ECLI:NL:GHARL:2019:6285

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 augustus 2019
Publicatiedatum
1 augustus 2019
Zaaknummer
21-000037-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping van verweren en veroordeling tot gevangenisstraf voor ernstige vermogensdelicten

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren voor negen ernstige vermogensdelicten, waaronder straatroven en woninginbraken. De rechtbank had eerder de verdachte al veroordeeld, maar de verdachte heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de bewijsmiddelen en motivering van de rechtbank overgenomen en de verweren van de verdachte tot vrijspraak verworpen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het overrompelen van kwetsbare slachtoffers, waarbij hij geweld en bedreiging heeft gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte door zijn handelen een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn slachtoffers. Het hof heeft de strafmaat in overeenstemming met de ernst van de feiten vastgesteld en de vorderingen van benadeelde partijen toegewezen. De verdachte is niet ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep voor een specifiek onderdeel van de zaak, maar is verder veroordeeld tot de opgelegde gevangenisstraf.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000037-19
Uitspraak d.d.: 1 augustus 2019
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem- Leeuwarden , zittingsplaats Leeuwarden gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 18 december 2018 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-730165-18 en 18-730209-18, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
thans verblijvende in PI [locatie] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 18 juli 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot veroordeling van verdachte wegens de feiten 1, 2, 3 primair, 4 primair, 5, 6 primair en 7 in de zaak met parketnummer 18-730165-18 en de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 18-730209-18 tot gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest en tot beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen overeenkomstig de beslissing van de rechtbank. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. S. Konya, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Voor zover het door verdachte ingestelde hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak van het in de strafzaak met parketnummer 18-730209-18 onder 3 ten laste gelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft de verdachte wegens de feiten 1, 2, 3 primair, 4 primair, 5, 6 primair en 7 in de zaak met parketnummer 18-730165-18 en de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 18-730209-18 veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest en heeft voorts beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is – voor zover in hoger beroep van belang – tenlastegelegd dat:
In de zaak met parketnummer 18-730165-18:
1.
hij op of omstreeks 21 juni 2018, te [plaats] , op of aan de openbare weg [straat 1] , althans een openbare weg, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon, genaamd [benadeelde 1] , heeft gedwongen tot de afgifte van een bankbiljet van 50 euro, in elk geval van enig geldbedrag/goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte:
- die [benadeelde 1] achterna is gefietst nadat deze geld had gepind en/of
- die [benadeelde 1] is gepasseerd en voor hem is gestopt en/of
- het stuur van de fiets van die [benadeelde 1] heeft vastgepakt en/of
- woorden heeft geuit als: "Je hebt geld gepind, het kan goedschiks of kwaadschiks" en/of
- die [benadeelde 1] (vervolgens) bij de keel heeft gegrepen en/of
- die [benadeelde 1] een wapen heeft laten zien welke hij in zijn broeksband had en/of
(waarna) die [benadeelde 1] zich gedwongen voelde een bankbiljet van 50 euro af te geven;
2.
hij op of omstreeks 23 mei 2018, te [plaats] , in een woning, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hanger van een ketting, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een persoon genaamd [benadeelde 2] (geboren op [geboortedatum] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 2] en/of haar partner [benadeelde 3] (geboren op [geboortedatum] ), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte:
- met een babbeltruc de woning van die [benadeelde 2] en [benadeelde 3] is binnengedrongen en/of
- ( vervolgens) op die [benadeelde 2] is afgelopen en/of
- ( vervolgens) met [verbalisant 1] aan de halsketting van die [benadeelde 2] heeft getrokken en/of
- ( waarbij) hij de hanger van die ketting heeft afgetrokken;
3. primair
hij op of omstreeks 27 juni 2018, te [plaats] , op of aan de [straat 2] , althans een openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een persoon, genaamd, [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- in een tunneltje die [benadeelde 4] stevig bij de bovenarmen heeft vastgepakt en/of
- die [benadeelde 4] naar de grond heeft gewerkt en/of
- ( daarbij) de woorden heeft geuit: "Rustig blijven" en/of
- ( vervolgens) de portemonnee uit de broekzak van die [benadeelde 4] heeft gerukt;
3. subsidiair
hij op of omstreeks 27 juni 2018, te [plaats] , opzettelijk een ING bankpas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als gevonden voorwerp, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
en/of
hij op of omstreeks 27 juni 2018, te [plaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een geldbedrag(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 4] , weg te nemen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen geldbedrag(en) althans goed/goederen onder zijn bereik te brengen met behulp van een valse sleutel (te weten een (gevonden) ING bankpas), met voormeld oogmerk heeft getracht een geldbedrag(en) te pinnen bij een pinautomaat van de ABN AMRO bank aan de Huizumerlaan en/of een pinautomaat van de ING bank aan het Zuiderplein, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4. primair
hij op of omstreeks 08 juli 2018, te [plaats] , in/uit de woning [adres 1] , een portemonnee, een acer laptop en/of een Kipling rugzak, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming;
4. subsidiair
hij op of omstreeks 08 juli 2018, te [plaats] , opzettelijk een portemonnee, een Acer laptop en/of een Kipling rugzak, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als zijnde aan hem afgegeven door die [benadeelde 5] , wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
en/of
hij op of omstreeks 08 juli 2018, te [plaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een portemonnee, een Acer laptop en/of een Kipling rugzak, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 5] , weg te nemen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen met behulp van een valse sleutel (te weten als zijnde aan hem afgegeven door die [benadeelde 5] en/of als zijnde binnengelaten in de woning van die [benadeelde 5] ), met voormeld oogmerk die [benadeelde 5] heeft geholpen om zijn woning binnen te komen en/of met die [benadeelde 5] diens woning is binnengegaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op of omstreeks 12 juli 2018, te [plaats] , in/uit de woning [adres 2] , waarbij hij zich de toegang heeft verschaft tot die woning middels braak en/of inklimming, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een persoon genaamd [benadeelde 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte die [benadeelde 6] heeft weggeduwd waardoor deze ten val kwam;
6. primair
hij op of omstreeks 27 juni 2018, te [plaats] , in/uit de woning [adres 3] en/of in/uit een auto, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een pinpas, een Fiat autosleutel, een laptoptas met daarin een HP laptop + toebehoren en/of nog een HP laptop en/of een potje met kleingeld en/of een jas met daarin een sleutelbos en/of nog een jas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 7] , [benadeelde 8] en/of [benadeelde 9] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
6. subsidiair
hij op of omstreeks 27 juni 2018, te [plaats] , opzettelijk een RABO bankpas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als gevonden voorwerp, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
en/of
hij op of omstreeks 27 juni 2018, te [plaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een geldbedrag(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 7] , weg te nemen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen geldbedrag(en) althans goed/goederen onder zijn bereik te brengen met behulp van een valse sleutel (te weten een (gevonden) RABO bankpas), met voormeld oogmerk heeft getracht een geldbedrag(en) te pinnen bij een pinautomaat van de ABN AMRO bank aan de [adres 6] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7.
hij in of omstreeks de nacht van 9 op 10 juli 2018, te [plaats] , in/uit de woning [adres 4] , heeft weggenomen een Playstation 4, een Wii en/of een Tv, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
In de zaak met parketnummer 18-730209-18:
1.
hij op of omstreeks 03 maart 2018, te [plaats] , met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon, genaamd [slachtoffer 2] (pizzabezorger), heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee (met als inhoud ongeveer 70 euro, een rijbewijs tnv [slachtoffer 2] en/of een tankbon), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [bedrijfsnaam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte die [slachtoffer 2] van achteren bij de armen heeft vastgepakt en/of daarbij de woorden heeft toegevoegd: "Je portemonnee. Nu die werkbeurs. Snel", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of daarbij die [slachtoffer 2] met iets hards in zijn rechterzij heeft geprikt en/of daarbij nogmaals de woorden heeft toegevoegd: "Je werkbeurs", althans woorden van gelijke aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 30 december 2017, te [plaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, in/uit de woning [adres 5] , (een) goed(eren) van zijn gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan een persoon, genaamd, [slachtoffer 3] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen van zijn gading onder zijn bereik te brengen door middel van braak, met voormeld oogmerk heeft getracht de voordeur van die woning te forceren om zo die woning binnen te komen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

De raadsman heeft op de gronden zoals in zijn overgelegde pleitnota weergegeven vrijspraak bepleit van alle aan verdachte ten laste gelegde feiten, met uitzondering van de feiten 3 subsidiair en 6 subsidiair in de zaak met parketnummer 18-730165-18 waarin de raadsman zich refereert aan het oordeel van het hof.
Het hof neemt – voor zover hierna is vermeld – de bewijsmotiveringen en de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen uit het vonnis over, nu het hof van oordeel is dat het door de raadsman gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde hierdoor wordt weersproken en de rechtbank in zoverre terecht en op goede gronden heeft beslist. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. De rechtbank overwoog onder meer:

“Beoordeling van het bewijs

[…]

Parketnummer 18/730165-18

Feit 1. (Straatroof op [straat 1] )

[…]
Gelet op de gedetailleerde aangifte die op onderdelen wordt ondersteund door camerabeelden, zoals vastgelegd en gerelateerd door verbalisanten, acht de rechtbank het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij geen wapen bij zich kon hebben, omdat eerder dit jaar een wapen van hem door de politie in beslag is genomen, overweegt de rechtbank dat de enkele inbeslagname van een wapen er niet aan in de weg staat dat verdachte nog een wapen, of een daarop gelijkend voorwerp, in zijn bezit heeft gehad en heeft getoond.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

1. De door verdachte ter zitting van 4 december 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend: Op 21 juni 2018 in [plaats] ben ik samen met een man in de richting van het station gefietst en ik ben tegelijk met hem door het tunneltje bij het station gegaan.

2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 21 juni 2018, opgenomen op pagina 41 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummers 2018157809, 2018128091, 2018164611, 2018180515, 2018178823, 2018163331 en 2018176566, d.d. 21 augustus 2018, inhoudend als verklaring van [benadeelde 1] :

Op donderdag 21 juni 2018 ben ik omstreeks 04:20 op de fiets gestapt en vanuit de wijk Westeinde naar het centrum van [plaats] gefietst om daar bij de ABN AMRR bank aan de Prins Hendrikstraat geld te gaan pinnen. Ik was daar omstreeks 04:35 en ik zag dat de rechter pinautomaat bezet was. Ik hoorde dat de donker gekleurde man tegen de pinnende man zei: "Ik heb een hoogzwangere vrouw en ik heb 22 euro voor het ziekenhuis nodig".
Ik zag dat de pinnende man, de donkere man wegstuurde. Ik zag dat de donkere man direct naar mij toe kwam en hoorde dat hij dezelfde vraag stelde. Ik zei: "Dit is niet mijn pinpas en niet mijn geld, dus ik kan jou geen geld geven". Ik ben op de fiets gestapt en ben in de richting van het station gefietst. Ik zag dat de man achter mij aan kwam fietsen. Ik ben vervolgens via het station en het tunneltje onder het station doorgegaan en ben achter het station op de fiets gestapt en [straat 1] op gefietst. Ik zag dat de donkere man mij na ongeveer 50 meter op zijn fiets passeerde en voor mij stopte. Ik zag dat de man het stuur van mijn fiets vastpakte zodat ik niet verder kon fietsen. Ik hoorde dat de man zei: "Ik heb gezien dat jij geld hebt gepind en het kan goedschiks of kwaadschiks". Ik zag en voelde dat hij mij direct met zijn linkerhand bij mijn keel greep. Ik zag dat hij met zijn rechterhand zijn jas ter hoogte van zijn broeksband omhoog deed. Ik zag dat er een pistool in de broeksband zat. Ik zag namelijk de bovenkant van een pistool. Ik zag een handvat en een trekker. Ik zag dat de kleur van het pistool zwart was. Ik was ontzettend bang dat de man mij iets aan zou doen. Ik heb vervolgens een 50 euro biljet met mijn linkerhand uit de voorzijde van mijn linker broekzak gehaald. Ik heb dit 50 euro biljet aan de man gegeven.

3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen camerabeelden d.d. 21 juni 2018, opgenomen op pagina 51 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:

Op donderdag 4 juli 208 bekeek ik de gevorderde camerabeelden van de ABN AMRO pinautomaat aan de Prins Hendrikstraat te [plaats] . Ik zag dat op 21 juni 2018 te 04:38 uur op de camerabeelden van de ABN AMRO pinautomaat aangever [benadeelde 1] bij de pinautomaat staan. Kort daarop zag ik dat een manspersoon, de verdachte, naar de aangever toe fietst, die aan het pinnen is. Ik zag dat de verdachte de aangever aanspreekt en dicht bij hem gaat staan. Ik herken de manspersoon als [verdachte] . Ik zag dat op de camerabeelden van het NS Station te zien is dat op 21 juni 2018 om 04:46 uur de aangever en verdachte samen door het tunneltje fietsen. Ik zag op de camerabeelden dat ze uit de richting van het station komen en in de richting van [straat 1] gaan. Verder zag ik dat om 04:48 uur de aangever terugkomt in de tunnel, uit de richting van [straat 1] . Ik zag dat de aangever haastig loopt en daarbij steeds achterom kijkt.

Feit 2 (woningoverval [adres 6] )

[…]
Gelet op de aangifte, de getuigenverklaringen en de herkenning bij de fotobewijsconfrontatie acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte was die zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde. De rechtbank passeert het verweer van de verdediging dat het gegeven signalement te algemeen is. Het door aangeefster [benadeelde 2] en getuige [benadeelde 3] gegeven signalement bevat een aantal specifieke kenmerken, te weten de leeftijd, haardracht, de donkere huidskleur, het postuur, de lengte en het accent.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 23 mei 2018, opgenomen op pagina 74 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018157809, 2018128091, 2018164611, 2018180515, 2018178823, 2018163331 en 2018176566, d.d. 21 augustus 2018, inhoudend als verklaring van [benadeelde 2] , geboren op 19 februari 1937:

Ik doe aangifte van diefstal met geweld uit mijn woning aan de [adres 6] te [plaats] . Op woensdag 23 mei 2018 omstreeks 07:45 uur lag ik samen met mijn man op bed. Ik hoorde dat de deurbel ging. Ik hoorde dat mijn man de voordeur opende. Ik was vervolgens naar de gang gelopen en ik zag dat er een man met een donkere huidskleur in de gang stond. Ik zag dat de donkere man mijn man via de voordeur naar buiten probeerde te duwen. Ik zag dat de donkere man naar mij toe liep. De man stond voor mij en trok met kracht aan mijn gouden halsketting. Ik voelde dat de halsketting kapot ging. Ik zag dat de donkere man hierop de woning uit rende. Ik zag dat de halsketting op de grond was gevallen en dat de hanger, in de vorm van een lange druppel en goudkleurig, van mijn ketting af was. De donkere man heeft deze hanger weggenomen. Ik kan de man als volgt omschrijven: donkere huidskleur, 25-30 jaar oud, stevig/sterk postuur, 1,70 - 1,75 meter lang, kort zwart haar, ovaal gezicht, sprak Nederlands met een accent.

2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 23 mei 2018, opgenomen op pagina 83 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde 3] , geboren op [geboortedatum] :

Ik zag dat de man de deur open duwde en langs mij de gang binnen drong. De man probeerde mij toen naar buiten te drukken. Ik voelde en zag dat de man mij met twee handen naar buiten probeerde te duwen, dit lukte niet. Ik zag dat de man op mijn vrouw afliep en haar halskettinkje pakte. Ik zag dat de man met een hand haar halsketting pakte en eraan trok. Ik zag dat de man zich daarna omdraaide en de deur uitrende. Ik kan de man als volgt omschrijven: een man van buitenlandse afkomst, erg donkere huidskleur en ongeveer 35 jaar oud, opvallend ovaal gezicht, stevig/sterk postuur en circa 170- 175 centimeter groot, kort zwart haar met terugwijkende haarlijn, sprak Nederlands met een buitenlands accent.

4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van tonen selectie bij fotobewijsconfrontatie van Politie Noord-Nederland d.d. 4 juli 2018, opgenomen op pagina 127 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:

Op 4 juli 2018 confronteerde ik als getuigenbegeleider [benadeelde 3] met een fotoselectie van 11 personen. Ik toonde aan de getuige de foto's van de personen sequentieel op een beeldscherm. Ik observeerde de getuige [benadeelde 3] terwijl hij naar de selectie keek. Ik nam daarbij het volgende waar: Onmiddellijk toen foto zes op het beeldscherm verscheen, hoorde ik de getuige zeggen: "Denk dat dat hem was. Nummer zes." Ik zag dat de getuige hierbij een grimas trok; hij maakte zijn mond breed. Het leek alsof de getuige verbeten naar de foto keek. Direct nadat de computerstem "einde confrontatie" had gezegd, hoorde ik de getuige zeggen: "Hij had een smal gezicht, schraal." Ik zag dat hij daarbij met zijn rechterhand zijn kin beetpakte en met de wijsvinger en zijn duim onder zijn jukbeenderen deed. Na afloop van de confrontatie deelde de confrontatieleider mij mee, dat in de getoonde selectie de foto van de verdachte [verdachte] op plaats 6 stond.

Feit 3 (straatroof [straat 2] )

[…]
Het door aangever [benadeelde 4] gegeven signalement van de dader bevat een aantal specifieke kenmerken die overeenkomen met verdachte. Aangever spreekt van een getinte dader met kort zwart haar die een blauwe korte broek aan heeft en zich op een zilverkleurige fiets verplaatst. Op de camerabeelden bij de pinautomaat is te zien dat verdachte voldoet aan deze uiterlijke kenmerken, dat hij in het bezit is van een zilverkleurige fiets en dat hij probeert te pinnen met de pinpas die nog geen twee uren eerder is weggenomen. Gezien het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij de pinpas heeft gevonden onvoldoende aannemelijk geworden, in het licht van de jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 11-04-2017, ECLI:NL:HR:2017:644). De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

1. De door verdachte ter zitting van 4 december 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend: Op 27 juni 2018 in [plaats] heb ik geprobeerd geld te pinnen met een bankpas.

2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 juni 2018, opgenomen op pagina 129 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018157809, 2018128091, 2018164611, 2018180515, 2018178823, 2018163331, 2018176566 d.d. 21 augustus 2018, inhoudend als verklaring van [benadeelde 4] :

Op woensdag 28 juni 2018[het hof begrijpt: 27 juni 2018]
omstreeks 21:00 uur liep ik met mijn fiets aan de hand op de Archipelweg te [plaats] . Ik zag dat een donkere man naast mij op de stoep fietste. Ik hoorde dat deze man mij aansprak. Ik ben gewoon doorgelopen en ik zag dat deze man intussen naast mij bleef fietsen. Op een gegeven moment waren we in het tunneltje aan de [straat 2] kruisende de Aldlansdyk te [plaats] . Ongeveer in het midden van deze tunnel zag ik dat de man zijn fiets tegen de wand van de tunnel neerzette en mij met zijn beide armen stevig bij mijn beide bovenarmen beetpakte en mij met heel veel [verbalisant 1] naar beneden op de grond drukte. Ik kwam hierdoor op mijn beide knieën op de grond terecht. Op dat moment hoorde ik dat de man zei: "rustig blijven". Ik voelde dat de man met geweld mijn portemonnee uit mijn rechterbroekzak rukte. Deze broekzak zat dicht met een knoop. Ik ben opgestaan en zag ik dat de man zijn fiets pakte en vervolgens hard wegfietste richting Zuiderburen. Het signalement van de man is: Licht getinte man, zwart haar, ik ben 1.85 centimeter en de man was denk ik een kop kleiner dan ik ben, korte blauwe broek, lichte korte jas, de man sprak Nederlands met een buitenlands accent, de man was op een zilverkleurige damesfiets.
Hierbij werden de goederen, zoals genoemd op de bijlage goederen, weggenomen.
De bijlage goederen bevat onder meer:
Object : Bankbescheiden (pas)
Bijzonderheden : ING bankpas
Eigenaar : [benadeelde 4] , [adres 7] .

3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen camerabeelden d.d. 9 juli 2018, opgenomen op pagina 136 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:

Bij de diefstal met geweld d.d. woensdag 27 juni 2018 werd de portemonnee met daarin de ING bankpas van aangever [benadeelde 4] weggenomen. Uit onderzoek bleek dat er met de bankpas op woensdag 27 juni om 22:56 uur gepoogd was te pinnen bij de ABN AMRO bank, gevestigd aan de Huizumerlaan 1 te [plaats] .
Middels een vordering 126nda van het Wetboek van Strafvordering werden de camerabeelden van deze pinautomaat opgevraagd. Op maandag 9 juli 2018 bekeek ik deze camerabeelden. Ik zag dat 27 juni 2018 te 22:55:52 uur een man aan kwam fietsen op een zilverkleurige damesfiets. Te 22:56:30 uur tracht de man te pinnen. De man is een donker getinte man met een blauwe korte broek tot op de knieën. Hij droeg een vest/jas. Dit vest heeft grijze mouwen en een grijs voor- en achterpand. De schouderstukken, ritsen en capuchon zijn donkerblauw. De man die deze poging doet voldoet aan de omschrijving die aangever geeft van de verdachte namelijk: licht getinte man (Surinaams uiterlijk), geschoren en netjes uiterlijk, korte blauwe broek, lichte korte jas. Ik herken het gezicht van de man die op de ABNAMRO camerabeelden staat als bovengenoemde [verdachte] .

Feit 4 (woninginsluiping [adres 1] )

[…]
Naar aanleiding van de verklaring van verdachte [het hof begrijpt: de verklaring van verdachte over de woninginsluiping aan de [adres 1] ]
bij de politie is aangever uitgebreid gehoord door de politie. Aangever heeft in zijn verklaring aangegeven dat de verklaring van verdachte onjuist is en dat hij geen laptop en portemonnee met daarin persoonlijke passen waarvoor hij moest betalen om ze te vervangen, heeft weggegeven. De rechtbank acht daarom de verklaring van verdachte dan ook volstrekt niet aannemelijk geworden. De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen met uitzondering van de strafverzwarende omstandigheid, de ten laste gelegde inklimming.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

1. De door verdachte ter zitting van 4 december 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend: Op 8 juli 2018 was ik bij de woning van een man. Ik ben achter hem aan gelopen. Ik had een laptop, een tas en een portemonnee van hem in mijn woning.

2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 juli 2018, opgenomen op pagina 156 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018157809, 2018128091, 2018164611, 2018180515, 2018178823, 2018163331 en 2018176566 d.d. 21 augustus 2018, inhoudend als verklaring van [benadeelde 5] :

Ik ben woonachtig aan de [adres 1] te [plaats] . Op zondag 8 juli 2018 omstreeks 01.30 uur ben ik thuis gekomen. Ik kan me niet herinneren of ik mijn buitendeur op slot heb gedaan. Ik ben gaan slapen. Ik weet wel dat al mijn goederen die zijn gestolen op het moment van mijn thuiskomen nog aanwezig waren. Op zondag 8 juli 2018 om 10.30 uur werd ik wakker en ik zag dat mijn portemonnee met inhoud die op mijn buro in mijn slaapkamer lag verdwenen was. Toen ik in de andere kamer kwam zag ik dat mijn Notebook van het merk Acer Aspire, mijn rode hoogglans basgitaar en mijn blauwe Kipling rugtas niet meer op de vensterbank in de kamer lagen.

3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 juli 2018, opgenomen op pagina 66 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:

De verdachte is woonachtig bij zijn moeder [naam 1] en [naam 2] op de [adres 8] . De verdachte werd op zondag 15 juli 2018 omstreeks 22:30 uur aangehouden in zijn woning Mogelijk dat in de woning goederen liggen die te relateren zijn aan deze misdrijven. Derhalve was het van belang deze woning te doorzoeken.
Op maandag 16 juli 2018 werden bij deze doorzoeking werden de navolgende goederen inbeslaggenomen:
• 1 zwarte portemonnee met o.a. studentenpas t.n.v. [benadeelde 5]
• Een Acer laptop
• Een bruin lederen jas.
• Blauwe Nike sportschoenen
• Autosleutel van een FIAT
• Camouflage kleurig vest.
Behoudens het vest welke in de trapkast werd aangetroffen lag alles op de slaapkamer van de verdachte.
Uit onderzoek bleek dat de inbeslaggenomen portemonnee van [benadeelde 5] gestolen was vanuit [benadeelde 5] zijn studentenkamer op 8 juli 2018 middels een insluiping. Hierbij werd ook een Acer laptop en een blauwe Kipling rugtas gestolen. Ik, verbalisant, [verbalisant 1] had een groen/blauwe Kipling rugtas op de slaapkamer gezien tussen verdachte zijn kleding.
Rechercheur [rechercheur] heeft de Kipling rugtas opgehaald in de woning.

Feit 5 (woninginbraak met geweld [straat 3] )

[…]
De rechtbank stelt op grond van de hieronder weergegeven bewijsmiddelen onder meer vast dat op 12 juli 2018 omstreeks 06:30 uur is ingebroken in de woning van aangever aan de [adres 2] in [plaats] , waarbij een portemonnee wordt buitgemaakt. Aangever die de inbreker betrapt omschrijft hem als een man met een donkere huidskleur van Afrikaanse afkomst in een grijze sportbroek en een vest met groene camouflagekleuren. Op het inklimraam wordt een handpalmafdruk van verdachte aangetroffen. Eveneens op 12 juli 2018 omstreeks 06:30 ziet de buurvrouw een getinte man lopen met het door aangever gegeven signalement. Op 13 juli 2018 wordt verdachte staande gehouden. Hij draagt onder meer een vest in camouflagekleuren en een grijs/witte joggingsbroek. Het aantreffen van de handpalmafdruk vraagt om een verklaring van verdachte. Verdachte wenst die niet te geven.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het dan, gelet op het voorgaande en hetgeen overigens uit de bewijsmiddelen naar voren komt, niet anders zijn dan dat verdachte de inbraak heeft gepleegd. Uit het bewijs komt voorts naar voren dat verdachte na te zijn betrapt, geweld heeft gebruikt om weg te kunnen komen. De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 juli 2018, opgenomen op pagina 174 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018157809, 2018128091, 2018164611, 2018180515, 2018178823, 2018163331 en 2018176566 d.d. 21 augustus 2018, inhoudend als verklaring van [benadeelde 6] :

Op 12 juli 2018, in mijn woning aan de [adres 2] in [plaats] , omstreeks 06.30 uur werd ik wakker werd van een geluid en ben ik opgestaan. Toen ik in de keuken keek zag ik een man lopen. Ik zag dat de man een donkere huidskleur had. Ik denk dat hij van Afrikaanse afkomst was. Ik zag dat de man een grijze sportbroek droeg. Hij droeg een zwart sportjack en droeg daarover een zelfde vest als de politie draagt, maar dan met groene camouflage kleuren. Ik wilde de man tegen houden. Ik pakte de man vast bij het vest. Ik voelde dat hij mij wegduwde. Hij duwde mij tegen het wasrek aan, wat vervolgens omviel. Ik zag dat de man vervolgens wegrende via de voordeur van mijn woning. Toen de politie kwam, zag ik dat mijn portemonnee was weggenomen. Ik zag dat de raamuitzetter uit het gevelkozijn was getrokken. In de portemonnee zat mijn bankpas van de ING bank. Mijn zorgpas. En mijn vreemdelingendocument. Er zat een biljet van vijftig euro in en ongeveer tien euro aan kleingeld. Daarnaast zaten er nog een aantal klantenkaarten in. Het raam in de keuken is beschadigd geraakt.

2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 juli 2018, opgenomen op pagina 189 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:

Op vrijdag 13 juli 2018 waren om 00:15 uur, kregen wij de melding van het operationeel centrum te gaan naar het Stationsplein te [plaats] . Hier zou een melder een man hebben zien lopen die voldeed aan een signalement dat op donderdag 12 juli 2018 om 07:39 uur via burgernet was verspreid in [plaats] . Het signalement was een donkere man, grijze joggingsbroek en een kogelwerend vest met camouflagekleuren. Dit betrof een diefstal uit een woning aan de [adres 2] te [plaats] waarbij de verdachte was overlopen. Ter plaatse troffen wij de genoemde persoon, die aan het signalement voldeed, niet aan op het Stationsplein te [plaats] . Wij hoorden van een omstander dat de genoemde persoon richting de binnenstad van [plaats] was gelopen.
Op vrijdag 13 juli om 00:25 uur, die dag, zagen wij de persoon die aan bovengenoemd signalement voldeed lopen op de Nieuweweg te [plaats] . Wij hebben de persoon staande gehouden en zijn identiteit vastgesteld. De persoon gaf op te zijn: [verdachte] geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende [adres 8] . Wij zagen dat [verdachte] een grijs/wit gemêleerd shirt met lange mouwen droeg, hierover heen droeg hij een kogelwerend vest in camouflagekleuren en een grijs/wit gemêleerde korte joggingsbroek aan had.

3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 juli 2018, opgenomen op pagina 191 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van [getuige 1] :

Ik woon op het adres [adres 2] [plaats] . Op 12 juli 2018 deed ik omstreeks 06:30 uur mijn gordijnen open van mijn slaapkamer. Ik keek naar buiten en ik zag een man onrustig lopen in de straat. Deze man is getint en droeg een zwarte trui. Over deze trui had hij een mouwloos vest met camouflage kleuren aan, met grote zakken op het vest. En een grijze broek. De man kwam vanuit de richting het speeltuintje die is gelegen aan de [straat 3] . Dit speeltuintje ligt tegenover de nummer [nummer 1] en [nummer 1] .

4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 16 juli 2018, opgenomen op pagina 192 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:

Op vrijdag 13 juli 2018 ben ik naar de [adres 2] te [plaats] gegaan. Op het kozijn en het raamkozijn heb ik een dactyloscopisch onderzoek ingesteld. Ik zag aan de linkerzijde van het kozijn, dit gezien vanuit de keuken, dactyloscopische sporen. Ik zag twee greepsporen en een handpalm. Ik zag een greepspoor ter hoogte van het midden van het kozijn, en een greepspoor ter hoogte van het bovenste raamboompje. Ik zag het handpalmspoor tussen beide greepsporen in. Ik zag dat alle sporen van buiten naar binnen waren gezet. Gezien de plaats en de zetting van de sporen zijn deze naar alle waarschijnlijkheid afkomstig van de dader, gezet tijdens het inklimmen door het raam. Ik heb het greepspoor ter hoogte van het midden veiliggesteld ten behoeve van een dactyloscopisch onderzoek en voorzien van SINAALN9138NL, tevens heb ik het greepspoor ter hoogte van het bovenste raamboompje veiliggesteld en voorzien van SIN AALN9137NL Het handpalmspoor heb ik voorzien van SIN AALN9138NL (de rechtbank begrijpt: SIN AALN9136NL)

Dactysporen
Spoornummer : PL0100-201878823-44323
SIN : AALN9136NL
Spooromschrijving : Handpalmafdruk
Tijdstip veiligstellen : 13 juli 2018
Plaats veiligstellen : Linkerzijde midden inklimraam

5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal individualisatie dactyloscopisch spoor d.d. 10 augustus 2018, opgenomen op pagina 194 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:

Uit een door mij ontvangen rapport Dactyloscopisch Onderzoek van de Landelijke
Eenheid Dactyloscopie, blijkt dat een vergelijkend onderzoek met een dactyloscopisch
spoor heeft geleid tot individualisatie van het spoor op een persoon, geregistreerd
in de landelijke vinger- en handpalmafdrukken verzameling Havank (Het Automatische
Vingerafdrukkensysteem Nederlandse Kollectie), onder de volgende personalia:
Betrokkene
Achternaam : [achternaam verdachte]
Voornamen : [voornaam verdachte]
Geboren : [geboortedatum]
Delictinformatie forensisch onderzoek
Spoornummer : PL0100-2018178823-44323
SIN : AALN9136NL
Spooromschrijving : Handpalmafdruk

Feit 6 (diefstal uit woning [adres 3] )

[…]
De rechtbank stelt op grond van de hieronder weergegeven bewijsmiddelen onder meer vast dat op 27 juni 2018 na 05:00 uur een inbraak/insluiping heeft plaatsgevonden in de woning van aangever waarbij onder meer een Fiat autosleutel, een pinpas, een rugzak met laptop en twee jassen zijn buitgemaakt. Een uur later heeft verdachte geprobeerd te pinnen met de pinpas van aangever. Daarbij droeg verdachte een van de gestolen jassen en de gestolen rugzak. Op 16 juli 2018 wordt bij een doorzoeking van de woning van verdachte de Fiat autosleutel aangetroffen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het, gelet op het voorgaande en hetgeen overigens uit de bewijsmiddelen naar voren komt, niet anders zijn dan dat verdachte de inbraak heeft gepleegd. De rechtbank heeft hierbij ook in aanmerking genomen de korte tijdspanne tussen het tijdstip van de inbraak/insluiping en het tijdstip van pinnen. De verklaring van verdachte dat hij de pas en de sleutel heeft gevonden acht de rechtbank niet aannemelijk geworden, onder verwijzing naar de eerdergenoemde jurisprudentie[het hof begrijpt: HR 11-04-2017, ECLI:NL:HR:2017:644]
. De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

1. De door verdachte ter zitting van 4 december 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend: Het klopt dat op 16 juli 2018 een autosleutel in mijn slaapkamer is aangetroffen.

2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 27 juni 2018, opgenomen op pagina 212 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018157809, 2018128091, 2018164611, 2018180515, 2018178823, 2018163331 en 2018176566 d.d. 21 augustus 2018, inhoudend als verklaring van [benadeelde 7] , mede namens [benadeelde 8] en [benadeelde 9] :

Op woensdag 27 juni 2018, omstreeks 05:00 uur, kwam ik thuis. Ik woon op de [adres 3] te [plaats] . Ik kan niet uitsluiten of ik de achterdeur middels een haakje vast heb gezet. Omstreeks 11:00 uur ging ik weer van bed af. Ik zag dat de achterdeur wagenwijd openstond. Ik zag dat mijn portemonnee buiten onder de tuinstoel lag. Ik pakte mijn portemonnee en zag dat mijn pinpas niet meer in zat. Ik zag dat mijn autosleutel weg was. Mijn auto stond er nog en zat op slot. Ik zag door de autoramen dat mijn laptoptas niet meer in de auto lag. In de laptoptas zat een HP laptop, type HP15-bs190nd, voedingskabel van de laptop, voedingskabel voor IPhone, een boek 'bestuurlijke kaart van Nederland'. Ik zag dat mijn oude HP laptop ook uit de auto miste. Ik hoorde mijn huisgenoten [huisgenoot 1] en [huisgenoot 2] zeggen dat zij hun jas misten. Ik hoorde [huisgenoot 1] zeggen dat haar sleutelbos daar in zat. Ik zag ook dat er een glazen potje met kleingeld weg was genomen.

3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 juli 2018, opgenomen op pagina 217 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:

Op vrijdag 20 juli 2018 vertelde de afdeling fraude van Equens Nederland mij dat er op 27 juni 2018 omstreeks 06:05 uur gepoogd was om 250 euro te pinnen met de pinpas horende bij het rekeningnummer [rekeningnummer]. Het was mij bekend dat o.a. de pinpas op 27 juni 2018 tussen 05:00 uur en 08:00 uur was weggenomen bij een insluiping op de [adres 3] te [plaats] . Op maandag 23 juli 2018 bekeek ik de gevorderde camerabeelden van de ABN-AMRO pinautomaat aan de Groningerstraatweg 47 te [plaats] . Ik zag dat de onbekende manspersoon om 06:06 uur klaar is met pinnen en dat de man, die ik eerder zag met de vouwfiets, dan gaat pinnen. Ik zag dat deze manspersoon donker getint was. Ik zag dat hij een zwarte leren jas droeg met daaronder een grijs met groene sweather en capuchon. Ik zag dat deze manspersoon een zonnebril op had en een donker gekleurde rugtas. Verder zag ik dat hij blauw met witte Nike schoenen droeg en een donker gekleurde driekwartsbroek. Ik herken deze manspersoon direct als: [verdachte] .

4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 juli 2018, opgenomen op pagina 66 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:

De verdachte is woonachtig bij zijn moeder [naam 1] en [naam 2] op de [adres 8] . De verdachte werd op zondag 15 juli 2018 omstreeks 22:30 uur aangehouden in zijn woning Mogelijk dat in de woning goederen liggen die te relateren zijn aan deze misdrijven. Derhalve was het van belang deze woning te doorzoeken.
Op maandag 16 juli 2018 werden bij deze doorzoeking werden de navolgende goederen inbeslaggenomen:
• 1 zwarte portemonnee met o.a. studentenpas t.n.v. [benadeelde 5]
• Een Acer laptop
• Een bruin lederen jas.
• Blauwe Nike sportschoenen
• Autosleutel van een FIAT
• Camouflage kleurig vest.
Behoudens het vest welke in de trapkast werd aangetroffen lag alles op de slaapkamer van de verdachte.
Uit onderzoek bleek dat de inbeslaggenomen portemonnee van [benadeelde 5] gestolen was vanuit [benadeelde 5] zijn studentenkamer op 8 juli 2018 middels een insluiping. Hierbij werd ook een Acer laptop en een blauwe Kipling rugtas gestolen. Ik, verbalisant, [verbalisant 1] had een groen/blauwe Kipling rugtas op de slaapkamer gezien tussen verdachte zijn kleding.
Rechercheur [rechercheur] heeft de Kipling rugtas opgehaald in de woning.

5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 juli 2018, opgenomen op pagina 227 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:

Op donderdag 19 juli 2018 heb ik onderzoek gedaan naar de aangetroffen Fiat autosleutel. Deze autosleutel was aangetroffen tijdens de doorzoeking, op maandag 16 juli 2018, in
de slaapkamer van [verdachte] , geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
Op donderdag 19 juli 2018 ben ik met de aangetroffen Fiat autosleutel naar autogarage [autogarage] , geweest. Aldaar sprak ik met twee medewerkers van de garage. Zij vertelden mij dat de autosleutels niet onder een kenteken worden geregistreerd. Wel wisten ze mij te vertellen dat de aangetroffen autosleutel moest horen bij een Fiat Punto of een Fiat Panda van bouwjaar voor 2008. Ook vertelden zij mij dat de sleutelhanger aan de autosleutel afkomstig was van een Fiat dealer genoemd [Fiat dealer] .
Op donderdag 19 juli 2018 heeft collega [verbalisant 2] voor mij, politieambtenaar [verbalisant 3] , een zoekslag gemaakt in de politiesystemen naar incidenten waarbij een Fiat autosleutel wordt vermist. Collega [verbalisant 2] vertelde mij dat hij een insluiping op de [adres 3] te [plaats] had aangetroffen, in het politiesysteem, waarbij onder andere een Fiat autosleutel was weggenomen. Ik heb hierop in deze registratie gekeken en zag dat er in deze woning op 27 juni 2018 een insluiping had plaatsgevonden. Ik zag daarbij dat de eigenaar een Fiat Punto van het bouwjaar 2007 op naam heeft staan. Ik zag dat deze Fiat Punto gekocht is bij garagebedrijf [Fiat dealer] . Hierop heb ik telefonisch contact gezocht met aangever [benadeelde 7] . Ik vroeg hem zijn autosleutel, die was weggenomen, te omschrijven. Ik hoorde hem zeggen dat het een Fiat autosleutel betrof met daar aan een leren bandje. Ik heb aangever [benadeelde 7] een foto gestuurd van de aangetroffen Fiat autosleutel en deze herkende hij als zijn weggenomen autosleutel. Op vrijdag 27 juli 2018 ben ik samen met aangever naar zijn personenauto gelopen. Ik zag dat zijn auto een grijze Fiat Punto betrof. Ik zag dat het voertuig geopend kon worden met de Fiat sleutel, die was aangetroffen bij de doorzoeking in de woning van [verdachte] . Ik toonde aangever [benadeelde 7] hierop een gedeelte van de schermafbeeldingen van de camerabeelden van de ABN-AMRO. Hierop is te zien dat verdachte [verdachte] aan het pinnen is met de gestolen bankpas van aangever [benadeelde 7] . Ik hoorde [benadeelde 7] direct zeggen bij het zien van de afbeelding: "Dat is 100% mijn rugtas. Dit is de rugtas die in mijn auto lag en waar mijn laptop in zat. Dat jasje die die persoon aan heeft is de jas van mijn huisgenoot [huisgenoot 2] . Ik herken ook die direct." Hierop heeft aangever [benadeelde 7] , in mijn bijzijn, telefonisch contact gezocht met medeaangever [huisgenoot 2] . Ik vroeg [huisgenoot 2] of hij een beschrijving kon geven van de jas die was weggenomen. Ik hoorde hem zeggen dat het een zwart leren jack betrof. Dat aan de voorzijde van het jack een zwart leren bandje zat met druk knoopjes. Verder hoorde ik hem zeggen dat het jack geen capuchon had. Hierop heb ik een foto gestuurd van de schermafbeelding van de pinbeelden van de ABN-AMRO. Direct hoorde ik medeaangever [huisgenoot 2] zeggen dat zijn jas op de schermafbeelding te zien was en werd gedragen door de verdachte.

Feit 7 (woningbraak [adres 4] )

[…]
Gelet op de aangifte en handpalmafdruk van verdachte op het opgebroken raam aan de achterzijde van de woning acht de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de inbraak. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij twee jaar geleden in de achtertuin van de woning is geweest en een handpalmafdruk zou hebben achterlaten, niet aannemelijk geworden.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 juli 2018, opgenomen op pagina 230 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018157809, 2018128091, 2018164611, 2018180515, 2018178823, 2018163331 en 2018176566 d.d. 21 augustus 2018, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :

Op dinsdag 10 juli 2018 te 02:00 uur was ik thuis in de woning op het adres [adres 4] in [plaats] . De woning was deugdelijk afgesloten. Op dinsdag 10 juli 2018 te 07:45 uur zag ik dat er in de woning was ingebroken. Ik zag namelijk dat de deur naar de binnenplaats open stond. Onbekenden hebben zich de toegang tot de woning verschaft waardoor er schade is ontstaan. Ze hebben een Playstation 4, een Wii en een kleine tv weggenomen.

2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 11 juli 2018, opgenomen op pagina 237 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:

Op dinsdag 12 juli 2017 werd door ons verbalisanten onderzoek verricht in een woning bij [slachtoffer 1] te [adres 4] [plaats] . Wij hebben ons onderzoek aangevangen vanuit de tuin achter de woning Wij zagen dat het meest rechts gelegen stolpraam, dat toegang biedt tot de woonkamer, verbroken was. Het raam hebben wij onderzocht op dactyloscopische sporen. Hierbij troffen wij een dactyloscopisch spoor (SIN AALN9328NL) aan op de buitenzijde van het houtwerk van de rechterzijde van het stolpraam, waar deze zijde over de linkerzijde valt.

Dacty sporen
Spoornummer : PL0100-2018176566-44216
SIN : AALN9328NL
Spooromschrijving : Handpalmafdruk
Tijdstip veiligstellen : 10 juli 2018
Plaats veiligstellen : Op buitenzijde inklimraam (stolpraam, rechterdeel)

3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal individualisatie dactyloscopisch spoor d.d. 10 augustus 2018, opgenomen op pagina 240 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:

Uit een door mij ontvangen rapport Dactyloscopisch Onderzoek van de Landelijke
Eenheid Dactyloscopie, blijkt dat een vergelijkend onderzoek met een dactyloscopisch
spoor heeft geleid tot individualisatie van het spoor op een persoon, geregistreerd
in de landelijke vinger- en handpalmafdrukken verzameling Havank (Het Automatische
Vingerafdrukkensysteem Nederlandse Kollectie), onder de volgende personalia:
Betrokkene
Achternaam : [achternaam verdachte]
Voornamen : [voornaam verdachte]
Geboren : [geboortedatum]
Delictinformatie forensisch onderzoek
Spoornummer : PL0100-2018176566-44216
SIN : AALN9328NL
Spooromschrijving : Handpalmafdruk

Parketnummer 18/730209-18

Feit 1 (straatroof pizzabezorger)

[…]
De rechtbank constateert dat aangever verdachte op camerabeelden van [bedrijfsnaam] van 10 april 2018 en 14 april 2018 herkent als zijnde de persoon die hem heeft beroofd. Hij herkent hem aan zijn lengte, huidskleur, postuur en haar. Gelet op de aangifte, de herkenning van verdachte door de aangever en het feit dat verdachte in het bezit was van de beurs van aangever is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze straatroof. Aangever was alleen aan zijn kleding en scooter te herkennen als bezorger van Domino's. Dat verdachte wist dat het een werkbeurs van Domino's was, is naar het oordeel van de rechtbank daderinformatie nu door het personeel van Domino's is verklaard dat de door verdachte genoemde kaartjes in de werkbeurs niet door het bedrijf worden gebruikt. Alleen de overvaller heeft kunnen weten dat het een werkbeurs van een [bedrijfsnaam] pizzabezorger was vanwege de scooter en de kleding. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij de beurs heeft gevonden dan ook niet aannemelijk geworden, onder verwijzing naar de eerder genoemde jurisprudentie[het hof begrijpt wederom: HR 11-04-2017, ECLI:NL:HR:2017:644].
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

1. De door verdachte ter zitting van 04 december 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend: Op 10 april 2018 heb ik een beurs teruggebracht naar [bedrijfsnaam] in [plaats] . Ik wist dat het een werkbeurs van een bezorger van [bedrijfsnaam] was.

2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 3 maart 2018, opgenomen op pagina 24 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer 2] d.d. 15 mei 2018, inhoudend als verklaring van aangever [slachtoffer 2] :

Op 3 maart 2018 was ik aan het werk bij [bedrijfsnaam], gevestigd aan de [adres 10] . Ik moest de bestelling aan de [adres 11] te [plaats] afleveren. Ik werd uit het niets van achteren vastgepakt. Ik voelde dat mijn beide armen werden vasthouden door 2 handen. Ik hoorde dat die man die mij vastpakte wat zei. Ik hoorde dat diegene zei:" Je portemonnee. Nu die werkbeurs. Snel". Ik hoorde dat diegene heel serieus klonk. Ik werd meteen bang. Vervolgens voelde ik dat diegene mijn rechterarm losliet en voelde ik dat diegene meteen iets hards in mijn rechterzij prikte. Ik dacht eerst dat dit zijn hand/vinger was maar dacht ook dat dit wel eens een wapen kon zijn. Ik werd toen echt bang en wist toen dat dit om een beroving ging. Ik heb toen mijn werkbeurs met mijn linkerhand uit mijn linker broekzak gepakt. Tijdens deze handeling hoorde ik dat diegene zei:" Je werkbeurs". Ik gaf mijn werkbeurs aan hem. Ik zag dat hij die pakte en toen rustig wegliep. Ik kan die persoon als volgt omschrijven: Getinte huidskleur, mogelijk Surinaams of Antilliaans, tussen de 20 en 30 jaar oud, tenger postuur, mogelijk zijkant kort geschoren en boven een eilandje met zwart krullend/kroes haar, een Surinaams of Antilliaans accent, tussen de l.75 meter en l.80 meter. In deze werkbeurs zat ongeveer 70 euro, 1 briefje van 50 euro, 3 briefjes van 5 euro en wat kleingeld. Tevens zaten mijn rijbewijs en een tankbonnetje in mijn werkbeurs.

3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt aanvullend proces-verbaal van verhoor van aangever d.d. 19 april 2018, opgenomen op pagina 27 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :

Ik heb de beelden van de bewakingscamera van onze vestiging op de [adres 10] gezien. Ik zag daarop een persoon, donker getint, donker kort kroes haar. Dit waren de beelden van 10 april 2018. Mijn collega had mij namelijk gebeld met de mededeling dat een persoon de portemonnee en het rijbewijs dat bij de beroving van mij was gestolen, terug had gebracht. En dat deze man op de opnames stond van de bewakingscamera. Ik zag dat de persoon op de beelden leek op de persoon die mij had overvallen. Dit qua lengte, kleur en postuur. Het haar was echter iets korter dan de dader van de overval.

4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van aangever d.d. 27 april 2018, opgenomen op pagina 31 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :

Toen ik de beelden van 14 april 2018 zag, herkende ik de man voor de volle 100 % als zijnde de dader die mij op zaterdag 3 maart 2018 had overvallen in de [straat 4] te [plaats] . Ik herken de man aan zijn haar, zijn lengte, zijn postuur en zijn huidskleur. Er is geen vergissing mogelijk. Tijdens de overval droeg ik een jack met daarop het logo van "[bedrijfsnaam]". En ik reed op een scooter waarop ook dat logo is te zien. In of bij de weggenomen goederen bleek uit niets dat ik of de weggenomen goederen, enige connectie had of hadden met [bedrijfsnaam].

Feit 2. (Poging woninginbraak [adres 5] )

[…]
Verdachte heeft verklaard dat hij twee mannen zag bij de woning van aangever. Tegen [getuige 2] , de buurman van aangever, heeft verdachte gezegd dat hij twee jongens in de steeg had zien lopen en dat hij heeft gezien dat deze mannen probeerden in te breken in het huis van aangever. De camerabeelden van de steeg grenzend aan de woning zijn door de aangever en de politie bekeken. Op de beelden is alleen verdachte te zien. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dan ook niet aannemelijk geworden en is van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte zelf een poging tot inbraak heeft gepleegd. De rechtbank tekent daarbij aan dat verdachte bij de politie en ter terechtzitting wisselend heeft verklaard over hoe hij zou zijn aangevallen door een van de mannen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

1. De door verdachte ter zitting van 4 december 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend: Op 30 december 2017 ben ik bij de woning in de [adres 5] in [plaats] geweest. Op dat moment is er geprobeerd in te breken bij die woning. Een dag later ben ik bij de bewoner aan de deur geweest.

2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 51, opgenomen op pagina 49 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer 2] d.d. 15 mei 2018, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] :

Ik woon op de [adres 5] te [plaats] . Op zaterdagochtend 30 december 2017 omstreeks 08:00 uur vertrok ik vanaf mijn woning naar mijn werk. Ik zag op dat moment geen bijzonderheden rondom mijn woning. Op de opgenomen beelden, afkomstig van mijn beveiligingscamera's rondom de woning, zag ik dat er op zaterdagochtend 30 december 2017 te 08:27 uur een manspersoon door de steeg, grenzend aan mijn woning, liep. Op de beveiligingsbeelden is te zien dat de man vervolgens enige tijd later de steeg verliet. Na het bekijken van voornoemde beelden, ben ik mijn woning gaan inspecteren op eventuele schade. Ik zag dat er schade aan mijn voordeur zat welke er nog niet zat toen ik op zaterdagochtend 30 december 2017 omstreeks 08:00 uur mijn woning verliet. De schade aan mijn voordeur zit ter hoogte van het slot en is te omschrijven als een inkeping in de deur en het kozijn van een breekvoorwerp.

3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt aanvullend proces-verbaal van verhoor van aangever d.d. 7 januari 2018, opgenomen op pagina 52 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] :

Op zondag 31 december 2017 zag ik dat er een manspersoon naar mijn voordeur liep. Ik herkende deze man omdat deze man op de betrokken camerabeelden zien is. De man vertelde mij dat hij gisteren, op 30 december 2017, ook bij mij aan de deur was geweest.

4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen camerabeelden d.d. 3 mei 2018, opgenomen op pagina 57 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:

Op zaterdag 6 januari 2018 stelde aangever [slachtoffer 3] camerabeelden ter beschikking aan de politie. Het betreft camerabeelden, gemaakt door de bewakingscamera bevestigd aan de zijmuur van de woning van aangever aan de [adres 5] te [plaats] . Opgenomen op 30 december 2017 tussen 08:24:26 uur en 08:29:27 uur.
Daarbij zag ik het volgende.
08:24:26 Begin opname.
08:27:04 Een onbekende man loopt de steeg in vanaf de [straat 5] . Hij komt de hoek om, vanaf de voorzijde van de woning [adres 5] . Hij is alleen en loopt in een rustig tempo. Hij loopt in de richting van de achterzijde van de woningen aan de
[straat 5] . Hij loopt met zijn gezicht in de richting van de camera.
08:27:18 De onbekende man is buiten beeld. Net voordat hij buiten beeld gaat, schuift hij de
schoudertas via de linkerzijde van zijn lichaam door naar achteren.
08:27:41 De onbekende man komt weer in beeld. Hij komt aanlopen vanaf de achterzijde van genoemde woningen en loopt door de steeg in de richting van de [straat 5] . Hij draagt de schoudertas aan de linkerzijde van zijn lichaam.
08:27:59 De onbekende man slaat aan het einde van de steeg bij de [straat 5] linksaf, richting de voorzijde van de woning nummer [nummer 1] .”

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen – slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-730165-18 onder 1, 2, 3 primair, 4 primair, 5, 6 primair en 7 en in de zaak met parketnummer 18-730209-18 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
In de zaak met parketnummer 18-730165-18:
1.
hij op 21 juni 2018, te [plaats] , op de openbare weg [straat 1] , met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld een persoon, genaamd [benadeelde 1] , heeft gedwongen tot de afgifte van een bankbiljet van 50 euro, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte:
- die [benadeelde 1] achterna is gefietst nadat deze geld had gepind en
- die [benadeelde 1] is gepasseerd en voor hem is gestopt en
- het stuur van de fiets van die [benadeelde 1] heeft vastgepakt en
- woorden heeft geuit als: "Je hebt geld gepind, het kan goedschiks of kwaadschiks" en
- die [benadeelde 1] vervolgens bij de keel heeft gegrepen en
- die [benadeelde 1] een wapen heeft laten zien welke hij in zijn broeksband had
waarna die [benadeelde 1] zich gedwongen voelde een bankbiljet van 50 euro af te geven;
2.
hij op 23 mei 2018, te [plaats] , in een woning, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hanger van een ketting, toebehorende aan een persoon genaamd [benadeelde 2] (geboren op [geboortedatum] ), welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [benadeelde 2] en haar partner [benadeelde 3] (geboren op [geboortedatum] ), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte:
- de woning van die [benadeelde 2] en [benadeelde 3] is binnengedrongen en
- vervolgens op die [benadeelde 2] is afgelopen en
- vervolgens met kracht aan de halsketting van die [benadeelde 2] heeft getrokken en
- waarbij hij de hanger van die ketting heeft afgetrokken;
3.primair
hij op 27 juni 2018, te [plaats] , op de [straat 2] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee, toebehorende aan een persoon, genaamd, [benadeelde 4] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [benadeelde 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte
- in een tunneltje die [benadeelde 4] stevig bij de bovenarmen heeft vastgepakt en
- die [benadeelde 4] naar de grond heeft gewerkt en
- daarbij de woorden heeft geuit: "Rustig blijven" en
- vervolgens de portemonnee uit de broekzak van die [benadeelde 4] heeft gerukt;
4.primair
hij op 08 juli 2018, te [plaats] , in de woning [adres 1] , een portemonnee, een Acer laptop en een Kipling rugzak, die toebehoorden aan [benadeelde 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
hij op 12 juli 2018, te [plaats] , in de woning [adres 2] , waarbij hij zich de toegang heeft verschaft tot die woning middels braak en inklimming, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee (met inhoud), toebehorende aan een persoon genaamd [benadeelde 6] , welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen die [benadeelde 6] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte die [benadeelde 6] heeft weggeduwd;
6.primair
hij op 27 juni 2018, te [plaats] , in de woning [adres 3] en in een auto, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pinpas, een Fiat autosleutel, een laptoptas met daarin een HP laptop met toebehoren en nog een HP laptop en een potje met kleingeld en een jas met daarin een sleutelbos en nog een jas, toebehorende aan [benadeelde 7] , [benadeelde 8] of [benadeelde 9] ;
7.
hij in de nacht van 9 op 10 juli 2018, te [plaats] , in de woning [adres 4] , heeft weggenomen een Playstation 4, een Wii en een Tv, die toebehoorden aan [slachtoffer 1] , met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
In de zaak met parketnummer 18-730209-18:
1.
hij op 03 maart 2018, te [plaats] , met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld een persoon, genaamd [slachtoffer 2] (pizzabezorger), heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee (met als inhoud ongeveer 70 euro, een rijbewijs t.n.v. [slachtoffer 2] en een tankbon), toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [bedrijfsnaam], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte die [slachtoffer 2] van achteren bij de armen heeft vastgepakt en daarbij de woorden heeft toegevoegd: "Je portemonnee. Nu die werkbeurs. Snel", en daarbij die [slachtoffer 2] met iets hards in zijn rechterzij heeft geprikt en daarbij nogmaals de woorden heeft toegevoegd: "Je werkbeurs";
2.
hij op 30 december 2017, te [plaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, in de woning [adres 5] , (een) goed(eren) van zijn gading, dat aan een ander toebehoorde, te weten aan een persoon, genaamd, [slachtoffer 3] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, met voormeld oogmerk heeft getracht de voordeur van die woning te forceren om zo die woning binnen te komen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 18-730165-18 onder 1 en in de zaak met parketnummer 18-730209-18 onder 1 bewezen verklaarde levert telkens op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg.
Het in de zaak met parketnummer 18-730165-18 onder 2 en 3 primair bewezen verklaarde levert telkens op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Het in de zaak met parketnummer 18-730165-18 onder 4 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Het in de zaak met parketnummer 18-730165-18 onder 5 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heter daad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Het in de zaak met parketnummer 18-730165-18 onder 6 primair bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 18-730165-18 onder 7 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het in de zaak met parketnummer 18-730209-18 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in een relatief kort tijdsbestek van enkele maanden schuldig gemaakt aan negen ernstige vermogensdelicten, waarbij hij doortrapt en brutaal te werk is gegaan. Hij overrompelde daarbij in een aantal gevallen kwetsbare mensen en boezemde bij hen door zijn manier van doen en door zijn uitingen angst in. Verdachte heeft niet alleen bij al de bewezenverklaarde feiten een gebrek aan respect voor de eigendomsrechten van anderen aan de dag gelegd, maar hij heeft in een aantal gevallen (te weten bij de 1, 2, 3 en 5 in de zaak met parketnummer 18-730165-18 en feit 1 in de zaak met parketnummer 18-730209-18) een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn slachtoffers.
Uit de slachtofferverklaring van een van zijn slachtoffers, van wiens bejaarde echtgenote hij nota bene in hun eigen woning met geweld een sieraad heeft afgenomen, komt naar voren dat zij door het handelen van verdachte zodanig zijn aangedaan en dat zij zich in hun woning nog immer zodanig onveilig voelen, dat zij hebben moeten besluiten om naar een andere woning te verhuizen.
Uit de slachtofferverklaring van een ander, eveneens ouder, slachtoffer, van wie door verdachte in de avond op een afgelegen plek in een tunneltje met geweld de portemonnee met inhoud werd afgenomen, blijkt dat dit slachtoffer nog steeds de angst heeft dat een dergelijk feit hem nog een keer kan overkomen en dat hij om die reden altijd een alarm bij zich draagt als hij naar buiten gaat.
Tekenend voor de brutaliteit van verdachte is dat hij met de portemonnee, die hij met geweld afhandig had gemaakt van een koerier van [bedrijfsnaam], naar de vestiging van [bedrijfsnaam] is toegegaan en dat hij daar die portemonnee heeft gepresenteerd onder de mededeling dat hij voor terugbrengen daarvan wel een beloning wenste te ontvangen.
Uit verdachtes proceshouding vloeit voort dat hij op geen enkele wijze de kwalijkheid van zijn eigen handelen inziet en dat hij ook geen spijt heeft van zijn handelen.
Het hof heeft, naast de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS, ook acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 20 juni 2019 waaruit blijkt dat verdachte eerder wegens gewelds- en vermogensdelicten is veroordeeld.
Gelet op het voorgaande, bezien in onderling verband en samenhang, kan niet worden volstaan met oplegging van een andere of lagere straf dan de door de rechtbank opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren. Oplegging van die straf is passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Deze benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 870,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-730165-18 onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte, die de hoogte van de vordering niet heeft betwist, is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

Deze benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 350,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-730165-18 onder 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte, die de hoogte van de vordering niet heeft betwist, is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 350,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-730165-18 onder 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte, die de hoogte van de vordering niet heeft betwist, is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 68,77. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-730165-18 onder 3 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 62,05 en dat kosten zijn gemaakt tot een bedrag van € 6,72. Verdachte, die de hoogte van de vordering niet heeft betwist, is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 70,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-730165-18 onder 5 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte, die de hoogte van de vordering niet heeft betwist, is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 279,95. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 150,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-730165-18 onder 6 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Volgens onbetwiste opgave van [benadeelde 9] bestaat de schade uit de vermissing van een lederen jas van het merk Chasin, met een nieuwwaarde van € 279,95. Het hof begroot de schade naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid op een bedrag van € 150,00. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 8]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 70,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 50,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Volgens opgave namens [benadeelde 8] bestaat de schade uit de vermissing van een imitatie lederen jas van het merk Tom Taylor met een gestelde waarde van € 70,00. De hoogte van de vordering is gemotiveerd weersproken. Een nadere onderbouwing van de gestelde schade (nieuwwaarde, datum aanschaf) ontbreekt. Het hof is van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 768,95. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 668,95. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-730165-18 onder 6 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof is, anders dan door de raadsman aangevoerd, met de rechtbank van oordeel dat de vordering voor zover die betrekking heeft op kosten die samenhangen met de noodzakelijke vervanging van het slot van de woning kan worden toegewezen. De stelling van de raadsman, dat geen huissleutels zijn weggenomen, mist feitelijke grondslag. Ten aanzien van de gestolen laptop overweegt het hof dat uit de ingebrachte factuur niet slechts blijkt dat de nieuwwaarde van die laptop € 569,00 heeft bedragen, maar ook dat deze laptop nagenoeg nieuw was. De vordering kan daarom ten aanzien van de weggenomen laptop tot dat bedrag worden toegewezen. Het meer of anders gevorderde in verband met de laptop is niet nader onderbouwd. Daarom wordt de vordering in zoverre afgewezen. Verdachte is tot vergoeding van deze geleden schade gehouden zodat de vordering tot en bedrag van € 708,95 zal worden toegewezen, met afwijzing van het overige.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 57, 63, 310, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-730209-18 onder 3 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-730165-18 onder 1, 2, 3 primair, 4 primair, 5, 6 primair en 7 en in de zaak met parketnummer 18-730209-18 onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-730165-18 onder 1, 2, 3 primair, 4 primair, 5, 6 primair en 7 en in de zaak met parketnummer 18-730209-18 onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-730165-18 onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 870,00 (achthonderdzeventig euro) bestaande uit € 50,00 (vijftig euro) materiële schade en € 820,00 (achthonderdtwintig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-730165-18 onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 870,00 (achthonderdzeventig euro) bestaande uit € 50,00 (vijftig euro) materiële schade en € 820,00 (achthonderdtwintig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
17 (zeventien) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 21 juni 2018.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-730165-18 onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 350,00 (driehonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-730165-18 onder 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 350,00 (driehonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 23 mei 2018.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-730165-18 onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 350,00 (driehonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-730165-18 onder 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 350,00 (driehonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 23 mei 2018.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 4] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-730165-18 onder 3 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 62,05 (tweeënzestig euro en vijf cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 6,72 (zes euro en tweeënzeventig cent).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 4] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-730165-18 onder 3 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 62,05 (tweeënzestig euro en vijf cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dag hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 27 juni 2018.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 6] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-730165-18 onder 5 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 70,00 (zeventig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 6] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-730165-18 onder 5 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 70,00 (zeventig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dag hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 12 juli 2018.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 9] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-730165-18 onder 6 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 150,00 (honderdvijftig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 9] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-730165-18 onder 6 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 150,00 (honderdvijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
3 (drie) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 27 juni 2018.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 8]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 8] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 7] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-730165-18 onder 6 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 708,95 (zevenhonderdacht euro en vijfennegentig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 7] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-730165-18 onder 6 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 708,95 (zevenhonderdacht euro en vijfennegentig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
14 (veertien) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 27 juni 2018.
Aldus gewezen door
mr. A.J. Rietveld, voorzitter,
mr. M.C. Fuhler en mr. A.H. toe Laer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Meester, griffier,
en op 1 augustus 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. A.H. toe Laer voornoemd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.