Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een opvolgend bewindvoerder. De betrokkene, die in hoger beroep ging, verzocht om [D] B.V. als opvolgend bewindvoerder te benoemen, omdat zij meende dat er gewichtige redenen waren om de huidige bewindvoerder, [verweerder], te ontslaan. De betrokkene stelde dat het contact met de huidige bewindvoerder onvoldoende was en dat haar financiële belangen niet goed werden behartigd. De bewindvoerder voerde echter verweer en stelde dat er voldoende contactmogelijkheden waren en dat de financiële belangen van de betrokkene adequaat werden behartigd.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder de eerdere beschikking van de kantonrechter en de argumenten van beide partijen. Het hof concludeerde dat er geen gewichtige redenen waren om de bewindvoerder te ontslaan. De betrokkene had onvoldoende onderbouwd dat de relatie met de bewindvoerder zodanig verstoord was dat deze zijn taken niet meer naar behoren kon uitvoeren. Bovendien was het hof van oordeel dat de financiële belangen van de betrokkene adequaat werden behartigd, en dat de betrokkene niet in aanmerking kwam voor bijzondere bijstand voor de kosten van de bewindvoering.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland van 25 oktober 2018 bekrachtigd en het verzoek van de betrokkene afgewezen. De beslissing is genomen door een collegiaal hof, waarbij de rechters de argumenten van de betrokkene en de bewindvoerder zorgvuldig hebben afgewogen.