Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met producties 1 tot en met 12, ingekomen op 29 augustus 2018;
- het verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep, alsmede houdende een incidenteel verzoek tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de bestreden beschikking, met producties 1 tot en met 10;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep met producties 12 tot en met 14;
- het verweerschrift tegen het incidenteel verzoek;
- een journaalbericht van mr. Cats van 12 maart 2019 en
3.De feiten
- bepaald dat [verzoekster] met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheiding in het huwelijksregister met een bedrag van € 852,- bruto per maand dient bij te dragen in de kosten van levensonderhoud van [verweerster] ;
- bepaald dat [verweerster] huurder is van de woning, aan [de a-straat 1] 3 in [B] ;
- de wijze van verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vastgesteld op de wijze als is overwogen in de overwegingen 3.24 tot en met 3.46 van die beschikking;
- de proceskosten gecompenseerd, en
- het meer of anders verzochte afgewezen.
4.De omvang van het geschil in hoger beroep
‘verblijf en verzorging oktober 2017’.
‘verblijf en verzorging’. Uitgaande van voornoemde overeenkomst van 18 december 2015 zou [verzoekster] over de periode van december 2015 tot november 2017 een bedrag van € 5.750,- (23 maanden x € 250,-) aan haar moeder verschuldigd zijn. Dit komt echter niet overeen met de opgenomen en overgemaakte bedragen.
6.De beslissing
- met ingang van 1 augustus 2020 € 623,- bruto per maand en
- met ingang van 1 augustus 2021 € 0,- per maand;