Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het procesverloop
2.De vaststaande feiten
ZandtaanZeeen inmiddels
Hotel Schiermonnikooggeheten). Het pand waarin De Zeester is gevestigd, is op dit moment nog eigendom van [C] , maar beide partijen beweren het te hebben gekocht. [geïntimeerde] beroept zich daarnaast ook op een afspraak met [appellant] die erop neerkomt dat hij afziet van zijn gepretendeerde oudste recht op koop. Een van de procedures die hierover tussen partijen zijn gevoerd, heeft geleid tot een vonnis van 23 augustus 2017. [appellant] is toen veroordeeld tot ontruiming van De Zeester. In het hoger beroep tegen dat vonnis is aangevoerd dat hij niet kan worden gehouden aan de onderling gemaakte afspraken en dat hij zich tegenover [geïntimeerde] dus (nog steeds) op zijn oudste kooprecht kan beroepen. In een arrest van 11 december 2018 heeft het hof hem daarin niet gevolgd, en is het vonnis van 23 augustus 2017 inhoudelijk bekrachtigd. Tegen dit arrest is [appellant] in cassatie gegaan. In die procedure heeft de Hoge Raad nog geen beslissing genomen.