ECLI:NL:GHARL:2019:5677
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in hoger beroep wegens verjaring
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de militaire kamer van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had op 9 mei 2019 het openbaar ministerie gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard in de strafvervolging vanwege verjaring van een deel van de tenlastegelegde feiten. Het openbaar ministerie stelde hoger beroep in tegen deze beslissing, maar het hof oordeelde dat de beslissing van de rechtbank moet worden aangemerkt als een tussenuitspraak, waartegen geen afzonderlijk hoger beroep mogelijk is. Het hof overwoog dat volgens artikel 406 van het Wetboek van Strafvordering alleen hoger beroep kan worden ingesteld tegen einduitspraken. De rechtbank had de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie uitgesproken voor feiten die vóór 20 maart 2013 waren begaan, maar het hof concludeerde dat er geen einduitspraak was gedaan, omdat de niet-ontvankelijkheid betrekking had op alle tenlastegelegde feiten. Het hof verklaarde het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in het ingestelde hoger beroep, om te voorkomen dat er twee separate procedures zouden ontstaan over dezelfde tenlastegelegde feiten. De uitspraak benadrukt het belang van de concentratie van het appel in strafzaken en de voortgang van het hoofdgeding.