ECLI:NL:GHARL:2019:6600

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 augustus 2019
Publicatiedatum
15 augustus 2019
Zaaknummer
21-004694-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van bedreiging in ziekenhuiscontext

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder vrijgesproken van bedreiging van een medewerker van de spoedeisende hulp in een ziekenhuis. De zaak kwam voort uit een incident op 8 juli 2017, waarbij de verdachte, die met zijn moeder naar de spoedeisende hulp was gegaan, in een verhitte discussie raakte met verpleegkundigen. Tijdens deze discussie zou de verdachte dreigende woorden hebben geuit, waaronder de uitspraak dat hij hen zou 'opruimen' als er iets met zijn moeder zou gebeuren.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig onderzocht, inclusief camerabeelden en getuigenverklaringen. Het hof concludeerde dat de uitlatingen van de verdachte, hoewel mogelijk als bedreigend te interpreteren, in de gegeven context niet voldoende waren om bij de aangever de redelijke vrees te doen ontstaan dat hij het leven zou verliezen of zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Ook de feitelijke handeling van het met de auto inrijden op de aangever werd niet als zodanig bedreigend beoordeeld.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Wel merkte het hof op dat het gedrag van de verdachte laakbaar was, gezien de rol van hulpverleners en het belang van respectvolle omgang met hen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor hulpverleners om hun werk zonder agressie of belediging te kunnen uitvoeren.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004694-17
Uitspraak d.d.: 19 augustus 2019
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 15 augustus 2017 met parketnummer 16-126198-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 5 augustus 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. S.J. van Galen, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 8 juli 2017 te [plaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door opzettelijk:
- tegen die [slachtoffer] de woorden "Ik kom jullie opzoeken" en/of "Als er iets met mijn moeder is, zal ik terug komen en jullie allemaal opruimen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, te zeggen en/of
- als bestuurder van een auto met die auto (al dan niet met vol gas, althans met verhoogde en/of accelererende snelheid) inrijden op die [slachtoffer] en/of
- ( vervolgens) vlak voor die [slachtoffer] , althans dichtbij, (pas) te stoppen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

De advocaat-generaal heeft betoogd dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Door de verdediging is vrijspraak bepleit.
Het hof stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen en/of zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte kwam op 8 juli 2017 met zijn moeder in het ziekenhuis [ziekenhuis] in [plaats] aan de balie bij de spoedeisende hulp omdat zijn moeder zich bij het koken in haar hand had gesneden. Verdachte heeft verklaard dat zijn moeder lijdt aan de ziekte sclerodermie en dat als gevolg daarvan wonden zeer moeilijk helen. Hij is daarom direct met zijn moeder naar de spoedeisende hulp gereden. Ter zitting van het hof heeft verdachte verklaard dat hij niet beter wist dan dat hij in een dergelijke situatie met zijn moeder naar de spoedeisende hulp moest.
Verpleegkundigen van de spoedeisende hulp hebben verdachte bij de balie te woord gestaan. Zij hebben aangeven dat verdachte en zijn moeder niet bij de spoedeisende hulp moesten zijn, maar bij de huisartsenpost, kennelijk met als reden dat verdachtes moeder anders haar eigen risico zou moeten betalen. Uit de verklaringen van aangever [slachtoffer] , getuige [getuige] , verdachtes eigen verklaring en de camerabeelden die zich in het dossier bevinden, blijkt dat er vervolgens een discussie is ontstaan tussen verdachte en de verpleegkundigen van de spoedeisende hulp. Ook [slachtoffer] , beveiliger, was daarbij aanwezig. Niet ter discussie staat dat verdachte tijdens die discussie erg boos is geworden. Uit de beelden blijkt dat de woede van verdachte zich richtte op de verpleegkundigen. Te zien is dat verdachte veel wijzende gebaren maakt in hun richting. Volgens verdachte was dit omdat ze zijn moeder niet wilden helpen en zich beledigend en denigrerend richting verdachte en zijn moeder hebben uitgelaten. Verdachte heeft erkend dat hij de verpleegkundigen heeft uitgescholden.
[slachtoffer] heeft in zijn aangifte verklaard dat verdachte op een gegeven moment heeft geroepen dat als er wat met zijn moeder zou gebeuren, hij hen zou komen opzoeken en hen allemaal zou opruimen. Getuige [getuige] heeft verklaard dat verdachte zei: "Als er iets met mijn moeder is, zal ik terug komen en jullie allemaal opruimen." Vervolgens blijkt uit de verklaringen en de camerabeelden dat verdachte naar buiten is gegaan, in zijn auto is gestapt, op de toegangsdeuren van het ziekenhuis is afgereden en in nabijheid van die deuren tot stilstand is gekomen. [slachtoffer] stond op dat moment tussen de toegangsdeuren, stapte achteruit, waarna de deuren zich begonnen te sluiten.
Verdachte ontkent dat hij het woord "opruimen" heeft gebezigd. Wel heeft hij gezegd dat de medewerkers van het ziekenhuis verantwoordelijk zouden zijn als er iets met zijn moeder zou gebeuren. Ook ontkent verdachte dat hij hard op [slachtoffer] is afgereden. Verdachte wilde het [slachtoffer] gemakkelijk maken om zijn kenteken te noteren. Om die reden reed hij met zijn auto in de richting van [slachtoffer] , aldus verdachte.
Of verdachte de betreffende woorden zoals ten laste gelegd heeft gebezigd, kan in het midden blijven gelet op het volgende.
Hoewel de bewoordingen "Ik zal jullie allemaal opruimen" op zichzelf geschikt zijn om een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht te kunnen opleveren, is het hof van oordeel, dat die uitlating, gelet op de gegeven omstandigheden, bezien in de context waarin de uitlating is gedaan en mede gelet op het voorwaardelijke karakter van de uitlating ("
Alser iets met mijn moeder is, (
dan) zal ik terug komen en jullie allemaal opruimen" (cursivering en invoeging hof), niet van dien aard is dat bij [slachtoffer] in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen.
Het hof is voorts van oordeel dat de tenlastegelegde feitelijke gedraging van verdachte, te weten het met zijn auto inrijden op [slachtoffer] en vervolgens vlak voor die [slachtoffer] stoppen, niet van dien aard is geweest dat bij [slachtoffer] de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou verliezen dan wel zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen, ook niet in samenhang met de eerder door verdachte gedane uitlating. Hiertoe overweegt het hof dat uit de camerabeelden blijkt dat [slachtoffer] , op het moment dat verdachte komt aanrijden en remt, rustig een stapje achteruit doet, dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte vol gas of met hoge snelheid reed en dat het aannemelijk is dat de auto van verdachte doorgleed door de deurmat die voor de ingang van het ziekenhuis lag.
Het hof is voorts van oordeel dat niet is komen vast te staan, gelet op hetgeen verdachte daar zelf over heeft verklaard, dat de verdachte opzet heeft gehad op het ontstaan van de vrees bij [slachtoffer] dat hij het leven zou kunnen verliezen en/of zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen.
Het bovenstaande leidt ertoe dat het tenlastegelegde niet is bewezen en dat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Het hof merkt ten overvloede het volgende op.
Verdachte heeft zich weliswaar niet schuldig gemaakt aan strafbare bedreiging, maar hij heeft zich wel laakbaar gedragen jegens de medewerkers van het ziekenhuis. Hulpverleners, waaronder medewerkers bij de spoedeisende hulp in het ziekenhuis, dienen onbelemmerd en zonder dat zij agressief worden bejegend of worden beledigd hun werk, dat erop is gericht om anderen te helpen, te kunnen uitvoeren. Het gedrag van verdachte getuigt van een gebrek aan respect jegens die verpleegkundigen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. R.R.H. Laurens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.M. Nicolai, griffier,
en op 19 augustus 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. R.R.H. Laurens is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.