Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant 1] ,
[appellant 2],
Coöperatieve Rabobank U.A., (voorheen ook Coöperatieve Rabobank Amersfoort Eemland U.A.),
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om de vraag of de Coöperatieve Rabobank U.A. tekort is geschoten in haar zorgplicht jegens de appellanten, [appellant 1] en [appellant 2]. De appellanten hebben in 2000 hun woning verkocht en een aanzienlijke overwaarde gerealiseerd. Deze overwaarde hebben zij deels gebruikt voor de aankoop van een nieuwe woning, waarvoor zij een hypothecaire geldlening bij Rabobank hebben afgesloten. Daarnaast hebben zij een overeenkomst voor vermogensbeheer gesloten met [private bank], die hen door Rabobank was aanbevolen. Na verlies op de beleggingen en een betalingsachterstand op de hypotheek heeft Rabobank de geldleningsovereenkomst opgezegd en de woning geveild. De rechtbank Midden-Nederland heeft de vorderingen van Rabobank toegewezen en de tegenvorderingen van de appellanten afgewezen. In hoger beroep hebben de appellanten hun bezwaren tegen het vonnis van de rechtbank herhaald en een gewijzigde tegenvordering ingesteld. Het hof heeft geoordeeld dat Rabobank niet tekort is geschoten in haar zorgplicht, omdat de appellanten ervaren ondernemers waren en de financiële constructie niet als complex kan worden aangemerkt. De zorgplicht van Rabobank houdt in dat zij de appellanten goed moet informeren, maar in dit geval was er geen bijzondere plicht om hen te waarschuwen voor de risico's van de beleggingen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd en de appellanten in de kosten van het hoger beroep veroordeeld.