Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
moeder;
vader;
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 juli 2019 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de omgangsregeling van de minderjarige [kind], geboren op [geboortedatum] 2008. De ouders, de moeder en de vader, zijn in een langdurige strijd verwikkeld over de invulling van het recht op omgang van de moeder met [kind]. De moeder heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikkingen van de rechtbank Gelderland van 21 december 2017 en 21 augustus 2018, waarin de omgangsregeling was vastgesteld. De vader heeft incidenteel hoger beroep ingesteld met betrekking tot de omgangsregeling tijdens vakanties en feestdagen.
Het hof heeft vastgesteld dat de ouders sinds 26 juni 2018 niet langer gezamenlijk het gezag over [kind] uitoefenen, en dat de vader sindsdien alleen het gezag heeft. De rechtbank had eerder bepaald dat [kind] bij de moeder zou verblijven volgens een bepaalde regeling, maar deze regeling is door de jarenlange strijd tussen de ouders en de verstoorde communicatie niet meer effectief gebleken. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd en een nieuwe omgangsregeling vastgesteld, waarbij [kind] gedurende een weekend per veertien dagen bij de moeder verblijft, met de mogelijkheid dat de moeder [kind] op maandagochtend naar school brengt.
Daarnaast heeft het hof bepaald dat de ouders jaarlijks vóór 1 januari een vakantierooster moeten opstellen, waarbij de vakanties en feestdagen bij helfte worden verdeeld. Het hof heeft de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep tegen de tussenbeschikking van 21 december 2017, omdat deze beslissing was aangehouden. De proceskosten zijn gecompenseerd, gezien de relatie tussen de ouders en de impact van de procedure op hun kind.