ECLI:NL:GHARL:2019:6478
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beklag tegen beslag ex artikel 94a Sv op een personenauto met betrekking tot disproportionaliteit en procesorde
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 augustus 2019 uitspraak gedaan in een beklagprocedure tegen het conservatoir beslag op een personenauto, gelegd op basis van artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering. Klager, geboren in 1964 en wonende te [adres], verzocht om teruggave van zijn in beslag genomen auto, een zwarte BMW 535D uit 2005, met het kenteken [kenteken]. Het beslag was gelegd in het kader van een ontnemingszaak met parketnummer 21-002737-15, waarbij reeds sinds 2008 beslag op andere vermogensbestanddelen van klager rustte.
Tijdens de behandeling van het klaagschrift op 31 juli 2019, waarbij de advocaat-generaal en klager, bijgestaan door zijn advocaat mr. A.C. Vingerling, aanwezig waren, werd betoogd dat het leggen van aanvullend beslag na een tijdsverloop van 10 jaar niet proportioneel was. Klager stelde dat hij afhankelijk was van de auto voor vervoer, gezien zijn ernstige rugklachten, en dat de auto economisch gezien weinig waarde had. De advocaat-generaal stelde daarentegen dat het beslag niet in strijd was met de beginselen van een behoorlijke procesorde.
Het hof oordeelde dat, hoewel er een bevoegdheid tot het leggen van beslag bestond, het in dit geval niet proportioneel was. Het hof nam in overweging dat klager aannemelijk had gemaakt dat het beschikken over de auto van groot belang voor hem was, terwijl de economische waarde van de auto gering was. Het hof verklaarde het beklag gegrond en gelastte de teruggave van de auto aan klager.