ECLI:NL:GHARL:2019:5834

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 juli 2019
Publicatiedatum
16 juli 2019
Zaaknummer
18/00638
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep door de Belastingdienst

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Zwolle tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had eerder de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2009 van de belanghebbende, [X] [Z], vernietigd en de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende. De inspecteur heeft hoger beroep ingesteld, maar heeft dit tijdens de zitting op 4 juli 2019 ingetrokken. Belanghebbende heeft vervolgens verzocht om vergoeding van de proceskosten in hoger beroep. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat de inspecteur op verzoek van de belanghebbende kan worden veroordeeld in de proceskosten, overeenkomstig artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Het Hof heeft de kosten vastgesteld op € 1.059, bestaande uit € 1.024 voor rechtsbijstand en € 35 voor reis- en verblijfkosten. De uitspraak is gedaan door een derde meervoudige belastingkamer en is op 16 juli 2019 openbaar uitgesproken. Beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer 18/00638
uitspraakdatum: 16 juli 2019
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
inzake het hoger beroep van
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Zwolle(hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 7 juni 2018, nummer AWB 18/222, in het geding tussen de Inspecteur en
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2009 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. Bij beschikking is heffingsrente berekend.
1.2.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank Overijssel, die het beroepschrift ter behandeling heeft doorgestuurd naar de Rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd en de aanslag en de heffingsrente verminderd. De Inspecteur is daarbij veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende. Tevens heeft de Rechtbank de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.
1.4.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juli 2019, waarbij verschenen zijn mr. [A] en [B] namens de Inspecteur alsmede belanghebbende en zijn gemachtigde mr. [C] . De Inspecteur heeft ter zitting van het Hof zijn hogerberoepsgronden laten varen en het hoger beroep vervolgens ingetrokken. Belanghebbende heeft hierop verzocht om een vergoeding van zijn proceskosten in hoger beroep.

2.Beoordeling van het verzoek

2.1.
Ingeval van intrekking van het hoger beroep door de Inspecteur kan deze op verzoek van belanghebbende bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in de kosten worden veroordeeld (artikel 8:118 van de Awb).
2.2.
Het Hof stelt deze kosten overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.024 [2 punten (verweerschrift en bijwonen zitting)  wegingsfactor 1  € 512] voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en op € 35 voor de reis- en verblijfkosten van belanghebbende, ofwel in totaal op € 1.059.

3.Beslissing

Het Hof veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.059.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.F.R. Woeltjes, voorzitter, mr. R.A.V. Boxem en mr. I. Linssen, in tegenwoordigheid van mr. A.W.M. van der Waerden als griffier.
De beslissing is op 16 juli 2019 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(A.W.M. van der Waerden) (V.F.R. Woeltjes)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 16 juli 2019
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH DEN HAAG.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.