ECLI:NL:GHARL:2019:6468

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 augustus 2019
Publicatiedatum
12 augustus 2019
Zaaknummer
AV 001853 (21-000823-114)
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straf en medewerking aan reclasseringstoezicht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 augustus 2019 uitspraak gedaan over de vordering van de advocaat-generaal tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf. De veroordeelde, geboren in 1983 en thans zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder onherroepelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk. De voorwaarden van de voorwaardelijke straf omvatten onder andere de verplichting om medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht. De advocaat-generaal vorderde dat het hof de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf zou gelasten, omdat de veroordeelde niet bereikbaar was voor de reclassering en daarmee de voorwaarden niet was nagekomen.

Het hof heeft vastgesteld dat de reclassering geen toezicht kon houden omdat de veroordeelde niet bereikbaar was. Alle mogelijke bronnen om de beschikbaarheid van de veroordeelde te achterhalen waren geraadpleegd, maar zonder resultaat. De reclassering concludeerde dat de veroordeelde onvoldoende had meegewerkt aan de voorwaarden. Het hof overwoog dat de verplichting om bereikbaar te zijn voor de reclassering deel uitmaakt van de verplichting om medewerking te verlenen aan het toezicht. Ondanks het feit dat de veroordeelde niet bereikbaar was, kon hem niet een zodanig verwijt worden gemaakt dat dit moest leiden tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf.

Uiteindelijk heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal afgewezen, met de overweging dat de veroordeelde mogelijk door de Staat der Nederlanden is uitgezet naar zijn land van herkomst, waardoor de omstandigheden van de zaak complexer werden. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechters de relevante wetgeving en de specifieke omstandigheden van de veroordeelde in overweging namen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000823-14
AV-nummer: 001853-18
Uitspraak d.d.: 14 augustus 2019
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken op de vordering van de advocaat-generaal ex artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht (Sr) tegen:

[veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats,
hierna te noemen veroordeelde,
verschenen bij zijn advocaat, mr. M. de Klerk, advocaat te Velserbroek.
Procesgang
De veroordeelde is bij arrest van 13 oktober 2016 -voor zover hier van belang- onherroepelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen. Daarbij is bepaald dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 100 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 3 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 jaren of ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Als bijzondere voorwaarde is gesteld dat veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • op geen enkele wijze contact zal hebben met mevrouw [slachtoffer] ;
  • zich op geen enkele wijze zal bevinden op of rondom de [adres 1] , [adres 2] en op of rondom de Buitenschoolse Opvang [naam] , gevestigd aan de [adres 3] .
Aan Reclassering Nederland is opdracht gegeven tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
De advocaat-generaal vordert dat het hof de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf zal gelasten.
Motivering van de beslissing
Aan de vordering van de advocaat-generaal ligt ten grondslag het afloopbericht van Reclassering Nederland d.d. 1 november 2018. Dit vermeldt dat de reclassering geen inhoud kan geven aan het toezicht omdat de veroordeelde niet bereikbaar is voor de reclassering. Alle mogelijke bronnen om beschikbaarheidsgegevens van de veroordeelde te achterhalen zijn geraadpleegd. Het van de veroordeelde bekende telefoonnummer is niet in gebruik en aan hem gerichte e-mailberichten zijn onbestelbaar. De reclassering is van mening dat de veroordeelde onvoldoende heeft meegewerkt aan de voorwaarden.
In het arrest van het hof van 13 oktober 2016 zijn twee bijzondere voorwaarden opgenomen, een contactverbod en een locatieverbod (artikel 14c, tweede lid, onder 5 en 6, Sr). Dit brengt mee dat, ingevolge het destijds geldende artikel 14c, eerste lid, onder b, Sr (oud) ook twee algemene voorwaarden moesten worden gesteld, namelijk de verplichting tot meewerken aan het vaststellen van de identiteit en de verplichting tot het verlenen van medewerking aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr. Het hof heeft die voorwaarden in het arrest ook gesteld.
Niet kan worden vastgesteld dat het contact- en locatieverbod zijn overtreden of dat de verplichting tot medewerking aan de identiteitsvaststelling niet is nagekomen. Het gaat in deze zaak om de vraag of veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot het verlenen van medewerking aan het reclasseringstoezicht.
Het hof is van oordeel dat als de (algemene) voorwaarden van artikel 14c, eerste lid, onder b, Sr (oud) worden overtreden, de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf kan worden gevorderd door middel van een vordering tenuitvoerlegging bijzondere voorwaarde, zoals thans aan de orde. De (algemene) voorwaarden van artikel 14c, eerste lid, onder b, Sr (oud) kunnen worden gezien als voorwaarden die gelden in het verlengde van en verband houden met (een) gestelde bijzondere voorwaarde(n). Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de regeling ingaande 19 september 2018 is gewijzigd. De algemene voorwaarden van artikel 14c, eerste lid, onder b, Sr (oud) zijn nu, indien bijzondere voorwaarden worden gesteld, van rechtswege aan de bijzondere voorwaarden verbonden.
Met betrekking tot de vraag of kan worden vastgesteld dat de veroordeelde niet voldaan heeft aan de verplichting medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht als neergelegd in de voorwaarden, overweegt het hof het volgende.
In de algemene voorwaarde, genoemd in artikel 14c, eerste lid, onder b, ten tweede, Sr (oud), die ook door het hof is gesteld, is opgenomen dat veroordeelde medewerking moet verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr. Artikel 14d, tweede lid, Sr bepaalt dat de rechter een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen reclasseringsinstelling opdracht kan geven toezicht te houden op de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden. In het veroordelend arrest heeft het hof de reclassering ook opdracht gegeven om toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden.
Veroordeelde was niet bereikbaar voor de reclassering. De verplichting om bereikbaar te zijn voor de reclassering is redelijkerwijs te beschouwen als deel uit makende van de verplichting om medewerking te verlenen aan het toezicht dat de reclassering is opgedragen.
Gelet op het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de veroordeelde de door het hof gestelde voorwaarde, dat hij medewerking moet verlenen aan het reclasseringstoezicht, niet is nagekomen. Volgens de Strafrechtsketendatabank staat de veroordeelde sinds 27 februari 2015 geregistreerd als 'vertrokken onbekend waarheen.' Uit het verhandelde in raadkamer rijst verder het ernstige vermoeden dat de Staat der Nederlanden de veroordeelde heeft uitgezet naar zijn land van herkomst. Dit brengt mee dat hem van de overtreding van de voorwaarde niet een zodanig verwijt kan worden gemaakt dat dit moet leiden tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf. Het hof zal de vordering van de advocaat-generaal daarom afwijzen.
BESLISSING
Het hof:
Wijst af de vordering van de advocaat-generaal.
Aldus gewezen door
mr. W.M. van Schuijlenburg, voorzitter,
mr. J.J. Beswerda en mr. P.W.J. Sekeris, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.H. Smeitink, griffier,
en op 14 augustus 2019 ter openbare zitting uitgesproken.