Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
hierna:
[appellante],
1.De stichting Leger des Heils,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen:
Leger des Heils c.s.,
en afzonderlijk:
Leger des Heilsrespectievelijk
De Zonnebloem,
1.De procedure in eerste aanleg
2.Het verloop van het geding in hoger beroep
- de akte van depot van 29 september 2017 door [appellante] van een geluidsopname;
- het tussenarrest van 17 juli 2018, houdende de bepaling van een comparitie van partijen;
- de akte van Leger des Heils c.s. van 26 april 2019, houdende de inbreng van nadere
- de akte van [appellante] van 29 april 2019, houdende de inbreng van nadere producties;
- het proces-verbaal van de op 14 mei 2019 gehouden comparitie van partijen, waarbij beide
- de brief van mr. Bonnier van 20 juni 2019, houdende opmerkingen naar aanleiding van het proces-verbaal.
3.De vaststaande feiten
Uit het huwelijk zijn geen kinderen geboren. [appellante] heeft drie dochters uit een eerder huwelijk (hierna te noemen: de stiefdochters).
Aan ieder van de stiefdochters was 10% van het vermogen gelegateerd. Het na deze legaten nog resterende vermogen was geheel gelegateerd aan “goede doelen”; 25% aan zowel Leger des Heils als De Zonnebloem, en de resterende 50% voor gelijke delen aan 15 andere “goede doelen”.
met instelling van een bewind over het legaat van de geldsom en benoeming van [C] (hierna: de accountant) tot bewindvoerder;
- aan de stiefdochters en hun (in totaal) zes kinderen (hierna: de stiefkleinkinderen) ieder een bedrag van € 20.000,-.
Als bijlage is onder meer bijgevoegd de “checklist wilsbekwaamheid verandering testament”. Deze heeft [D] onder meer als volgt ingevuld:
A. begrip van de draagwijdte
Verdere analyse door de collega's van GGZ laat wel steeds de gedragsstoornissen zien, maar helaas wordt door de focus op normale cognitie ('geheugen is goed'), niet doorgedacht en de diagnose FTD gesteld, alhoewel er kennelijk wel vanuit wordt gegaan (zie email [G] ). Het oordeel van collega [D] over de dementie en wilsbekwaamheid voldoet op geen enkele wijze aan de regels der kunst inzake een evaluatie van dementie.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
Volgens de rechtbank heeft [appellante] haar stelling dat [B] ten tijde van het opmaken van zijn testament van februari 2012 wilsonbekwaam was onvoldoende onderbouwd. Om die reden komt de rechtbank niet toe aan het bieden van de gelegenheid aan [appellante] om haar stellingen te bewijzen.
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
Het karakter van [B] heeft in de laatste jaren van zijn leven een grote verandering ondergaan. Van een man met een opgewekt humeur, die belangstelling had voor [appellante] , haar kinderen en hun kinderen, kortom een “family man”, veranderde hij in een humeurige man die onderhevig was aan stemmingswisselingen, zijn empathie had verloren en geobsedeerd was geraakt door zijn wens geen belasting te betalen. [appellante] wijt die karakterverandering aan een geestesstoornis van geriatrische aard die vanaf 2009 bij [B] zijn vastgesteld. Die stoornis was van dien aard dat [B] ten tijde van de wijziging van zijn testament in 2012 wilsonbekwaam was. Op de voet van het bepaalde in artikel 3:34 lid 2 BW is dat testament daarom nietig.
In het verlengde daarvan betwisten het Leger des Heils c.s. dat [B] ten tijde van de wijziging van het testament in 2012 wilsonbekwaam was.
Het hof stelt zich daarbij voor dat onderzoek te laten uitvoeren door een neuroloog.
Het hof stelt verder voor om aan die deskundige de volgende vragen voor te leggen:
a.) kunt u op basis van het beschikbare medische dossier van [B] en de verschillende in deze procedure overgelegde schriftelijke verklaringen van personen over hun ervaringen met [B] , waar nodig en mogelijk aangevuld met eigen nader onderzoek, aangeven of [B] ten tijde van het wijzigen van zijn testament in 2012 leed aan een geestesstoornis;
b.) indien voormelde vraag bevestigend wordt beantwoord:
- welke stoornis betreft het;
Indien de beoogde deskundige(n) een (voorschot op een) honorarium mocht(en) verlangen dat buiten de door partijen aangegeven kaders treedt, zullen partijen nog in de gelegenheid worden gesteld zich daarover nader uit te laten.