ECLI:NL:GHARL:2019:561

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 januari 2019
Publicatiedatum
23 januari 2019
Zaaknummer
21-006042-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Pogingen tot doodslag met vuurwapen in Keijenborg

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte is veroordeeld voor pogingen tot doodslag op zijn toenmalige vrouw en haar broer, waarbij hij op 19 december 2016 in Keijenborg met een vuurwapen heeft geschoten. De verdachte heeft in totaal elf keer geschoten, waarbij hij zijn vrouw in de woning beschoot terwijl zij de trap af rende, en vervolgens op straat op haar schoot. Ook heeft hij meerdere keren op de woning van haar broer geschoten, waarbij hij de kans op dodelijk letsel voor beiden heeft aanvaard. Het hof heeft de eerdere vrijspraak van de rechtbank voor de pogingen tot moord vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan de pogingen tot doodslag. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de angst die de slachtoffers hebben ervaren, en het feit dat er geen lichamelijk letsel is veroorzaakt. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de slachtoffers voor de geleden schade.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006042-17
Uitspraak d.d.: 23 januari 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 26 oktober 2017 met parketnummer 05-740490-16 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1948,
thans verblijvende in [detentie] .
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 25 september 2018 en 9 januari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. B.L.M. Ficq, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een (gedeeltelijk) andere bewijsbeslissing, een andere kwalificatie en een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw recht doen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is - na toewijzing van de gevorderde nadere omschrijving van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:

1.primair:hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 19 december 2016 te Keijenborg ,

gemeente Bronckhorst , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachte rade van het leven te beroven,
met dat opzet een pistool, in elk geval een vuurwapen,
heeft gepakt en/of (bij)geladen met één of meer (scherpe) patronen
en/of (vervolgens) (telkens) (in een woning) met voornoemd pistool meermalen althans eenmaal heeft geschoten op en/of in de richting van die [slachtoffer 1] en/of
(vervolgens) die [slachtoffer 1] heeft achtervolgd en/of
tijdens het achtervolgen (op de openbare weg) meermalen althans eenmaal met voornoemd pistool op en/of in de richting van die [slachtoffer 1] heeft geschoten
en/of (vervolgens) heeft getracht de woning binnen te dringen waarin die [slachtoffer 1] haar toevlucht had gezocht en/of meermalen althans eenmaal op de ruit(en) en/of deur(en) van die woning heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

1.subsidiair:hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 19 december 2016 te Keijenborg ,

gemeente Bronckhorst , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
(telkens) (in een woning) met een pistool, in elk geval een vuurwapen, meermalen althans eenmaal heeft geschoten op en/of in de richting van die [slachtoffer 1] en/of
(vervolgens) die [slachtoffer 1] heeft achtervolgd en/of
tijdens het achtervolgen (op de openbare weg) meermalen althans eenmaal met voornoemd pistool op en/of in de richting van die [slachtoffer 1] heeft geschoten
en/of (vervolgens) heeft getracht de woning binnen te dringen waarin die [slachtoffer 1] haar toevlucht had gezocht en/of met voornoemd pistool meermalen althans eenmaal op de ruit(en) en/of deur(en) van die woning heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

1.meer subsidiair:hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 19 december 2016 te Keijenborg ,

gemeente Bronckhorst , [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (telkens) (in een woning) met een pistool, in elk geval een vuurwapen, meermalen althans eenmaal geschoten op en/of in de richting van die [slachtoffer 1] en/of
(vervolgens) die [slachtoffer 1] achtervolgd en/of tijdens het achtervolgen (op de openbare weg) meermalen althans eenmaal, met voornoemd pistool op en/of in de richting van die [slachtoffer 1] geschoten
en/of (vervolgens) getracht de woning binnen te dringen waarin die [slachtoffer 1] haar toevlucht had gezocht en/of met voornoemd pistool meermalen althans eenmaal op de ruit(en) en/of deur(en) van die woning geschoten;

2.primair:hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 19 december 2016 te Keijenborg ,

gemeente Bronckhorst , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 2] opzettelijk en met voorbedachte rade van het leven te beroven,
(telkens) met een pistool, in elk geval een vuurwapen,
meermalen althans eenmaal heeft geschoten op/door een (achter)deur van een woning, terwijl die [slachtoffer 2] (op korte afstand) achter voornoemde deur stond,
en/of (vervolgens) met voornoemd pistool meermalen althans eenmaal heeft geschoten op/door ruiten van tuindeuren en/of de voordeur van die woning,
terwijl die [slachtoffer 2] (op korte afstand) achter voornoemde ruiten en/of voordeur stond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.subsidiair:hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 19 december 2016 te Keijenborg ,

gemeente Bronckhorst , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
(telkens) met een pistool, in elk geval een vuurwapen,
meermalen althans eenmaal heeft geschoten op/door een (achter)deur van een woning, terwijl die [slachtoffer 2] (op korte afstand) achter voornoemde deur stond,
en/of (vervolgens) met voornoemd pistool meermalen althans eenmaal heeft geschoten op/door ruiten van tuindeuren en/of de voordeur van die woning,
terwijl die [slachtoffer 2] (op korte afstand) achter voornoemde ruiten en/of voordeur stond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.meer subsidiair:hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 19 december 2016 te Keijenborg ,

gemeente Bronckhorst , [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (telkens) met een pistool, in elk geval een vuurwapen, meermalen althans eenmaal geschoten op/door een (achter)deur van een woning,
terwijl die [slachtoffer 2] (op korte afstand) achter voornoemde deur stond, en/of (vervolgens) met voornoemd pistool meermalen althans eenmaal geschoten op/door ruiten van tuindeuren en/of de voordeur van die woning,
terwijl die [slachtoffer 2] (op korte afstand) achter voornoemde ruiten en/of voordeur stond;
3:hij op of omstreeks 19 december 2016 te Keijenborg , gemeente Bronckhorst ,
een wapen van categorie III onder 1, te weten een pistool (merk Glock, kaliber 9mm), en/of (bijbehorende) munitie van categorie III, te weten
- 129 ( scherpe) patronen (merk Fiocchi, kaliber 9mm) en/of
- 39 ( scherpe) patronen (merk Magtech, kaliber 9mm),
voorhanden heeft gehad.
4:hij op of omstreeks 19 december 2016 te Keijenborg , gemeente Bronckhorst ,
een wapen van categorie III onder 1, te weten een gaspistool (merk Bruni Mini Gap, kaliber 9mm PAK) en/of
munitie van categorie III, te weten 48 (knal)patronen (merk Bruni),
voorhanden heeft gehad.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak poging tot moord op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
Het hof is, met de rechtbank, van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat verdachte [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] of [voornaam slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] of [voornaam slachtoffer 2] ) met voorbedachte raad om het leven wilde brengen. Van de onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde pogingen tot moord zal verdachte daarom worden vrijgesproken.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair tenlastegelegde poging tot doodslag op [slachtoffer 1] .
Daarnaast heeft zij gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 2 primair tenlastegelegde poging tot doodslag op [slachtoffer 2] .
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de onder 1 primair en subsidiair en 2 primair en subsidiair tenlastegelegde feiten. Daartoe heeft zij - kort gezegd - het volgende betoogd.
Ten aanzien van de onder 1 primair tenlastegelegde poging tot doodslag op [slachtoffer 1] dan wel de poging tot zware mishandeling van haar zoals tenlastegelegd onder 1 subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat de door [voornaam slachtoffer 1] afgelegde verklaringen vanwege verschillende redenen leugenachtig zijn en daarom niet mogen worden gebruikt voor het bewijs. Nu verdachte heeft ontkend op haar of in haar richting te hebben geschoten, kan niet worden bewezen dat hij [voornaam slachtoffer 1] opzettelijk wilde doden dan wel zwaar wilde mishandelen. Verdachte dient daarom van feit 1 primair en feit 1 subsidiair te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de onder 2 primair tenlastegelegde poging tot doodslag op [slachtoffer 2] dan wel de poging tot zware mishandeling van hem zoals tenlastegelegd onder 2 subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de door [voornaam slachtoffer 2] afgelegde verklaringen om verschillende redenen niet betrouwbaar zijn en dat deze niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Volgens de raadsvrouw kan niet worden bewezen dat verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [voornaam slachtoffer 2] zou komen te overlijden dan wel dat hij zwaar gewond zou raken door het schieten door verschillende ramen en deuren van zijn woning. In dit verband heeft de raadsvrouw opgemerkt dat verdachte zich voorafgaande aan elk schot ervan heeft vergewist dat niemand door dit schot geraakt zou kunnen worden. Verdachte dient daarom van feit 2 primair en feit 2 subsidiair te worden vrijgesproken.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van de onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde feiten wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
In het bijzonder overweegt het hof als volgt.
De vaststaande feiten
Verdachte heeft op 19 december 2016 in Keijenborg in totaal elf keer geschoten met een pistool. Het eerste schot heeft hij gelost in de woning aan de [adres 1] , waar hij ten tijde van het tenlastegelegde woonde met zijn toenmalige echtgenote [slachtoffer 1] . Bij dit eerste schot is een verwarmingsradiator geraakt. Vervolgens heeft verdachte twee keer op straat geschoten, terwijl hij zich in of nabij de deurpost van de voordeur van de hiervoor genoemde woning bevond. Daarna ging verdachte naar het huis van [slachtoffer 2] (de broer van [slachtoffer 1] ), aan de [adres 2] . Deze woning is gelegen aan de overkant van de straat (ten opzichte van de woning van verdachte en [voornaam slachtoffer 1] ). [voornaam slachtoffer 1] was daarvoor al naar het huis van haar broer gerend. Bij de woning van [voornaam slachtoffer 2] heeft verdachte nog acht keer geschoten. [voornaam slachtoffer 1] was hier toen al binnen. Verdachte heeft drie keer geschoten bij de achterdeur van de berging van deze woning, drie keer bij de tuindeuren aan de achterzijde van dit huis en twee keer bij de voordeur.
Beoordeling door het hof
Het hof zal in deze zaak de vraag moeten beantwoorden waar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich telkens bevonden op de momenten dat verdachte de hiervoor genoemde elf schoten heeft gelost. Vervolgens zal het hof aan de hand van de plaats en de richting van de schoten moeten bepalen hoe het schieten door verdachte moet worden gekwalificeerd. Het hof zal hierna eerst de korte inhoud van de voor de beantwoording van deze vragen relevante bewijsmiddelen weergeven en hier vervolgens per schot conclusies aan verbinden.
Feit 1 ( [slachtoffer 1] )
[slachtoffer 1] heeft op 19 december 2016, enkele uren na het hiervoor genoemde schietincident, bij de politie verklaard dat zij die dag tegen verdachte had gezegd dat zij van hem wilde scheiden. Verdachte ging daarna naar boven. [voornaam slachtoffer 1] ging achter hem aan. Op de slaapkamer zag zij dat verdachte iets achter zijn rug verstopte. Volgens [voornaam slachtoffer 1] had hij een wapen vast. [voornaam slachtoffer 1] draaide zich om en rende naar beneden, de trap af. Toen zij halverwege de trap was, hoorde zij een schot. Daarna voelde zij een soort nattigheid bij haar benen. Eenmaal beneden opende [voornaam slachtoffer 1] de voordeur en rende zij naar de woning van haar broer [voornaam slachtoffer 2] aan de overkant van de straat. Tijdens het rennen hoorde zij dat er nog meer schoten werden gelost. [voornaam slachtoffer 1] rende door de achterdeur de woning van haar broer naar binnen en heeft vervolgens vanuit de badkamer met de politie gebeld.
Op 27 december 2016 heeft [slachtoffer 1] verklaard dat zij kogels langs haar onderbenen voelde gaan toen zij de straat overstak naar haar broer [voornaam slachtoffer 2] . Toen zij de straat over rende, voelde en hoorde zij kogels langs haar lichaam gaan. Verdachte kwam achter haar aan. Voor [voornaam slachtoffer 1] was het duidelijk dat hij op haar schoot met een vuurwapen.
Bij de rechter-commissaris heeft [voornaam slachtoffer 1] verklaard dat zij vanaf de voordeur van haar woning over het grasveld in de richting van het huis van haar broer is gerend.
Tijdens het gesprek dat [voornaam slachtoffer 1] enkele minuten na de hiervoor genoemde schoten met de meldkamer van de politie heeft gevoerd, heeft zij - onder meer - het volgende gezegd:
“Ik liep, ik had een voorgevoel, hij was zo agressief (…) en hij vloog naar boven en toen dacht ik, ik vertrouw hem niet en toen kwam ik eraan en toen had hij net de dinge in de handen. Ik zei: wat heb jij daar? Niks, zegt ie. Ik rende naar beneden en toen schoot hij al op mij op de trap”.
In antwoord op de vraag van de centralist van de meldkamer waar [voornaam slachtoffer 1] in de woning werd beschoten, heeft zij nog gezegd:
“Rennend van de trap”.
Verbalisant [verbalisant] heeft gerelateerd dat zij op 19 december 2016 na de aanhouding van verdachte met [slachtoffer 1] naar het politiebureau is gegaan. Daar aangekomen zei [voornaam slachtoffer 1] dat haar been helemaal nat was en dat dit was gebeurd toen zij in haar woning werd beschoten terwijl zij de trap afrende. Verbalisant [verbalisant] voelde dat het rechteronderbeen van [voornaam slachtoffer 1] vochtig was. [verbalisant] wist toen nog niet dat in de woning [adres 1] een radiator was geraakt. [verbalisant] meent dat zij [voornaam slachtoffer 1] een dag later, op 20 december 2016, heeft verteld dat er een gat in de radiator zat. [voornaam slachtoffer 1] zei toen: “Oh, dus daarom was mijn been nat. Dat komt doordat er water uit de radiator is gespoten”. In de woning van [voornaam slachtoffer 1]
(hof: de woning aan de [adres 1] )heeft [verbalisant] gezien dat er een gat in de radiator zat en dat het hele voorportaal nat was van water dat uit de radiator afkomstig was.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij twee of drie knallen heeft gehoord voordat hij [voornaam slachtoffer 1] hoorde schreeuwen. Volgens [voornaam slachtoffer 2] zaten er ongeveer zes tot tien seconden tussen het horen van deze knallen en het moment dat [voornaam slachtoffer 1] zijn woning binnen kwam rennen.
De getuige [getuige] heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] op 19 december 2016 schreeuwend vanuit haar huis in de richting van de woning van [slachtoffer 2] zag rennen. Kort daarvoor had hij een paar knallen gehoord. Hij meent dat het om twee knallen ging.
Uit forensisch sporenonderzoek is gebleken dat er een huls is aangetroffen op de derde trede van onderen van de trap in de woning aan de [adres 1] . De radiator die zich tegenover deze trap bevindt, werd geraakt op een hoogte van ongeveer 37 centimeter vanaf de vloer. De hoek waaronder werd geschoten, is niet nauwkeurig aan de hand van de vorm van het gat in de radiator te herleiden. De voordeur was waarschijnlijk gesloten toen het schot werd afgevuurd. Omdat de voordeur alleen naar binnen toe geopend kan worden, zou deze doorboord moeten zijn als deze open stond op het moment dat het schot in de woning [adres 1] werd afgevuurd. Het tweede en het derde schot zijn vermoedelijk gelost toen de schutter zich buiten in de buurt van de voordeur van de woning aan de [adres 1] bevond. Op deze plek zijn twee hulzen gevonden. Er werd een kogel aangetroffen in het grasgazon voor deze woning, enigszins schuin richting de oprit. De kortste weg naar de overzijde van de straat was schuin over dit gazon. Het derde schot is aan de linkerzijde van de gevel van de woning aan de [adres 2]
(hof: de woning van [slachtoffer 2] )terechtgekomen. Deze kogel is over de openbare weg gegaan en ingeslagen op een hoogte van ongeveer 100 centimeter. [slachtoffer 1] moest aan de linkerzijde deze gevel passeren om bij de achterdeur van het huis van haar broer te komen, waar zij deze woning zegt te hebben betreden.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 19 december 2016 boos was op [voornaam slachtoffer 1] . Diezelfde dag heeft hij een vuurwapen gepakt en daar verschillende keren mee geschoten. Dit wapen betrof een Glock (kaliber 9 mm). In het magazijn zaten al drie patronen. Later heeft verdachte het wapen bijgeladen.
Schot 1 (in de woning aan de [adres 1] )
Vast staat dat verdachte in de woning aan de [adres 1] het eerste schot heeft gelost en dat deze kogel onderaan de trap in de radiator is terechtgekomen. Het hof zal eerst de vraag moeten beantwoorden waar [voornaam slachtoffer 1] zich bevond toen dit schot werd afgevuurd. Zij heeft verklaard dat zij op dat moment op de trap liep, maar volgens verdachte had [voornaam slachtoffer 1] hun woning al verlaten toen hij het eerste schot loste.
Het hof leidt uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen af dat [slachtoffer 1] zich nog in de woning aan de [adres 1] bevond toen het eerste schot werd afgevuurd. In het gesprek dat [voornaam slachtoffer 1] kort na de eerste schoten heeft gevoerd met de meldkamer van de politie heeft zij al aangegeven dat zij op de trap door verdachte is beschoten. Als het klopt wat verdachte heeft verklaard, namelijk dat [voornaam slachtoffer 1] de woning al had verlaten toen hij het eerste schot loste, valt niet in te zien hoe het kan dat zij bij de 112-melding al aangeeft dat zij op de trap is beschoten. In dat geval kan zij redelijkerwijs niet hebben geweten dat verdachte op de trap heeft geschoten omdat zij, in de lezing van verdachte, toen al buiten of zelfs al in de woning van [voornaam slachtoffer 2] moet zijn geweest. Daarbij komt dat de verklaring van [slachtoffer 1] over de nattigheid die zij heeft gevoeld na het eerste schot wordt ondersteund door de bevindingen van verbalisant [verbalisant] . Deze verbalisant heeft op de dag van de schietpartij gevoeld dat [voornaam slachtoffer 1] ’s onderbeen nat was. Een dag later nam [verbalisant] waar dat er water uit de radiator, die door verdachte is geraakt bij het eerste schot, is gespoten en dat het voorportaal in de woning nat was. Op 19 december 2016, de dag van de schietpartij, heeft [voornaam slachtoffer 1] al verklaard dat zij nat werd toen zij op de trap door verdachte werd beschoten. Uit de bewijsmiddelen leidt het hof af dat het goed mogelijk is dat [voornaam slachtoffer 1] nat is geworden van het water dat uit de radiator is gespoten. Op het moment dat [voornaam slachtoffer 1] voor het eerst over de nattigheid die zij had gevoeld verklaarde wist zij nog niet dat de radiator was geraakt. Dit hoorde zij een dag later pas.
De hiervoor genoemde omstandigheden, die [voornaam slachtoffer 1] ’s verklaringen in objectieve zin ondersteunen, sterken het hof in zijn opvatting dat haar verklaringen betrouwbaar zijn.
Het hof gaat - evenals de rechtbank - voorbij aan de kennelijke aanname zoals verwoord in het proces-verbaal sporenonderzoek op dossierpagina 341 dat verdachte zich ten tijde van het eerste schot in de bocht van de trap moet hebben bevonden. Het hof acht het niet mogelijk om op basis van uitsluitend de aangetroffen huls te reconstrueren waar verdachte heeft gestaan op het moment van lossen van het eerste schot. Het hof stelt om die reden terzijde de conclusie dat verdachte in de bocht van de trap heeft gestaan toen hij schoot. Ook de gestelde omstandigheid dat het vrijwel onmogelijk moet zijn geweest dat een persoon zich tussen de schootslijn en de deur heeft bevonden ten tijde van het eerste schot – wat hier verder ook van zij en hoe die in het proces‑verbaal sporenonderzoek getrokken conclusie ook moet worden begrepen – vormt naar het oordeel van het hof geen reden om te twijfelen aan (de strekking van) de verklaringen van [voornaam slachtoffer 1] .
Naar het oordeel van het hof brengt de omstandigheid dat [voornaam slachtoffer 1] aantoonbaar onjuist heeft verklaard over het aantal geloste schoten niet met zich dat haar verklaringen voor het overige niet betrouwbaar zijn. Door de stress en paniek die [voornaam slachtoffer 1] moet hebben ondervonden toen er op haar werd geschoten, acht het hof zeer wel verklaarbaar dat zij de indruk had dat zij vaker werd beschoten dan daadwerkelijk het geval is geweest. Dit geldt zowel voor de in de woning als de op straat geloste schoten.
Gelet op al het voorgaande - in onderling verband en samenhang bezien - komt het hof tot de conclusie dat verdachte de eerste kogel van boven naar beneden door het trapgat heeft afgeschoten op het moment dat [slachtoffer 1] zich nog op de trap bevond in de woning aan de [adres 1] . Het hof gaat ervan uit dat verdachte gericht op [voornaam slachtoffer 1] heeft geschoten.
Schot 2 en 3 (openbare weg)
Vast staat dat verdachte twee keer heeft geschoten terwijl hij zich in de buurt van de voordeur bevond van de woning aan de [adres 1] . Het hof zal eerst de vraag moeten beantwoorden waar [voornaam slachtoffer 1] was toen deze schoten werden gelost. Zij heeft verklaard dat zij toen naar het huis van haar broer [voornaam slachtoffer 2] rende aan de overkant van de straat, maar volgens verdachte bevond [voornaam slachtoffer 1] zich al in de woning van haar broer toen hij deze twee schoten afvuurde.
Het hof leidt uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen af dat verdachte deze twee schoten heeft gelost in de richting van [slachtoffer 1] terwijl zij de straat overstak. De verklaring van [voornaam slachtoffer 1] wordt op dit punt ondersteund door de verklaringen van [slachtoffer 2] en de getuige [getuige] , waaruit blijkt dat er verschillende knallen hoorbaar waren vóórdat [voornaam slachtoffer 1] bij het huis van haar broer was aangekomen. Daarbij komt dat een kogel is aangetroffen in het gazon voor de woning aan de [adres 1] en dat een schot is ingeslagen op een hoogte van 100 centimeter aan de linkerzijde van de gevel van de woning van [voornaam slachtoffer 2] . De kortste route van de woning aan de [adres 1] naar de woning van [slachtoffer 2] aan de overkant van de straat gaat via beide locaties. Bovendien blijkt uit de door [voornaam slachtoffer 1] afgelegde verklaringen dat zij tijdens haar vlucht langs deze plekken is gekomen.
Het hof gaat er daarom van uit dat [voornaam slachtoffer 1] in de schootsbaan liep toen het tweede en het derde schot door verdachte werden gelost. Met andere woorden: verdachte heeft opnieuw gericht op haar geschoten.
Nu de door [voornaam slachtoffer 1] afgelegde verklaringen over de eerste drie schoten voldoende worden ondersteund door overige bewijsmiddelen, zoals hiervoor is uiteengezet, acht het hof haar verklaringen in zoverre betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Opzet op de dood van [slachtoffer 1]
Vervolgens zal het hof de vraag moeten beantwoorden of verdachte [slachtoffer 1] opzettelijk wilde doden.
Naar het oordeel van het hof blijkt uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen en omstandigheden - in onderling verband en samenhang bezien - dat verdachte [voornaam slachtoffer 1] opzettelijk van het leven wilde beroven.
Het hof acht in dit verband met name de volgende omstandigheden van belang:
- verdachte heeft in een korte tijd drie keer gericht op [voornaam slachtoffer 1] geschoten met een vuurwapen;
- de eerste keer schoot hij vanaf een korte afstand op haar in een trapgat. [voornaam slachtoffer 1] rende op dat moment de trap af naar beneden;
- kort na het eerste schot schoot hij buiten nog twee keer op haar, terwijl zij vluchtte naar het huis van haar broer. Verdachte schoot toen op lichaamshoogte in haar vluchtrichting.
Het hof is van oordeel dat deze gedragingen gezamenlijk zijn aan te merken als een begin van uitvoering van een voorgenomen doodslag. Naar hun uiterlijke verschijningsvorm waren deze gedragingen zozeer gericht op het doden van [slachtoffer 1] dat het niet anders kan dan dat verdachte haar opzettelijk van het leven wilde beroven.
Het hof acht niet aannemelijk geworden dat verdachte na het eerste schot in de woning zijn pistool al heeft bijgeladen, zoals door de verdediging is aangevoerd. Uit de door verdachte bij de politie afgelegde verklaring blijkt dat er drie patronen in het vuurwapen zaten voordat hij het eerste schot loste. Daarmee rijmt niet dat verdachte na het eerste schot in de woning al voelde dat het wapen leeg was, zoals door de verdediging is opgemerkt. Daarbij komt dat verdachte bij de politie niet heeft verklaard dat hij zijn wapen na het eerste schot heeft bijgeladen. Gelet op de door het hof hiervoor vastgestelde gang van zaken lijkt verdachte bovendien niet voldoende tijd gehad te hebben om zijn wapen bij te laden tussen het eerste en het tweede schot. Het hof gaat er daarom van uit dat verdachte zijn wapen op een ander moment, mogelijk na het derde schot, heeft bijgeladen.
Het hof verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 primair tenlastegelegde poging tot doodslag op [slachtoffer 1] .
Feit 2 ( [slachtoffer 2] )
[slachtoffer 2] heeft op 22 december 2016 bij de politie verklaard dat hij hoorde dat er op de deur van zijn berging werd geslagen en geschoten nadat [voornaam slachtoffer 1] zijn woning was binnengekomen. Toen hij hoorde dat er niet meer werd geschoten, keek hij voorzichtig vanuit de keuken om het hoekje naar de deur in de berging. Daarvoor was al een keer of twee geschoten op die deur. [voornaam slachtoffer 2] zag verdachte bij deze deur staan. In het glas van de deur van de berging zaten twee kogelgaten. Na enige tijd zag [voornaam slachtoffer 2] dat verdachte een wapen uit zijn broekzak pakte. Verdachte hield het pistool in zijn rechterhand vast. [voornaam slachtoffer 2] hoorde verdachte zeggen: “Ik kan je zo neerschieten, ik schiet je neer, ik knal je neer”. [voornaam slachtoffer 2] had in de loop van het wapen gekeken. Verdachte schoot en [voornaam slachtoffer 2] kon nog net wegduiken naar de keuken, die grenst aan de berging. [voornaam slachtoffer 2] had de indruk dat verdachte hem wilde raken. Na de schoten door de deur van de berging hoorde [voornaam slachtoffer 2] aan de achterzijde van zijn woning knallen en glasgerinkel. Hij hoorde twee of drie knallen. Dit geluid kwam vanuit de woonkamer, aan de tuinzijde. Op het moment dat deze knallen te horen waren, stond [voornaam slachtoffer 2] achter een inbouwkast in de woonkamer. Later zag hij drie gaten zitten in het rieten scherm
(hof: kamerscherm)dat voor de naar buiten openslaande tuindeuren stond. Na de knallen bij de tuindeuren hoorde [voornaam slachtoffer 2] schoten bij de voordeur van zijn woning. Op dat moment bevond hij zich in de woonkamer.
Uit forensisch sporenonderzoek is gebleken dat er drie hulzen zijn gevonden bij de achterdeur – de deur van de berging – van de woning van [slachtoffer 2] . In de ruit van deze deur zijn twee gaten aangetroffen. Een derde gat bevond zich net onder de deurklink. De drie kogelgaten zaten op een hoogte van ongeveer 95, 130 en 160 centimeter in de deur. Tijdens het doorboren van het glas zijn de kogels gefragmenteerd en gedeformeerd. Kogelfragmenten sloegen in op verschillende plaatsen in de zich tegenover de deur van de berging bevindende wand, in een tegen die wand staande kast en in de rechterzijwand van de berging (gezien vanaf de deur van de berging), waarin zich de deur naar de keuken bevindt.
Verder zijn er drie hulzen gevonden bij de tuindeuren aan de achterzijde van de woning. Op een hoogte van 110 centimeter waren drie kogelgaten zichtbaar in het glas van de tuindeuren. Achter deze tuindeuren stond een kamerscherm in de woonkamer waardoor het zicht van buitenaf grotendeels werd ontnomen. Achter dit kamerscherm stond een lange eettafel. Eén kogel heeft de kopse kant van deze eettafel geraakt op een hoogte van 70 centimeter. De eettafel was 93 centimeter verwijderd van de tuindeuren. Een tweede kogel doorboorde de zijleuning van een stoel die onder deze tafel stond op een hoogte van 45 centimeter en op een afstand van 135 centimeter van de tuindeuren. Een derde schot raakte de linkerzijmuur van de woonkamer op een hoogte van 168 centimeter en op een afstand van 740 centimeter van de tuindeuren. Deze kogel was een groot deel van de woonkamer doorgevlogen. Binnen zijn verschillende fragmenten van kogels aangetroffen. Tot slot zijn twee hulzen gevonden bij de voordeur.
Voor alle in de woning van [voornaam slachtoffer 2] gevonden kogelpunten geldt dat deze sterk waren gedeformeerd en soms in stukken uit elkaar waren gespat. Daardoor was het mogelijk dat één kogel meerdere inslagen kon veroorzaken. Daarnaast hadden alle afgevuurde kogels een zodanige schotrichting en hoogte dat een mens had kunnen worden getroffen indien deze zich in de schootsbaan had bevonden. De fragmentering van de kogels na het doorboren van de ruiten maakte dit effect nog groter.
Verdachte heeft op 20 december 2016 bij de politie verklaard dat hij eerst naar de achterzijde van de woning van [voornaam slachtoffer 2] is gelopen en dat hij een paar keer door het raam van de achterdeur heeft geschoten. Verdachte zag [voornaam slachtoffer 2] staan voor het raam van deze deur.
Het hof leidt uit de verklaring van [voornaam slachtoffer 2] in combinatie met de bevindingen van het sporenonderzoek af dat verdachte eerst drie keer heeft geschoten door de deur van de berging, toen drie keer door de tuindeuren en tot slot twee keer door de voordeur.
Het hof ziet geen reden om aan de door [slachtoffer 2] afgelegde verklaring, zoals deze hierboven is weergegeven, te twijfelen en acht deze verklaring bruikbaar tot het bewijs.
Schot 10 en 11 (voordeur)
Het hof is - met de rechtbank - van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de aanmerkelijke kans bestond dat [slachtoffer 2] door de laatste twee schoten op de voordeur van zijn woning dodelijk kon worden getroffen. Op het moment dat deze schoten werden gelost, bevond [voornaam slachtoffer 2] zich in de woonkamer van zijn woning. Deze woonkamer ligt niet in het verlengde van de voordeur. Niet blijkt dat [voornaam slachtoffer 2] door de hiervoor genoemde twee schoten geraakt had kunnen worden.
Schot 4, 5 en 6 (berging)
Vast staat dat verdachte drie keer door de (ruit van de) deur van de berging heeft geschoten. Het hof zal eerst de vraag moeten beantwoorden waar [voornaam slachtoffer 2] zich bevond toen deze schoten werden gelost.
Het hof leidt uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen af dat verdachte al twee keer bij de berging had geschoten voordat [voornaam slachtoffer 2] hier ging kijken. Toen [voornaam slachtoffer 2] in de berging arriveerde, zag hij al twee kogelgaten in de deur. Op grond hiervan stelt het hof vast dat [voornaam slachtoffer 2] ten tijde van de schoten vier en vijf niet in de berging was. Kort voordat verdachte het zesde schot loste, was [voornaam slachtoffer 2] wel in deze ruimte aanwezig. Hij kon nog net op tijd wegduiken naar de aangrenzende keuken toen verdachte zijn zesde schot afvuurde door de deur van de berging.
Schot 7, 8 en 9 (tuindeuren)
Vast staat dat verdachte drie keer door de ruit van de tuindeuren heeft geschoten. De woonkamer van [voornaam slachtoffer 2] bevond zich in het verlengde van deze deuren. Door het kamerscherm dat voor de tuindeuren stond, was het zicht van verdachte op deze woonkamer zeer beperkt. Het hof zal eerst de vraag moeten beantwoorden waar [voornaam slachtoffer 2] was toen deze drie schoten werden afgevuurd.
Het hof leidt uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen af dat [voornaam slachtoffer 2] achter een inbouwkast in de woonkamer stond toen verdachte drie keer door de tuindeuren schoot.
Voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 2]
Vervolgens zal het hof de vraag moeten beantwoorden of verdachte [slachtoffer 2] opzettelijk wilde doden.
Naar het oordeel van het hof blijkt uit de bewijsmiddelen niet dat verdachte gericht op [voornaam slachtoffer 2] heeft geschoten. Daarom staat niet vast dat verdachte hem opzettelijk heeft willen doden.
Is er dan sprake van voorwaardelijk opzet? Van voorwaardelijk opzet is in dit geval sprake als verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat [voornaam slachtoffer 2] zou komen te overlijden als gevolg van de door hem geloste schoten en dat hij deze kans bewust – willens en wetens – heeft aanvaard dan wel op de koop toe heeft genomen. Onder deze aanmerkelijke kans dient te worden verstaan de in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid (vgl. HR 29 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:718).
Het hof is van oordeel dat bij de schoten vier en vijf geen aanmerkelijke kans heeft bestaan op de dood van [voornaam slachtoffer 2] . Toen deze schoten werden gelost door de deur van de berging bevond [voornaam slachtoffer 2] zich in een andere ruimte in zijn woning. Niet blijkt dat hij door deze schoten geraakt had kunnen worden.
Deze aanmerkelijke kans bestond wel bij de schoten zes, zeven, acht en negen. Voor het zesde schot geldt dat [voornaam slachtoffer 2] vanuit de berging net op tijd kon wegduiken naar de aangrenzende keuken. Ten aanzien van de schoten zeven, acht en negen door de tuindeuren geldt dat [voornaam slachtoffer 2] zich in de achterliggende ruimte (de woonkamer) bevond. Alle hiervoor genoemde schoten zijn ingeslagen op lichaamshoogte en de kogels zijn grotendeels gefragmenteerd en gedeformeerd. Bij het schieten in een ruimte als deze en het doorboren van glas daarbij kunnen (fragmenten van) kogels via een muur, het plafond of andere voorwerpen van baan veranderen (afketsen). Deze omstandigheden rechtvaardigen de conclusie dat de mogelijkheid dat [voornaam slachtoffer 2] door de kogels of delen daarvan (afgevuurd bij de schoten zes tot en met negen) dodelijk was getroffen reëel en niet onwaarschijnlijk was. Met andere woorden: er was bij deze schoten sprake van een aanmerkelijke kans op de dood van [voornaam slachtoffer 2] . De omstandigheid dat [voornaam slachtoffer 2] bij het zesde schot op tijd kon wegduiken naar de keuken en het feit dat hij ten tijde van de andere drie hiervoor genoemde schoten achter een inbouwkast stond, maken dit niet anders. Uit het voorgaande leidt het hof af dat het gevaar bestond dat [voornaam slachtoffer 2] dodelijk werd getroffen door het afketsen van de kogels bij de schoten zes tot en met negen, ook indien hij zich niet in de schootsbaan van die kogels bevond. Zelfs in de keuken, die grensde aan de berging waar verdachte door de deur naar binnen schoot, had [voornaam slachtoffer 2] bij het zesde schot dodelijk getroffen kunnen worden door middel van het afketsen van (fragmenten van) die kogel. Daarbij acht het hof met name van belang dat de berging een kleine ruimte is en dat [voornaam slachtoffer 2] net op tijd kon wegduiken naar de naastgelegen keuken.
Het mag als bekend worden verondersteld, ook bij verdachte, dat het schieten onder de hiervoor genoemde omstandigheden in de regel een aanmerkelijke kans op de dood met zich brengt. Door met deze wetenschap toch verschillende keren te schieten, heeft verdachte bij de schoten zes tot en met negen de aanmerkelijke kans dat [voornaam slachtoffer 2] hierdoor zou komen te overlijden bewust op de koop toegenomen. Het hof acht niet aannemelijk geworden dat verdachte voorafgaande aan elk schot heeft gecontroleerd dat niemand daardoor geraakt zou kunnen worden. Bij de schoten zeven, acht en negen door de tuindeuren heeft verdachte helemaal niet kunnen zien waar [voornaam slachtoffer 2] zich bevond omdat zijn zicht grotendeels werd geblokkeerd door het kamerscherm dat voor deze deuren stond. Daarbij komt dat, zoals hiervoor al is overwogen, de kogels bij de schoten zes tot en met negen door afketsen alle kanten op konden schieten en [voornaam slachtoffer 2] dus dodelijk hadden kunnen raken.
Het hof is van oordeel dat verdachte zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag op [slachtoffer 2] . Eerst heeft verdachte gepoogd [voornaam slachtoffer 2] te doden met het zesde schot dat hij afvuurde door de deur van de berging, waar hij probeerde zijn woning binnen te komen. Vervolgens heeft verdachte geprobeerd zich bij de tuindeuren toegang tot de woning van [voornaam slachtoffer 2] te verschaffen. Hier heeft hij opnieuw gepoogd om [voornaam slachtoffer 2] te doden door drie keer door deze deuren naar binnen te schieten.
Het hof verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2 primair tenlastegelegde poging tot doodslag op [slachtoffer 2] .
Ten aanzien van de onder 3 en 4 tenlastegelegde feiten
Verdachte heeft de onder 3 en 4 tenlastegelegde feiten bekend. Door de raadsvrouw is geen verweer gevoerd ten aanzien van deze feiten. Het hof verklaart deze feiten wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:

1.primair:hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks19december2016teKeijenborg,

gemeente Bronckhorst , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1] opzettelijk
en met voorbedachte radevan het leven te beroven,
met dat opzet een pistool
, in elk geval een vuurwapen,
heeft gepakt en
/of(bij)geladen met
één of meer (scherpe
)patronen
en
/of (vervolgens
) (telkens) (in een woning
)met voornoemd pistool
meermalen althanseenmaal heeft geschoten
op en/ofin de richting van die [slachtoffer 1] en
/of
(vervolgens
)die [slachtoffer 1] heeft achtervolgd en
/of
tijdens het achtervolgen
(op de openbare weg
)meermalen
althans eenmaalmet voornoemd pistool
op en/ofin de richting van die [slachtoffer 1] heeft geschoten
en/of (vervolgens) heeft getracht de woning binnen te dringen waarin die [slachtoffer 1] haar toevlucht had gezocht en/of meermalen althans eenmaal op de ruit(en) en/of deur(en) van die woning heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.primair:hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks19december2016teKeijenborg,

gemeente Bronckhorst , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 2] opzettelijk
en met voorbedachte radevan het leven te beroven,
(telkens)met een pistool
, in elk geval een vuurwapen,
meermalen althans eenmaalheeft geschoten
op/door een
(achter
)deur van een woning, terwijl die [slachtoffer 2]
(op korte afstand
)achter voornoemde deur stond,
en
/of (vervolgens
)met voornoemd pistool meermalen
althans eenmaalheeft geschoten
op/door ruiten van tuindeuren
en/of de voordeurvan die woning,
terwijl die [slachtoffer 2] (op korte afstand) achter voornoemde ruiten
en/of voordeurstond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3:hij op
of omstreeks19 december 2016 te Keijenborg , gemeente Bronckhorst ,
een wapen van categorie III onder 1, te weten een pistool (merk Glock, kaliber 9mm), en
/of(bijbehorende) munitie van categorie III, te weten
- 129 ( scherpe) patronen (merk Fiocchi, kaliber 9mm) en
/of
- 39 ( scherpe) patronen (merk Magtech, kaliber 9mm),
voorhanden heeft gehad.
4:hij op
of omstreeks19 december 2016 te Keijenborg , gemeente Bronckhorst ,
een wapen van categorie III onder 1, te weten een gaspistool (merk Bruni Mini Gap, kaliber 9mm PAK) en
/of
munitie van categorie III, te weten 48 (knal)patronen (merk Bruni),
voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot doodslag.
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
Het onder 3 en 4 bewezen verklaarde levert telkens op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte voor de onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde poging tot doodslag en voor de onder 3 en 4 tenlastegelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 jaar (met aftrek van voorarrest).
De rechtbank heeft verdachte voor de onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde poging tot doodslag en voor de onder 3 en 4 tenlastegelegde feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 jaar (met aftrek van voorarrest).
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechtbank is opgelegd.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht om een lagere straf op te leggen dan de rechtbank heeft gedaan. Zij heeft - onder meer - gewezen op de leeftijd van verdachte.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op zijn toenmalige vrouw [slachtoffer 1] door in een kort tijdsbestek drie keer op haar te schieten. Eerst heeft hij haar in huis beschoten terwijl zij de trap afrende en vervolgens heeft hij op straat twee keer een kogel op haar afgevuurd. Daarna heeft verdachte, ook in een korte tijd, in totaal acht keer door ramen en deuren geschoten van het huis van [voornaam slachtoffer 1] ’s broer [voornaam slachtoffer 2] , waar zij na de eerste drie schoten haar toevlucht had gezocht. Bij vier van deze acht schoten bestond het risico dat [voornaam slachtoffer 2] dodelijk werd getroffen. Hiermee heeft verdachte zich meermalen schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op [slachtoffer 2] . Verdachte heeft zeer ernstige strafbare feiten gepleegd. Hij heeft de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ontzettend veel angst aangejaagd. Zij hebben door het handelen van verdachte voor hun leven moeten vrezen. Wonder boven wonder zijn beide slachtoffers ongedeerd gebleven. Uit de slachtofferverklaringen van [voornaam slachtoffer 1] en [voornaam slachtoffer 2] , zoals deze ter zitting van het hof zijn voorgehouden, blijkt dat zij nog steeds de nadelige psychische gevolgen ondervinden van de schietpartij door verdachte. Daarnaast heeft verdachte angstgevoelens in de samenleving teweeg gebracht. In deze zaak geldt dat nog meer, nu verdachte in het begin van de avond over de openbare weg heeft geschoten in een klein dorp. Het is een groot geluk te noemen dat hij daar op dat moment niemand heeft geraakt.
Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan verboden wapenbezit en aan het voorhanden hebben van verboden munitie.
Het vertrekpunt voor een poging tot doodslag waarbij een persoon wordt beschoten met een vuurwapen is een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf. In dit geval heeft verdachte verschillende keren en op verschillende momenten met een vuurwapen geschoten, waaronder op de openbare weg en in een woning. Het gaat in deze zaak om twee potentieel dodelijke slachtoffers. Op één van deze slachtoffers, zijn toenmalige vrouw [voornaam slachtoffer 1] , heeft verdachte drie keer gericht geschoten (waardoor naar het oordeel van het hof sprake is van vol opzet op haar dood). Deze omstandigheden neemt het hof in strafverzwarende zin in aanmerking bij de strafoplegging. Verder neemt het hof bij de strafoplegging in aanmerking dat verdachte ter zitting van het hof geen enkel inzicht heeft getoond in het kwalijke van zijn handelen.
Het hof houdt bij de strafoplegging verder rekening met de omstandigheid dat uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van 7 december 2018 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
In strafmatigende zin houdt het hof er rekening mee dat beide slachtoffers niet gewond zijn geraakt door het handelen van verdachte.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat de oplegging van een gevangenisstraf van zeven jaar (met aftrek van voorarrest) in de gegeven omstandigheden passend en geboden is. Deze straf is lager dan door de rechtbank is opgelegd en is geëist door de advocaat-generaal. Ter toelichting daarop merkt het hof op dat aansluiting is gezocht bij de straffen die zijn opgelegd in vergelijkbare zaken (waarin geen lichamelijk letsel is veroorzaakt). Doorgaans worden door rechtbanken en gerechtshoven in soortgelijke zaken lagere gevangenisstraffen opgelegd dan de straf die in deze zaak door de rechtbank is opgelegd.
Beslag
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof ten aanzien van het beslag op dezelfde wijze beslist als de rechtbank heeft gedaan.
Het hof zal, evenals de rechtbank, de teruggave aan verdachte gelasten van de volgende voorwerpen: een laptop van het merk Samsung, een Apple iPhone 6+, een kabel (USB)/USB-stick en een dashcam Thinkware (type F750).
Daarnaast zal het hof de teruggave aan [slachtoffer 1] gelasten van de volgende voorwerpen: een Apple iPhone 5 en een Apple iPad.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.354,36. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep geheel toegewezen.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] moet worden toegewezen conform de beslissing van de rechtbank.
Indien het hof tot een bewezenverklaring komt van het onder 1 primair dan wel 1 subsidiair tenlastegelegde, heeft de raadsvrouw zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van de onder 1 primair bewezenverklaarde poging tot doodslag door verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De benadeelde partij heeft de vordering tot schadevergoeding voldoende onderbouwd. Nu in hoger beroep noch het causaal verband tussen het door verdachte gepleegde feit en de schade noch de hoogte van het schadebedrag is betwist, ligt de vordering voor toewijzing gereed. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot schadevergoeding geheel zal worden toegewezen.
Het hof zal de wettelijke rente over de gevorderde kosten die zien op het vervangen van de defecte radiator toekennen vanaf 4 januari 2017 (de datum van de factuur van installatiebedrijf [naam] ). De wettelijke rente over de gevorderde medicijnkosten zal worden toegekend vanaf 17 april 2017 (zijnde het midden van de periode waarin de bedoelde medicijnen volgens het overzicht van de apotheek aan [slachtoffer 1] zijn verstrekt). De wettelijke rente over de immateriële schade zal worden toegekend vanaf 19 december 2016 (de datum van het onder 1 primair bewezenverklaarde feit).
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.850,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep geheel toegewezen.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] moet worden toegewezen conform de beslissing van de rechtbank.
Indien het hof tot een bewezenverklaring komt van het onder 1 primair dan wel 1 subsidiair tenlastegelegde, heeft de raadsvrouw zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van de onder 2 primair bewezenverklaarde poging tot doodslag (meermalen gepleegd) door verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De benadeelde partij heeft de vordering tot schadevergoeding voldoende onderbouwd. Nu in hoger beroep noch het causaal verband tussen het door verdachte gepleegde feit en de schade noch de hoogte van het schadebedrag is betwist, ligt de vordering voor toewijzing gereed. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot schadevergoeding geheel zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 57, 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan [slachtoffer 1] van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- Apple iPhone 5
- Apple iPad.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- Samsung laptop
- Apple iPhone 6+
- kabel (USB)/USB-stick
- dashcam Thinkware, type F750.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 5.354,36 (vijfduizend driehonderdvierenvijftig euro en zesendertig cent) bestaande uit een vergoeding van € 354,36 (driehonderdvierenvijftig euro en zesendertig cent) van materiële schade en een vergoeding van € 5.000,00 (vijfduizend euro) van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 5.354,36 (vijfduizend driehonderdvierenvijftig euro en zesendertig cent) bestaande uit een vergoeding van € 354,36 (driehonderdvierenvijftig euro en zesendertig cent) van materiële schade en een vergoeding van € 5.000,00 (vijfduizend euro) van immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
61 (eenenzestig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op:
  • 4 januari 2017 ten aanzien van het bedrag van € 229,90 (kosten die zien op het vervangen van de defecte radiator); en
  • 17 april 2017 ten aanzien van het bedrag van € 124,46 (medicijnkosten).
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op
19 december 2016.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder 2 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 3.850,00 (drieduizend achthonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2] , ter zake van het onder 2 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 3.850,00 (drieduizend achthonderdvijftig euro) als vergoeding van immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
48 (achtenveertig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 19 december 2016.
Aldus gewezen door
mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter,
mr. M. Keppels en mr. R.R.H. Laurens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R. Jansen, griffier,
en op 23 januari 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 23 januari 2019.
Tegenwoordig:
mr. M. Keppels, voorzitter,
mr. J. van Spanje, advocaat-generaal,
mr. I. Vugs, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.