Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de eerdere beschikkingen van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland van 12 en 22 februari 2019, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] was verleend aan de Jeugdbescherming Brabant. De moeder verzocht het hof om deze beschikkingen te vernietigen en het verzoek van de Jeugdbescherming Brabant af te wijzen, dan wel om een onderzoek te gelasten op grond van artikel 810a lid 2 Rv.
Het hof heeft in zijn overwegingen de zorgen van hulpverleners over de opvoedcapaciteiten van de moeder meegewogen. De moeder had te maken met een complexe voorgeschiedenis, waaronder seksueel misbruik en huiselijk geweld, en vertoonde problematiek die haar in staat stelde om adequaat voor [de minderjarige] te zorgen. De kinderrechter had eerder al vastgesteld dat de moeder niet in staat was om een veilige omgeving voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] te bieden. Het hof concludeerde dat de uithuisplaatsing noodzakelijk was voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige], die extra zorg nodig had vanwege zijn medische toestand.
Het hof heeft de verzoeken van de moeder afgewezen en de eerdere beschikkingen van de kinderrechter bekrachtigd. De beslissing van het hof benadrukt het belang van de minderjarige en de noodzaak van een veilige en stabiele omgeving voor zijn ontwikkeling. De moeder werd aangeraden om zich te richten op haar eigen ontwikkeling en het creëren van een stabiele situatie, zodat zij in de toekomst mogelijk een betere rol in het leven van [de minderjarige] kan spelen.