plaats] [aangeefster] over haar borsten, buik en vagina heeft gestreeld en haar vagina heeft gekust. Hij betwist echter het binnendringen met zijn vingers in de vagina.
Gelet op het feit dat verdachte van meet af aan openheid van zaken heeft gegeven, waarbij hij het binnendringen steeds consequent en nadrukkelijk heeft ontkend, heeft het hof niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte “het (al dan niet) met een of meer vinger(s) binnendringen van de vagina van die [aangeefster] , althans het houden van en/of wrijven met een of meer vingers tussen de schaamlippen van die [aangeefster] ” heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks06 november 2016 te [plaats] , terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg
en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [aangeefster] , die zich als patiënt
en/of cliëntaan verdachtes hulp en
/ofzorg had toevertrouwd, door:
- het (al dan niet) met een of meer vinger(s) binnendringen van de vagina van die [aangeefster] , althans het houden van en/of wrijven met een of meer vingers tussen de schaamlippen van die [aangeefster] en/of
- het met een
/dehand
(en)en/of vinger(s) betasten/aanraken van en/of wrijven over en/of voelen aan de borsten en vagina van die [aangeefster] en/of
- het kussen van de
borsten en/ofvagina van die [aangeefster] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
als degene die werkzaam is in de gezondheidszorg, ontucht plegen met iemand die zich als patiënt aan zijn hulp en zorg heeft toevertrouwd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met [aangeefster] terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg in de hoedanigheid van haar huisarts. [aangeefster] is een kwetsbare vrouw met een voor de verdachte door zijn relatie met haar als haar huisarts, kenbare problematiek. Verdachte heeft in zijn hoedanigheid als huisarts van [aangeefster] de grenzen overschreden en door zijn handelen een inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van aangeefster.
Het hof heeft in de verklaringen van aangeefster [aangeefster] wel een aantal ongerijmdheden geconstateerd, die maken dat het hof twijfelt aan de volledige juistheid van haar verklaringen. Het hof zal deze ongerijmdheden hierna expliciet bespreken, omdat deze door aangeefster gestelde feiten en omstandigheden betreffen die, indien van de juistheid en aannemelijkheid daarvan zou moeten worden uitgegaan, in strafbepalende zin – waaronder de keuze voor een bepaalde strafmodaliteit – zeker van belang zouden zijn.
De mate van het alcoholgebruik
In haar aangifte verklaart aangeefster dat zij bijna een hele fles Passoa heeft opgedronken voordat verdachte haar bezocht (pagina 29). In haar slachtofferverklaring herhaalt aangeefster dit en stelt zij dat zij de fles Passoa heeft leeg gedronken in combinatie met Seroxat en met Seroquel. Zij was – volgens de inhoud van haar slachtofferverklaring – helemaal van de wereld.
Haar vader heeft echter verklaard dat de fles Passoa al eerder in de keuken van aangeefster stond. Zijn zoon had de fles meegenomen en daarvan gedronken. Hij had de fles, met nog een beetje er in, op het aanrecht laten staan (pagina 114).
Verdachte verklaart dat hij gezien het gedrag van aangeefster niet het idee had dat ze veel alcohol gedronken had. Verdachte verklaart dat aangeefster normaal bewoog en praatte. Hij rook geen alcohol en heeft dat later ook niet geproefd (pagina 134).
Aangeefster heeft verder verklaard dat zij toen verdachte bij haar was zes of zeven keer heeft overgegeven (pagina 31). Zij heeft telkens overgegeven in de WC en ging daarna steeds weer terug in bed. Aangeefster verklaart dat verdachte steeds naast haar stond bij het toilet zodat zij niet weg kon (pagina 32). In haar slachtofferverklaring beschrijft aangeefster dat verdachte, terwijl zij overgaf, zijn tong meerdere malen in haar mond stak.
Verdachte verklaart daarentegen dat aangeefster op een gegeven moment zei ze dat ze moest overgeven. Ze is toen naar het toilet gegaan en verdachte hoorde boergeluiden (pagina 132). Verdachte verklaart dat aangeefster slechts één keer naar het toilet is gegaan en dat zij toen – volgens hem – de suggestie wekte dat zij gebraakt had (pagina 139). Hij stelt dat hij niet geproefd heeft dat aangeefster had overgegeven (pagina 139).
Het hof wijst in dit verband voorts op de WhatsApp-berichten die aangeefster aan [getuige] stuurde vlak voordat verdachte bij haar kwam (pagina 78):
  • Fles passaos opgezoppwb(tijd 18:40:57);
  • Ga omaachtwma(tijd 18:41:09);
  • Schat(tijd 18:45:28);
  • Flrs pazxo o(tijd 18:45:39);
  • Fles passio opgezepm(tijd 18:58:29).
Hierbij valt op dat, nadat verdachte vertrokken was, aangeefster een WhatsApp-bericht in goed leesbaar en foutloos Nederlands heeft verstuurd aan [getuige] : “
Het spijt me lieve [naam] . Ik zal nooit meer een druppel alcohol drinken.”(tijd 23:42:00).
Gelet op het voorgaande twijfelt het hof sterk aan de mate van het alcoholgebruik van aangeefster en de verklaring van aangeefster hierover. Het hof merkt daarbij op dat aangeefster in het WhatsApp-bericht dat zij heeft verstuurd kort nadat verdachte weg was geen enkele melding maakt van hetgeen haar zojuist was overkomen.
De feitelijke handelingen op 6 november 2016
In haar aangifte geeft aangeefster aan dat zij verdachte op 6 november 2016 met een Sms-bericht uitgenodigd heeft om koffie bij haar te komen drinken (pagina 28). Verdachte bevestigt dit en verklaart dat dit om ongeveer 17.00 uur was. Verdachte berichtte dat hij rond 19.00 uur bij haar zou komen. Verdachte heeft verklaard dat hij ongeveer om 19.00 uur (korte tijd na de App-berichten van aangeefster aan de getuige [getuige] over de alcoholconsumptie) bij de woning van aangeefster arriveerde en om ongeveer 22.00 uur de woning heeft verlaten. Op een gegeven moment legde aangeefster haar hand op zijn been en vroeg hem of hij haar rug kon masseren (pagina 132). Verdachte verklaart dat aangeefster na het masseren naar het toilet is geweest en vervolgens in bed ging liggen. Aangeefster vroeg toen: “Kom je bij mij liggen, dan kun je mij opwarmen”, waarop verdachte bij haar is gaan liggen (pagina 135). Verdachte streelde de handen en het gezicht van aangeefster en ze hebben gezoend. Op enig moment heeft verdachte aangeefster toen ook op andere plekken gestreeld. Volgens verdachte heeft aangeefster niet geprotesteerd en niets tegen gehouden (pagina 137). Ter zitting van het hof heeft verdachte desgevraagd verklaard dat hij ook niet merkte dat zij het prettig vond. Wanneer verdachte vervolgens zegt dat hij naar huis moet reageert aangeefster door te zeggen dat hij nog wel even kan blijven (pagina 138).
Aangeefster heeft echter anders verklaard en gezegd dat toen verdachte over haar borsten wreef zij “kei en keihard” heeft gehuild. Zij heeft overgegeven, zes of zeven keer, maar verdachte ging gewoon door, drie uur lang (pagina 31). Op de vraag hoe verdachte kon weten dat aangeefster niet wilde zegt aangeefster: “Ik begon direct met huilen. Ik heb ook overgegeven.” (pagina 32). In een aanvullende e-mail verklaart aangeefster dat zij helemaal in paniek raakte toen verdachte haar begon te zoenen en heel hard begon te huilen (pagina 41). In haar laatste slachtofferverklaring schrijft zij vervolgens dat zij zes jaren lang bijna dagelijks seksueel misbruikt en verkracht is door verdachte. Tijdens de laatste verkrachting is zij drie uren lang seksueel misbruikt, zij heeft toen gehuild en meerdere keren overgegeven. Zij verklaart dat zij helemaal van de wereld was en niets anders kon doen dan huilen en overgeven.
Het hof overweegt dat de verklaring van aangeefster op alle genoemde punten niet overeenkomt met de verklaring van verdachte. Het hof acht de verklaringen van verdachte oprecht en consistent en ziet geen aanleiding om aan de inhoud van zijn bekennende verklaringen over de gebeurtenissen op 6 november 2016 te twijfelen.
Daartegenover staat de verklaring van aangeefster dat verdachte haar drie uur lang heeft aangerand en zelfs verkracht, een verklaring die geen enkele steun vindt in het dossier. De zeer ernstige beschuldiging van aangeefster in haar slachtofferverklaring dat zij zes jaren lang bijna dagelijks seksueel is misbruikt en verkracht door verdachte schuift het hof daarom als ongeloofwaardig terzijde.
Dat verdachte de grenzen van het toelaatbare op ernstige wijze heeft overschreden – zoals hij op schuldbewuste wijze ook in hoger beroep heeft erkend – staat onmiskenbaar vast, maar niet op de wijze zoals aangeefster in haar verklaringen – waaronder de laatste slachtofferverklaring – wil doen geloven.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft het hof gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 december 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Het hof heeft tevens gelet op het reclasseringsrapport van 25 september 2017 waaruit blijkt dat het recidiverisico wordt ingeschat als laag. Er is geen contact meer tussen verdachte en aangeefster en verdachte realiseert zich dat hij een onjuiste keuze heeft gemaakt en keurt zijn gedrag ten zeerste af. Voorts neemt het hof in aanmerking dat verdachte naar aanleiding van het tenlastegelegde zijn werk als huisarts per direct heeft neergelegd, hij een tuchtrechtelijke maatregel opgelegd heeft gekregen en dat hij een substantiële schadevergoeding heeft betaald aan aangeefster, waarbij het initiatief daartoe van verdachte is uitgegaan.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, en gelet op de specifieke context waarin het tenlastegelegde is gepleegd, is het hof van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur – zoals geëist door de advocaat-generaal – in dit geval niet passend en geboden is.
Alles afwegende komt het hof tot een gevangenisstraf voor de duur van één dag en een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis. Het hof komt hiermee tot een lagere straf dan de rechtbank, nu het hof verdachte vrijspreekt van een essentieel onderdeel van de tenlastelegging te weten: “het (al dan niet) met een of meer vinger(s) binnendringen van de vagina van die [aangeefster] , althans het houden van en/of wrijven met een of meer vingers tussen de schaamlippen van die [aangeefster] ”.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) dag.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. A.J. Smit, voorzitter,
mr. B.J.J. Melssen en mr. H. Heins, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I. Vugs, griffier,
en op 25 januari 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 25 januari 2019.
Tegenwoordig:
mr. A.J. Smit, voorzitter,
mr. W.C.J. Stienen, advocaat-generaal,
mr. W.D. de Boer, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.