ECLI:NL:GHARL:2019:5619

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 juli 2019
Publicatiedatum
9 juli 2019
Zaaknummer
200.259.322
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot benoeming bijzondere curator in familiezaken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het verzoek van de moeder tot benoeming van een bijzondere curator voor hun minderjarige kind. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. W. Geersen-Janssen, verzocht om de benoeming van een bijzondere curator omdat zij meende dat de belangen van het kind niet goed werden behartigd door de gecertificeerde instelling (GI). De vader, die ook in de procedure was betrokken, was het niet eens met dit verzoek. Het hof heeft vastgesteld dat er een aanzienlijke strijd tussen de ouders bestaat, maar oordeelde dat er geen sprake was van de noodzakelijke strijd tussen de belangen van de ouders en die van het kind, zoals vereist in artikel 1:250 BW. Het hof concludeerde dat de GI voldoende zorg droeg voor de belangen van het kind en dat de benoeming van een bijzondere curator in deze situatie niet noodzakelijk was. Het verzoek van de moeder werd afgewezen en de eerdere beschikking van de rechtbank Overijssel werd bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.259.322
(zaaknummers rechtbank Overijssel 226682 en 227395)
beschikking van 9 juli 2019
inzake beslissing op het verzoek tot benoeming bijzondere curator
[verzoekster] ,
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. W. Geersen-Janssen te Enschede,
en
[verweerder] ,
wonende te [B] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader.
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,
gevestigd te Enschede/Arnhem,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: GI.
1. Het geding in eerste aanleg in de hoofdzaak (en) met betrekking tot het verzoek van de moeder tot benoeming van een bijzondere curator
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 11 februari 2019, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2 Het geding in hoger beroep in de hoofdzaak

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 10 mei 2019;
  • het verweerschrift van de GI met bijlagen, en
  • een journaalbericht van mr. Geersen-Janssen van 8 juni 2019 met producties 9 en 10.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 11 juni 2019 plaatsgevonden. De moeder is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. De vader is in persoon verschenen. Namens de GI zijn verschenen [C] en [D] .

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2011 te [E] , over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen. [de minderjarige] heeft hoofdverblijfplaats bij zijn vader.
3.2
Bij beschikking van 4 juni 2018, hersteld bij beschikking van 16 juli 2018, heeft de kinderrechter in de rechtbank Overijssel de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot
11 juni 2019 en de omgangsregeling gewijzigd.
3.3
Bij beschikking van 10 juli 2018 heeft de kinderrechter in de rechtbank Overijssel de omgangsregeling gewijzigd.
3.4
Op 20 december 2018 is bij de rechtbank Overijssel het verzoek van de GI tot wijziging van een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang binnengekomen.
3.5
De moeder heeft verweer gevoerd en bij wijze van zelfstandig verzoek verzocht om wijziging van de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] , wijziging van de zorgregeling en benoeming van een bijzondere curator.
3.6
Bij de bestreden beschikking heeft de kinderrechter de zorg- en contactregeling gewijzigd en de verzoeken ten aanzien van de wijziging hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] en de benoeming van een bijzondere curator afgewezen.

4.De omvang van het geschil

4.1
In de hoofdzaak is in geschil de hoofdverblijfplaats en de omgangsregeling.
4.2
De moeder is met grief 1A in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. voor zover het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator is afgewezen. De moeder verzoekt het hof alsnog een bijzondere curator te benoemen ter behartiging van de belangen van [de minderjarige] .
4.3
De GI voert verweer en stelt dat het aanstellen van een bijzondere curator geen meerwaarde heeft voor [de minderjarige] .

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (BW) benoemt de rechter bij wie de zaak aanhangig is, indien hij dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht, op verzoek van een belanghebbende of ambtshalve een bijzondere curator om de minderjarige, zowel in als buiten rechte, te vertegenwoordigen, wanneer in aangelegenheden betreffende diens verzorging en opvoeding, dan wel het vermogen van de minderjarige, de belangen van de met het gezag belaste ouders of één van hen dan wel van de voogd of de beide voogden in strijd zijn met die van de minderjarige.
5.2
Uit de wetsgeschiedenis valt af te leiden dat het bij de herziening van dit wetsartikel in 1995 niet de bedoeling van de wetgever is geweest algemene opvoedingsproblemen met de hulp van een bijzondere curator tot een oplossing te brengen. Beoogd is te voorzien in de mogelijkheid van benoeming van een bijzondere curator wanneer met betrekking tot de verzorging en opvoeding een wezenlijk conflict is ontstaan tussen de minderjarige en degene die als wettelijke vertegenwoordiger met zijn verzorging en opvoeding is belast (HR:2005:AR4850). Blijkens de wetsgeschiedenis treedt de bijzondere curator slechts ter oplossing van een bepaald concreet probleem ten behoeve van de minderjarige op, en niet, zoals een mentor, in het algemeen ter behartiging van de immateriële belangen van een minderjarige. Bij de beantwoording van de vraag of benoeming van een bijzondere curator is aangewezen, zal het belang van de minderjarige de eerste overweging voor de rechter moeten vormen. De rechter heeft bij de beantwoording van de vraag of een bijzondere curator nodig is, een grote mate van beoordelingsvrijheid.
5.3
De moeder stelt dat de GI tekort schiet in de belangenbehartiging van [de minderjarige] .
De moeder wordt bij elk omgangsmoment geconfronteerd met een zoon die klem en verloren is geraakt tussen zijn ouders, maar het starten van passende hulpverlening komt niet van de grond. [de minderjarige] durft niet open te zijn naar de GI. Een bijzondere curator zou daarin iets kunnen betekenen en zou als vertrouwenspersoon voor [de minderjarige] kunnen optreden.
5.4
Het hof stelt vast dat sprake is van een aanzienlijke strijd tussen de ouders. De kinderrechter heeft het in het belang van [de minderjarige] nodig geacht een ondertoezichtstelling uit te spreken. De door de GI aangestelde jeugdbeschermer heeft als taak de belangen van [de minderjarige] te beschermen en om beslissingen te nemen in het geval van tegengestelde belangen tussen hem en de ouders.
Naar het oordeel van het hof vloeit uit de gegeven omstandigheden niet zonder meer voort dat sprake is van de in artikel 1:250 BW genoemde strijd tussen de belangen van de met het gezag belaste ouders of één van hen met die van [de minderjarige] die vereist is om tot benoeming van een bijzondere curator over te gaan. De moeder heeft haar verzoek op dit punt onvoldoende geconcretiseerd. Haar stelling dat [de minderjarige] een vertrouwenspersoon nodig heeft en dat de belangen van [de minderjarige] met de beschermingsmaatregelen onvoldoende zijn gewaarborgd, passeert het hof.
Inmiddels is een nieuwe jeugdbeschermer aangesteld. Zij ziet dat [de minderjarige] klem zit tussen zijn ouders en dat het aan de ouders is om de strijd te staken. Dat is in het belang van [de minderjarige] . [de minderjarige] geeft zelf ook aan dat hij rust wil. Ook de vader heeft verklaard dat [de minderjarige] graag rust wil omdat [de minderjarige] onzeker wordt van alle mensen met wie hij moet praten. Op korte termijn staat nog wel een gesprek met een orthopedagoog gepland om te kijken of sprake is van concentratieproblemen of problemen op persoonlijk gebied.
Niet valt uit te sluiten dat een bijzondere curator juist voor nog meer onduidelijkheid en een extra belasting zal zorgen, vooral omdat al hulpverlening wordt ingezet en [de minderjarige] zegt rust te willen.
5.5
Op grond van het vorenstaande zal het hof het verzoek van de moeder tot benoeming van een bijzondere curator afwijzen en de bestreden beschikking in zoverre bekrachtigen.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen faalt grief 1A van de moeder. Het hof zal daarom de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 11 februari 2019 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, derhalve voor zover deze betrekking heeft op de beslissing tot afwijzing van het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. Smeeïng-van Hees, J.B. de Groot en R. Krijger, bijgestaan door mr. I.T.M.W. Smulders-Jacobs als griffier en is op 9 juli 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.