Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De verzoeken aan de kantonrechter en de beoordeling daarvan
5.De beoordeling in hoger beroep
"de opzegging (…) het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever".
in wisselende mate" heeft "
geleden aan stress-gerelateerde aandoeningen (overspanning/ burn-out/ aanpassingsstoornis/ depressie/ paniekklachten)". Die aandoeningen “
zijn” (pag. 18) dan wel "
lijken" (pag. 19) volgens prof. [B] de oorzaak van de uitval op het werk te zijn geweest. Hoewel de formulering van prof. [B] niet consistent genoemd kan worden - en daargelaten dat diens conclusies in de, door Sweco overgelegde, rapportage van psychiater [D] worden weersproken - gaat het hof veronderstellenderwijs er vanuit dat [verzoeker] uiteindelijk is uitgevallen als gevolg van de door prof. [B] genoemde oorzaken.
"wellicht niet"kon "
weten dat [verzoeker] op die bewuste 7 augustus 2014 psychisch op het randje balanceerde" geldt dat zich evenmin de situatie voordeed dat [C] zich had moeten realiseren dat een stevig gesprek over het functioneren van [verzoeker] op dat moment onverantwoord was.
"beeld ontstaat dat er onvoldoende gedacht wordt vanuit de belastbaarheid van de werknemer". Daaraan wordt toegevoegd dat de directe aanleiding was een aanvaring tussen Sweco ( [C] ) en [verzoeker] over het functioneren, dat een dergelijke aanvaring normaliter aanleiding is voor een goed gesprek, maar dat het nu volkomen uit de hand loopt
"omdat er allerlei mentale problemen uit voortvloeien bij de werknemer". Deze bevindingen komen erop neer dat Sweco onvoldoende oog heeft gehad voor de belastbaarheid van [verzoeker] , maar dat de intensiteit waarmee [verzoeker] heeft gereageerd op de gedragingen van Sweco redelijkerwijs niet was te voorzien.
gepasseerd station" genoemd, de situatie als geheel wordt omschreven als een "
lastige". Op 3 augustus 2016 beslist het UWV vervolgens dat de re-integratie-inspanningen van Sweco onvoldoende zijn geweest en legt het een loonsanctie op aan Sweco. In het aan die beslissing ten grondslag liggende arbeidskundig onderzoek is vermeld dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar resterende mogelijkheden in het eerste spoor en dat de re-integratie in het tweede spoor pas in februari 2016 is ingezet.
niet voor niets was". De heren versterkten elkaar "
in negatieve zin". Het enkele feit dat Sweco in die situatie niet (meteen) het juiste heeft gedaan maakt dat gedrag nog niet tot ernstig verwijtbaar gedrag. Ook hier geldt dat van gedrag in strijd met gegeven adviezen of anderszins aanwezige kennis niet blijkt. Hooguit is sprake van onvoldoende voortvarendheid. Desondanks is voor [verzoeker] uiteindelijk een re-integratieplaats in spoor 2 gerealiseerd bij ProRail. Die plaatsing is niet geëindigd als gevolg van onvoldoende inspanning van Sweco, maar als gevolg van het aflopen van de termijn waarvoor deze was overeengekomen, hetgeen [verzoeker] ter zitting in hoger beroep als juist heeft erkend. Daaraan heeft hij wel toegevoegd dat ProRail groot is en er een tekort aan vakmensen op zijn deskundigheidsgebied was, maar dat doet aan de eindigheid van de plaatsing niet af. Dat eind 2015 in het kader van het eerste spoor en/of na het re-integratietraject bij ProRail in het tweede spoor gelet op de (beperkte) belastbaarheid van [verzoeker] arbeidsmogelijkheden bestonden die (als gevolg van onvoldoende inspanning van Sweco) onbenut zijn gebleven, heeft [verzoeker] niet voldoende onderbouwd.