ECLI:NL:GHARL:2019:5981

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 juli 2019
Publicatiedatum
23 juli 2019
Zaaknummer
200.235.230
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling en nader raadsonderzoek in een ouderschapskwestie met betrekking tot een minderjarige

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een zorgregeling voor een minderjarige, geboren in 2008, waarover de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen. De vader heeft in hoger beroep verzocht om een ruimere zorgregeling, terwijl de moeder een minder ruime regeling voorstaat. De rechtbank had eerder een voorlopige zorgregeling vastgesteld, maar het hof oordeelt dat er meer onderzoek nodig is naar de emotionele veiligheid van het kind. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat het kind angstig is en dat er zorgen zijn over de communicatie tussen de ouders. De raad voor de kinderbescherming heeft geadviseerd om de huidige zorgregeling voorlopig te handhaven en om intensieve thuisbegeleiding in te zetten. Het hof heeft besloten de behandeling van de zaak aan te houden en de raad te verzoeken om nader onderzoek te doen naar de situatie van het kind en de ouders. De beslissing over de zorgregeling zal pas worden genomen na dit onderzoek, waarbij de emotionele veiligheid van het kind voorop staat. De zaak wordt voortgezet op 10 december 2019, waarbij de raad zal rapporteren over de voortgang van het onderzoek.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.235.230
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 397280)
beschikking van 23 juli 2019
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.F.M. van Weegberg te Den Haag,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. L. van Eck Rasmussen te Naarden.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 23 oktober 2019 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
  • een (rapport van de raad) van 9 mei 2019;
  • een journaalbericht van mr. Van Eck Rasmussen van 5 juni 2019 met een productie;
  • een journaalbericht van mr. Van Weegberg van 14 juni 2019 met producties, en
  • een journaalbericht van mr. Van Weegberg van 18 juni 2019 met een productie.
1.3
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft op 25 juni 2019 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is [medewerker RvdK] verschenen.

2.De omvang van het geschil

2.1
Tussen partijen is in geschil de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken betreffende [kind] (verder: [kind] ), geboren op [geboortedatum] 2008 te [plaats] , over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.
2.2
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, voor zover hier van belang - uitvoerbaar bij voorraad - de (uitgebreide) voorlopige zorgregeling vastgelegd als definitieve zorgregeling, en het meer of anders verzochte afgewezen.

3.De motivering van de beslissing

3.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de tussenbeschikking van 23 oktober 2018, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
3.2
In die beschikking heeft het hof overwogen:
“Het hof is van oordeel dat een co-ouderschapsregeling, zoals door de vader in zijn verzoekschrift in eerste aanleg is verzocht, niet in het belang van [kind] is. (…)
Ten aanzien van de overige door de vader gedane voorstellen acht het hof zich op grond van de thans beschikbare informatie onvoldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te kunnen geven. Sinds het rapport van de raad van 22 juli 2016 is ruim twee jaar verstreken, waardoor dit rapport gedateerd is en daardoor onvoldoende bruikbaar voor een beslissing in de onderhavige zaak. Voor het hof is verder niet duidelijk hoe [kind] tegenover een eventuele uitbreiding van de zorgregeling bij de vader staat. Daarom zal het hof de behandeling van de zaak aanhouden en de raad verzoeken een onderzoek in te stellen naar de vraag of een uitbreiding van de zorgregeling, zoals door de vader verzocht of anderszins, in het belang van [kind] is en hierover te rapporteren.”
3.3
Uit het op 9 mei 2019 door de raad opgemaakte rapport komt onder meer het volgende naar voren:
“Tijdens het deelonderzoek neemt [kind] een rustige houding aan, waarin hij op verschillende manieren bevraagd is naar het contact met beide ouders. Hierin zijn geen bijzonderheden waargenomen. [kind] reactie werd echter opvallend angstig toen bleek dat de informatie gedeeld zou worden met onder andere zijn vader.(…) Een grote zorg is de onduidelijkheid betreffende het functioneren van vader en de angst betreffende [kind] over (het gedrag van) vader.(…)
Zeer duidelijk is dat ouders niet kunnen opvoeden in gezamenlijke verantwoordelijkheid. De jarenlange strijd over het wel of niet (uitbreiden van) contact met vader lijkt een terugkerend en chronisch probleem. [kind] houdt zich redelijk staande in dit systeem. Hij laat weinig tot geen zorgen zien bij derden. Het is voor de raad lastig de (invloed van de) zorgen en de krachten te meten bij [kind] (…).
De raad heeft zich tijdens het onderzoek zorgen gemaakt om [kind] . Moeder gaf meerdere malen (telefonisch) aan dat [kind] tijdens - en door - het onderzoek meer angstig (geworden) is voor vader. [kind] kon echter bij de raad zijn emoties ondanks het extra deelonderzoek - moeilijk verwoorden, waardoor het voor de raad niet voldoende duidelijk werd hoe [kind] zich voelt in de thuissituatie bij beide ouders. De raad meent dat het van zeer groot belang is dat er duidelijkheid komt rondom de (emotionele)veiligheid van [kind] . De zorgen die genoemd worden in het onderzoek heeft de raad niet dusdanig kunnen weerleggen (en/of vaststellen). De raad is dan ook van mening dat het in het belang van [kind] is dat er hulpverlening komt die zicht krijgt op de mogelijkheden van [kind] en van zijn systeem. [kind] dient rust en duidelijkheid te ervaren.(…) Daarnaast dient zicht te komen op de (on)mogelijkheden van beide ouders. [kind] dient immers ondersteund en begeleid te worden door emotioneel capabele opvoeders. Met name de zorgen die genoemd worden betreffende vader dienen weerlegd of verduidelijkt te worden. Het is tevens wenselijk ook meer zicht te krijgen op de rol van moeder.(…) Dit is de reden waarom de raad (intensieve) thuisbegeleiding zou willen bij beide ouders, zodat [kind] samen met zijn opvoeders geobserveerd wordt en er zo mogelijk meer duidelijkheid komt rondom de opvoedingssituatie bij beide ouders.(…) Daarnaast dient er duidelijkheid te komen of – en in welke mate – de persoonlijke problemen van vader een effect hebben op [kind] .(…)
Zoals reeds ter zitting besproken is en in de hofbeschikking (23 oktober 2018) vastgelegd is, zijn de raad en ook het gerechtshof van oordeel dat een co-ouderschapsregeling, zoals door de vader in zijn verzoekschrift in eerste aanleg is verzocht, niet in het belang van [kind] , gelet op de zeer aanzienlijke communicatieproblemen tussen de ouders. Het door de ouders in 2017 gevolgde traject 'Kinderen uit de Knel' heeft geen verbetering gebracht in de communicatie (…).
Het is nog onvoldoende duidelijk wat de (on)mogelijkheden van ouders zijn en daarmee onvoldoende duidelijk welke zorgregeling in het belang van [kind] is. Gezien eerder besproken zorgen, meent de raad dat de definitieve zorgregeling alleen kan worden bepaald met behulp van hulpverlening, die [kind] thuis kan gaan observeren. De toekomst moet uitwijzen welke zorgregeling in het belang van [kind] zal zijn. Aandacht voor de zorgen en daarmee het creëren van randvoorwaarden is hierbij echter essentieel. Daarnaast kunnen ouders ieder afzonderlijk een eigen hulpverleningstraject starten samen met de hulpverlening (denk daarmee bijvoorbeeld aan Youke Parallel Ouderschap) (…).
De raad adviseert het gerechtshof de definitieve beslissing omtrent de zorgregeling voor een periode van een half jaar aan te houden in afwachting van de resultaten van de ingezette hulpverlening te weten Parallel Ouderschap en intensieve thuisbegeleiding, waarbij de raad bereid is opnieuw aanvullend onderzoek te doen en advies te geven.
De RvdK adviseert - in afwachting van de definitieve beslissing - voorlopig de huidige zorgregeling te handhaven, waarin [kind] bij vader verblijft:
iedere week van donderdagmiddag na school tot vrijdagavond 20.00 uur en
eenmaal per zes weken van donderdagmiddag uit school tot zaterdag 17.00 uur,
alsmede de laatste week van de zomervakantie.”
3.4
Op de mondelinge behandeling heeft de raad het advies nog aangevuld en geadviseerd om, als de ouders niet willen meewerken aan de in het raadsrapport genoemde hulpverlening in de vorm van intensieve thuisbegeleiding, de zaak opnieuw aan te houden voor een raadsonderzoek. Nu voor het hof duidelijk is geworden dat [kind] klem zit, zijn emoties niet durft te laten zien en bang is voor de reactie van zijn vader, zal dit nader onderzocht dienen te worden, zodat het raadsonderzoek dan ook uitgebreid zal worden naar een beschermingsonderzoek.

4.De slotsom

De vader wil een ruimere zorgregeling, [kind] heeft tegen de raad gezegd de huidige zorgregeling goed te vinden en de moeder wil een minder ruime zorgregeling. De moeder heeft verklaard dat [kind] vele malen tegen haar heeft gezegd dat hij niet meer naar de vader toe wil.
Het hof dient een afweging te maken tussen enerzijds het vaststellen van een definitieve zorgregeling, waarmee de rust en duidelijkheid wordt gediend, en anderzijds hulpverlening en vervolgonderzoek naar de zorgen over de (emotionele) veiligheid van [kind] , zoals de raad adviseert. De moeder heeft in dat kader op de zitting gezegd dat zij niet vrijwillig wil meewerken aan de door de raad geadviseerde intensieve thuisbegeleiding, omdat zij dit te belastend vindt voor [kind] en omdat zij geen vertrouwen meer heeft in hulpverlening.
Het hof is van oordeel dat de zorgen over [kind] zoals die uit het raadsrapport naar voren komen en de eventuele hulpvraag die hierachter schuilt nader onderzocht dienen te worden voordat een beslissing over de zorgregeling kan worden genomen. Op grond van de thans beschikbare informatie acht het hof zich namelijk onvoldoende voorgelicht. Het hof zal de behandeling van de zaak aanhouden om door middel van de door de raad in zijn hiervoor onder 4.3 geciteerde rapport geadviseerde hulpverlening aan de ouders en [kind] de (achtergrond van de) zorgen met betrekking tot [kind] beter in beeld te krijgen. Verder zal het hof de raad - zoals de raad heeft aangeboden - verzoeken een vervolgonderzoek in te stellen naar de vraag of een uitbreiding van de zorgregeling, zoals door de vader verzocht of anderszins, in het belang van [kind] is en het hof hierover te rapporteren. De raad heeft ter zitting benoemd dat ook zal worden onderzocht of een kinderbeschermingsmaatregel nodig is.

5.Uitleg voor [kind]

Omdat [kind] tegen zijn moeder heeft gezegd dat hij geen onderzoeken meer wil zal de rechter aan [kind] uitleggen waarom er toch nog een nieuw onderzoek van de raad voor de kinderbescherming moet komen.
De vader van [kind] wil graag meer zorgen voor [kind] dan hij nu doet. Daar gaat deze rechtszaak over. De raad voor de kinderbescherming heeft onderzocht of het voor [kind] wel of niet goed is om meer bij zijn vader te wonen.
De rechter en de raad voor de kinderbescherming vinden het in ieder geval niet goed voor [kind] als hij de ene week bij zijn moeder en de andere week bij zijn vader woont.
De raad voor de kinderbescherming heeft ook onderzocht of het wel goed is voor [kind] als hij vaker bij zijn vader is dan nu. De raad voor de kinderbescherming heeft hiervoor gepraat met [kind] , zijn moeder, zijn vader en nog een paar andere mensen.
Na dit onderzoek weet de raad voor de kinderbescherming nog steeds niet of het voor [kind] nou wel of juist niet goed is als hij vaker bij zijn vader is. Dat komt omdat er tijdens het onderzoek zorgen zijn gekomen over [kind] , want [kind] was heel erg bang dat zijn vader te weten zou komen wat hij tegen de raad voor de kinderbescherming had verteld. De raad voor de kinderbescherming weet niet goed waarom [kind] zo reageerde en of er iets is wat [kind] dwars zit. Daarom is er nog meer onderzoek nodig. De raad voor de kinderbescherming wil vooral graag dat er iemand meekijkt naar hoe de vader en de moeder met [kind] omgaan. Daarna kan de raad voor de kinderbescherming de rechter pas een goed advies geven of het voor [kind] wel of niet goed is om meer bij zijn vader te zijn. Pas als dat onderzoek klaar is beslist de rechter hoe vaak [kind] bij zijn vader zal zijn.
Totdat de rechter heeft beslist gaat [kind] net als nu iedere donderdag uit school tot vrijdagavond naar zijn vader en een keer in de zes weken van donderdag uit school tot zaterdagmiddag.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
alvorens verder te beslissen:
houdt de behandeling van de zaak aan voor het inzetten van de hiervoor onder 5 vermelde hulpverlening;
verzoekt de raad een nader onderzoek te (doen) instellen als hiervoor onder 5 omschreven en daarover uiterlijk op
10 november 2019te rapporteren;
bepaalt dat de behandeling van de zaak zal worden voortgezet op
10 december 2019 om 11.45 uur;
roept op de (advocaat van de) vader, de (advocaat van de) moeder en de raad om op de hiervoor vermelde zittingsdatum te verschijnen;
bepaalt dat het onderzoek door de raad zal worden verricht onder leiding van het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. I.G.M.T. Weijers-van der Marck;
bepaalt dat de raad zich voor vragen of opmerkingen betreffende het onderzoek zal kunnen wenden tot voornoemde raadsheer-commissaris;
bepaalt dat partijen hun inlichtingen en verzoeken dienen te richten aan de raadsheer-commissaris.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.G.M.T. Weijers-van der Marck, A. Smeeing-van Hees en J.B. de Groot, bijgestaan door mr. M. Vodegel als griffier, is bij afwezigheid van de voorzitter getekend door mr. De Groot, en is op 23 juli 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.