Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van zes kinderen van een moeder. De moeder, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland, verzocht het hof om de beslissing van de kinderrechter ongedaan te maken. De kinderrechter had de kinderen onder toezicht gesteld van een gecertificeerde instelling en had een machtiging verleend voor de uithuisplaatsing van drie van de kinderen. De moeder was het hier niet mee eens en voerde aan dat zij voldoende inzicht had in de situatie en dat er geen noodzaak was voor een ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing.
Tijdens de mondelinge behandeling op 18 juli 2019 werd duidelijk dat de situatie van de kinderen ernstig was. De moeder had vrijwillig meegewerkt aan de uithuisplaatsing van drie kinderen, maar de hulpverlening had tot nu toe onvoldoende effect gehad. De raad voor de kinderbescherming en de gecertificeerde instelling gaven aan dat er ernstige zorgen waren over de ontwikkeling van de kinderen en dat de opvoedingsomgeving bij de moeder niet voldeed aan hun behoeften. Het hof concludeerde dat de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing noodzakelijk waren in het belang van de kinderen, gezien de ernstige ontwikkelingsbedreigingen en de onvoldoende respons van de moeder op de geboden hulpverlening.
Het hof bekrachtigde de eerdere beschikking van de kinderrechter en wees de verzoeken van de moeder af. De beslissing benadrukt de noodzaak van een veilige en stabiele opvoedingsomgeving voor de kinderen, en dat de moeder niet in staat was om deze te bieden, ondanks de langdurige hulpverlening.