Uitspraak
[appellant],
Achmea,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen Achmea Schadeverzekeringen N.V. naar aanleiding van een geschil over de dekking van een brandverzekering. De appellant had zijn Mercedes-Benz verzekerd tegen brandschade, maar na een brand op 1 januari 2017 werd hem medegedeeld dat de verzekering geen dekking bood vanwege een premieachterstand. De appellant had de premiebedragen pas na de brand voldaan. In eerste aanleg heeft de kantonrechter de vordering van de appellant afgewezen, waarna hij in hoger beroep ging.
De procedure in hoger beroep begon met de indiening van de dagvaarding, gevolgd door de memorie van grieven en de memorie van antwoord. Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter Achmea had opgedragen te bewijzen dat de brieven van 14 en 29 november 2016 naar het adres van de appellant zijn verzonden en daar zijn aangekomen. De appellant betwistte de ontvangst van deze brieven en stelde dat Achmea niet had aangetoond dat de brieven daadwerkelijk waren verzonden.
Getuigenverklaringen van medewerkers van Achmea en PostNL werden gepresenteerd om de verzending en bezorging van de brieven te onderbouwen. Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de brieven waren verzonden en dat de appellant deze had ontvangen. De grieven van de appellant werden verworpen, en het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter. De appellant werd in de kosten van het hoger beroep veroordeeld.