ECLI:NL:GHARL:2019:6290

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 augustus 2019
Publicatiedatum
2 augustus 2019
Zaaknummer
21-003698-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hennepkwekerij- en elektriciteitsdiefstalzaak na alternatieve scenario's

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, voor het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij betoogde dat er onvoldoende bewijs was voor zijn wetenschap van de hennepkwekerij en de diefstal van elektriciteit. Tijdens de zittingen op 2 februari 2018 en 18 juli 2019 heeft de verdachte verklaard dat hij na half september 2016 niet meer in de woning verbleef waar de hennepkwekerij werd aangetroffen. Hij gaf aan dat zijn oudste zoon tijdelijk in de woning verbleef en dat hij zijn zoon in bescherming wilde nemen door deze verklaring niet eerder te geven.

Het hof heeft de verklaringen van de verdachte en de aanvullende processen-verbaal van de ambtenaren in overweging genomen. De ambtenaren bevestigden dat er op 27 oktober 2016 geen hennepkwekerij aanwezig was in de woning. Het hof concludeerde dat het alternatieve scenario van de verdachte niet kon worden uitgesloten en dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte het ten laste gelegde had begaan. Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De beslissing werd genomen in tegenwoordigheid van de griffier, en het hof heeft opgemerkt dat de voorzitter en een van de raadsheren buiten staat waren om het arrest te ondertekenen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003698-17
Uitspraak d.d.: 1 augustus 2019
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 5 juli 2017 met parketnummer 18-051804-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 2 februari 2018 en 18 juli 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, primair strekkende tot aanhouding van de behandeling van de zaak teneinde de zoon van verdachte te horen en subsidiair strekkende tot bevestiging van het vonnis van de politierechter. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. J.M. Keizer, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2016 tot en met 15 november 2016, te [plaats] , in de gemeente [gemeente] , opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 47, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2016 tot en met 15 november 2016, te [plaats] , in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Door de verdediging is ter zitting van het hof betoogd, dat er onvoldoende bewijs is waaruit blijkt dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de hennepkwekerij en de diefstal van elektriciteit zoals ten laste gelegd. Verdachte dient daarom van het onder 1 en 2 ten laste gelegde te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Op 15 november 2016 werd in een woning waarvan verdachte eigenaar is, een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen.
Ter zitting in hoger beroep d.d. 2 februari 2018 heeft verdachte verklaard dat hij na half september 2016 niet meer verbleef in de woning, behoudens op 27 oktober 2016 toen hij aanwezig was vanwege een WOZ-waardebepaling, verricht door twee ambtenaren. Op die datum en daarvoor zat er geen hennepkwekerij in de woning, aldus verdachte. Verdachte was niet op de hoogte van de aanwezigheid van de hennepkwekerij die ruim twee weken later werd aangetroffen, en ook verklaarde hij dat zijn oudste zoon in die periode tijdelijk in voornoemde woning verbleef. Verdachte verklaarde dat hij niet eerder met deze verklaring was gekomen omdat hij zijn zoon in bescherming wilde nemen.
De zaak is vervolgens op verzoek van de advocaat-generaal aangehouden om nader onderzoek te doen naar de verklaring van verdachte, zoals deze zojuist is weergegeven. Dit nader onderzoek heeft geresulteerd in aanvullende processen-verbaal met daarin weergegeven de verhoren van de twee voornoemde ambtenaren, die bevestigden dat er op 27 oktober 2016 geen hennepkwekerij aanwezig was in de woning. Het hof heeft op de zitting d.d. 18 juli 2019 geconstateerd dat er na de zitting van 2 februari 2018 door het openbaar ministerie geen opdracht is gegeven om de zoon van verdachte te horen. Op deze laatste zitting heeft de advocaat-generaal primair gevorderd om de zaak wederom aan te houden om de zoon van verdachte te horen. De raadsman van verdachte heeft zich daartegen verzet. Het hof ziet geen reden om de vordering van de advocaat-generaal toe te wijzen, omdat het openbaar ministerie op de zitting van 2 februari 2018 reeds in de gelegenheid was gesteld nader onderzoek te doen naar de verklaring van verdachte, er sindsdien anderhalf jaar is verstreken en geen omstandigheid is gebleken waaruit kan worden afgeleid waarom toentertijd is afgezien van het horen van de zoon van verdachte en dit nu anders zou zijn.
Ter zitting d.d. 18 juli 2019 heeft de verdediging enkele stukken overgelegd die de verklaring van verdachte in enige (en onder de geschetste omstandigheden in voldoende) mate ondersteunen.
Al met al concludeert het hof dat niet kan worden gesteld dat het alternatieve scenario zoals geschetst door verdachte, niet aannemelijk is geworden. Het hof heeft daarom uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. M.C. Fuhler, voorzitter,
mr. A.J. Rietveld en mr. A.H. toe Laer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen, griffier,
en op 1 augustus 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Fuhler en mr. Toe Laer zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.