ECLI:NL:GHARL:2019:6338

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 augustus 2019
Publicatiedatum
6 augustus 2019
Zaaknummer
200.260.819 en 200.260.839
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp en de beoordeling van de noodzaak tot gesloten plaatsing

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om de machtiging tot gesloten jeugdhulp voor de minderjarige [verzoeker]. De kinderrechter in de rechtbank Overijssel had eerder besloten dat [verzoeker] onder toezicht zou worden gesteld en dat hij gesloten geplaatst zou worden. De William Schrikker Stichting had toestemming gevraagd voor deze gesloten plaatsing, die door de kinderrechter werd verleend. Zowel [verzoeker] als zijn moeder zijn in hoger beroep gegaan tegen deze beslissing, waarbij zij de wens uitspraken dat [verzoeker] weer bij zijn moeder zou kunnen wonen.

Tijdens de zitting op 9 juli 2019 werd duidelijk dat [verzoeker] in het verleden met verschillende problemen te maken had gehad, waaronder drugsgebruik en het weglopen uit instellingen. Het hof heeft de argumenten van de betrokken partijen gehoord, waaronder de zorgen van de William Schrikker Stichting over de veiligheid van [verzoeker] en de effectiviteit van 24-uurshulpverlening. Het hof concludeerde dat de gesloten plaatsing noodzakelijk was om de ontwikkeling van [verzoeker] te waarborgen en om te voorkomen dat hij zich aan de jeugdhulp zou onttrekken.

Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, waarbij het belang van [verzoeker] voorop stond. Het hof benadrukte dat de situatie van [verzoeker] zorgvuldig moet worden gevolgd en dat er aandacht moet zijn voor zijn angsten en gevoelens in de huidige plaatsing.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.260.819 en 200.260.839
(zaaknummer rechtbank Overijssel 232251)
beschikking van 6 augustus 2019
in de zaak met
zaaknummer 200.260.819:
[verzoeker],
verblijvende te [A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat mr. K. ter Mors te Almelo,
en
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de William Schrikker Stichting.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de moeder],
wonende te [B] ,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S. van de Griek te Almelo,
en
[de vader],
wonende te [C] ,
verder te noemen: de vader.
in de zaak met
zaaknummer 200.260.839:
[de moeder],
wonende te [B] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S. van de Griek te Almelo,
en
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de William Schrikker Stichting.
Als overige belanghebbende zijn aangemerkt:
[verzoeker],
verblijvende te [A] ,
verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat mr. K. ter Mors te Almelo,
en
[de vader],
wonende te [C] ,
verder te noemen: de vader.

1.De procedure bij de rechtbank

In de beschikkingen van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, (verder te noemen: de kinderrechter) van 7 mei 2019 en 13 mei 2019 (met zaaknummer 232251) staat hoe de procedure bij de kinderrechter is verlopen.

2.De procedure bij het hof

in de zaak met
zaaknummer 200.260.819:
2.1
In het dossier van het hof zit het beroepschrift, door het hof ontvangen op 5 juni 2019.
2.2
Op 21 juni 2019 heeft het hof de opdracht gegeven aan de Raad voor de Rechtsbijstand om mr. Ter Mors als advocaat aan [verzoeker] toe te wijzen.
in de zaak met
zaaknummer 200.260.839:
2.3
In het dossier van het hof zit:
- het beroepschrift, door het hof ontvangen op 6 juni 2019;
- een brief van de William Schrikker Stichting van 4 juli 2019 met bijlagen 1 tot en met 11.
in
beide zaken:
2.4
De zitting van het hof heeft op 9 juli 2019 plaatsgevonden. Beide zaken zijn tegelijkertijd behandeld. [verzoeker] is naar de zitting gekomen, bijgestaan door mr. M.P. Smit, advocaat te Almelo. Namens de William Schrikker Stichting waren [D] en
[E] aanwezig. De moeder is naar de zitting gekomen, bijgestaan door haar advocaat. Verder was de vader aanwezig. De raad voor de kinderbescherming was ook uitgenodigd voor de zitting, maar heeft het hof van tevoren laten weten dat hij niet zou komen.

3.De feiten

3.1
[verzoeker] is [in] 2004 in [C] geboren. De vader en de moeder hebben samen het gezag over [verzoeker] .
3.2
[verzoeker] stond sinds 16 januari 2019 voorlopig onder toezicht. De kinderrechter heeft [verzoeker] op 27 maart 2019 onder toezicht gesteld tot 27 maart 2020.
3.3
Op 16 januari 2019 heeft de kinderrechter aan de William Schrikker Stichting toestemming gegeven om [verzoeker] uit huis te plaatsen in een accommodatie jeugdhulpaanbieder voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling. [verzoeker] is toen bij [F] in [G] gaan wonen. De kinderrechter heeft de William Schrikker Stichting op 27 maart 2019 toestemming gegeven om [verzoeker] tot 27 maart 2020 uit huis te plaatsen.
3.4
De William Schrikker Stichting heeft op 7 mei 2019 telefonisch aan de kinderrechter een spoedmachtiging verzocht om [verzoeker] gesloten te plaatsen. Op 9 mei 2019 heeft de William Schrikker Stichting een verzoek bij de kinderrechter ingediend om [verzoeker] daarna zes maanden gesloten te plaatsen. Een gesloten plaatsing houdt in dat een jeugdige in een instelling moet blijven waar hij niet zomaar weg kan. De William Schrikker Stichting heeft bepaald dat een gesloten plaatsing nodig is. [H] , gedragswetenschapper, heeft [verzoeker] op 10 mei 2019 onderzocht en heeft ingestemd met het verzoek van de William Schrikker Stichting.
3.5
In de beschikking van 7 mei 2019 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging gesloten plaatsing verleend voor de duur van twee weken en bepaald dat [verzoeker] daarvoor maximaal twee keer 24 uur in een politiecel mag worden ingesloten. De kinderrechter heeft de beslissing over de verdere duur van de gesloten plaatsing aangehouden.
3.6
In de beschikking van 13 mei 2019 heeft de kinderrechter de William Schrikker Stichting een machtiging verleend om [verzoeker] gesloten te plaatsen van 21 mei 2019 tot 7 september 2019. De kinderrechter heeft de beslissing op de rest van het verzoek van de William Schrikker Stichting (de verdere duur van de gesloten plaatsing) aangehouden.
3.7
[verzoeker] is op 9 mei 2019 geplaatst bij de [I] in [A] .

4.Waar het bij het hof over gaat

4.1
[verzoeker] en de moeder zijn het niet eens met de beschikking van 13 mei 2019 en zijn in hoger beroep gegaan.
in de zaak met
zaaknummer 200.260.819:
4.2
[verzoeker] wil dat het hof de beschikking van 13 mei 2019 vernietigt en bepaalt dat de William Schrikker Stichting niet-ontvankelijk is in het verzoek tot gesloten plaatsing of dit verzoek afwijst.
in de zaak met
zaaknummer 200.260.839:
4.3
De moeder wil dat het hof de beschikking van 13 mei 2019 vernietigt en het verzoek van de William Schrikker Stichting tot gesloten plaatsing alsnog afwijst.
4.4
De moeder en [verzoeker] willen allebei dat [verzoeker] weer thuis bij de moeder komt wonen. Het hof zal beide zaken samen beoordelen.

5.De redenen voor de beslissing

Wat er in de wet staat
5.1
In artikel 6.1.2 lid 1 Jw staat dat de kinderrechter op verzoek een machtiging kan verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te laten opnemen en te laten verblijven. Een machtiging kan volgens artikel 6.1.2 lid 2 Jw alleen worden verleend als naar het oordeel van de kinderrechter jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren en de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
Wat het hof ervan vindt
5.2
Het hof vindt dat de kinderrechter een juiste beslissing heeft genomen. Het hof vindt net als de kinderrechter dat is voldaan aan de eisen die in de wet staan voor een gesloten plaatsing.
In de uitspraak van de kinderrechter staat dat [verzoeker] in zijn leven al veel heeft meegemaakt en drugs gebruikt om de nare herinneringen weg te kunnen stoppen. Hierdoor is hij in een wereld terechtgekomen die niet goed voor hem is en met mensen in aanraking gekomen die gevaarlijk voor hem kunnen zijn. [verzoeker] heeft behandeling nodig voor zijn problemen en dat zal volgens de kinderrechter alleen binnen een gesloten plaatsing kunnen lukken. Het hof is het eens met dat oordeel van de kinderrechter. Het hof vindt verder nog het volgende belangrijk bij zijn beslissing.
5.3
[verzoeker] en de moeder willen dat [verzoeker] weer bij de moeder mag wonen en dat er 24‑uurshulpverlening komt. Op de zitting heeft de moeder gezegd dat zij gehoord heeft dat 24-uurshulpverlening mogelijk is, maar dat zij niet precies weet wat die hulpverlening inhoudt. De William Schrikker Stichting heeft gezegd dat 24-uurshulpverlening niet mogelijk is.
Het hof ziet dat de moeder erg haar best doet, maar het hof vindt het niet verantwoord dat [verzoeker] (met hulp) bij de moeder gaat wonen, omdat [verzoeker] vaak wegloopt. [verzoeker] heeft bij de [I] eerst zes weken op een gesloten groep gezeten. Daarna is hij naar een zogenaamde
beslotengroep gegaan, waar hij meer vrijheden kreeg. [verzoeker] is vanuit de besloten groep minstens drie keer weggelopen. Het hof denkt dat [verzoeker] nog makkelijker kan weglopen als hij bij de moeder zou wonen. Als [verzoeker] wegloopt, kan hij niet behandeld worden en gaat hij misschien weer drugs gebruiken.
Om al deze redenen vindt het hof een gesloten plaatsing noodzakelijk. Het hof zal daarom de beschikking van 13 mei 2019 bekrachtigen.
5.4
Op de zitting heeft [verzoeker] gezegd dat het niet zo goed met hem gaat bij de [I] . De advocaat van [verzoeker] heeft gezegd dat [verzoeker] zich niet veilig voelt op de groep en niet durft te gaan slapen. Het hof vindt het belangrijk dat de William Schrikker Stichting op zeer korte termijn met de [I] in gesprek gaat over de situatie en over de angsten van [verzoeker] .

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 13 mei 2019.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.G.M.T. Weijers-van der Marck, H. Phaff en M.E.L. Klein, bijgestaan door mr. H. Bouhuys als griffier, en is op 6 augustus 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.