Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de kinderalimentatie voor de minderjarige [de minderjarige1], geboren in 2009. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft grieven ingediend tegen de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 12 september 2018, waarin zijn bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige1] was vastgesteld op € 106,59 per maand. De vrouw, verweerster in hoger beroep, heeft verzocht om de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep, dan wel de verzoeken af te wijzen.
Het hof heeft vastgesteld dat de man onderhoudsplichtig is voor [de minderjarige1], maar ook voor de andere kinderen van de vrouw, [de minderjarige2] en [de minderjarige3]. Bij de bepaling van de behoefte van [de minderjarige1] is rekening gehouden met de inkomens van beide ouders. Het hof heeft geoordeeld dat de man, die in 2018 een uitzendovereenkomst had, zijn inkomen moest delen over de drie kinderen. De behoefte van [de minderjarige1] is vastgesteld op € 137,-- per maand, terwijl de draagkracht van de man op € 65,-- per maand is vastgesteld. De vrouw heeft een draagkracht van € 50,-- per maand.
De slotsom van het hof is dat de man vanaf 20 februari 2018 een bijdrage van € 65,-- per maand moet betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige1]. Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank vernietigd en de nieuwe bijdrage vastgesteld, met de bepaling dat de vrouw geen terugbetalingsverplichting heeft voor eventuele te veel ontvangen bedragen tot nu toe. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.