ECLI:NL:GHARL:2019:5498

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 juli 2019
Publicatiedatum
3 juli 2019
Zaaknummer
21-003368-16
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervoer van een grote hoeveelheid MDMA-pillen met overschrijding van de redelijke termijn

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is beschuldigd van het vervoeren van een aanzienlijke hoeveelheid MDMA-pillen, met een totaal van 127.783 eenheden. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen opzettelijk deze pillen heeft vervoerd op 30 december 2014 in Nederland. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, maar het hof heeft deze straf verlaagd tot elf maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van het hoger beroep.

Het hof heeft de bewijsvoering van de verdachte beoordeeld en vastgesteld dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte heeft geen relevante strafrechtelijke antecedenten, maar het hof heeft geen bijzondere betekenis gehecht aan het ontbreken van eerdere veroordelingen. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte zijn onvoldoende duidelijk geworden tijdens de zittingen, wat het hof heeft meegenomen in de strafoplegging.

De strafmaat is bepaald aan de hand van de ernst van het delict en de rol van de verdachte binnen de drugstransportorganisatie. Het hof heeft ook rekening gehouden met de gangbare straffen voor vergelijkbare feiten en heeft geoordeeld dat de opgelegde straf in overeenstemming is met de ernst van het bewezen verklaarde delict. De in beslag genomen auto van de verdachte, een Toyota Avensis, is verbeurd verklaard, omdat deze is gebruikt bij het delict. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen en de beslissing is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003368-16
Uitspraak d.d.: 3 juli 2019
Tegenspraak
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 14 juni 2016 met het parketnummer
16-662153-14 in de strafzaak inzake de verdachte

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het gerechtshof van 19 juni 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het gerechtshof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat het gerechtshof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen.
Het gerechtshof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L. Schyns, ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd.

Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht

Bij het hierboven genoemde vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht, heeft de rechtbank de verdachte ter zake van het aan hem ten laste gelegde delict veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van de periode die is doorgebracht in voorarrest en heeft de rechtbank de onder de verdachte in beslag genomen auto verbeurdverklaard.
Het gerechtshof zal dat vonnis om proceseconomische redenen vernietigen en zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 december 2014 in de gemeente [gemeente] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 127.783 eenheden/pillen, in elk geval een (zeer grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende MDA en/of MDEA en/of MDMA en/of 2CB en/of amfetamine, zijnde MDA en/of MDEA en/of MDMA en/of 2CB en/of amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.

Bewezenverklaring

Het gerechtshof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het aan hem ten laste gelegde delict heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 december 2014 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft vervoerd 127.783 pillen bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het gerechtshof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde delict en de omstandigheden waaronder dit delict is begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Met betrekking tot de aard en de ernst van het bewezen verklaarde delict heeft het gerechtshof in het bijzonder acht geslagen op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat de verdachte zich, samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan het vervoeren van een enorme hoeveelheid MDMA-pillen.
De verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan overtreding van de Opiumwet. De strafwaardigheid van dit delict is in zijn algemeenheid gelegen in de ernstige bedreiging die het gebruik van MDMA voor de volksgezondheid vormt;
  • de omstandigheid dat ter zake van het vervoeren van de bewezen verklaarde hoeveelheid XTC-pillen volgens de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht ontwikkelde en gepubliceerde oriëntatiepunten voor de straftoemeting in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijftig maanden kan worden opgelegd;
  • het aandeel van de verdachte in het bewezen verklaarde delict, bezien in relatie tot het aandeel van de andere mededaders daarin. De rol van de verdachte is beperkt gebleven tot het vervoer van de XTC-pillen van de producent naar de beoogde afnemer, zij het dat de verdachte zich daarmee heeft begeven in een drugsorganisatie die een sterk professionele indruk maakt. De verdachte heeft gebruik gemaakt van zijn - voor het door de verdachte en de mededaders beoogde doel geprepareerde - auto (met een verborgen ruimte). Gelet op de enorme hoeveelheid XTC-pillen (ongeveer 60 kilogram) waarmee de verdachte is aangetroffen kan het gerechtshof de verklaring van de verdachte dat hij hierin min of meer toevallig, en in een impulsieve daad na financiële problemen bij betrokken is geraakt maar zeer moeilijk volgen. Zo pleegt dat in de regel niet te gaan bij een drugstransactie van deze organisatiegraad, geraffineerdheid en professionaliteit. Verdachte blijft ondanks zijn bekennende verklaring omtrent het tenlastegelegde transport vaag over de omstandigheden.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het gerechtshof in het bijzonder acht geslagen op:
 de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van
22 mei 2019, waaruit blijkt dat hij nimmer door een strafrechter is veroordeeld ter zake van enig strafbaar feit. Het gerechtshof kent hieraan geen bijzondere betekenis toe, nu het uitblijven van enig delictgedrag als een normale omstandigheid heeft te gelden;
 de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep is gebleken.
Met betrekking tot dit laatste merkt het gerechtshof met nadruk op dat het gerechtshof niet goed hoogte heeft kunnen krijgen van de persoonlijke situatie van de verdachte. De verdachte heeft daarover ter terechtzitting van het gerechtshof weliswaar informatie verschaft, maar onduidelijk is of die informatie betrouwbaar te achten is en zo ja, in hoeverre. Evenmin is goed zicht gekregen op wat verdachte betrokken heeft doen raken bij het onderhavige feit.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft het gerechtshof aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk door dit gerechtshof in gevallen vergelijkbaar met deze zaak worden opgelegd.
De raadsvrouw heeft ter onderbouwing van haar verzoek een lagere straf op te leggen gewezen op het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 5 juni 2018
(ECLI:NL:GHAMS:2018:5067) en op het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 5 december 2018 (ECLI:NL:GHARL:2018:10813). De genoemde zaken zijn echter niet zodanig vergelijkbaar dat het gerechtshof komt tot een andere strafoplegging.
Ook overigens zijn geen zodanig bijzondere of relevante feiten of omstandigheden aangevoerd of gebleken dat het gerechtshof oplegging van de door de raadsvrouw bepleite strafmodaliteit - een onvoorwaardelijke gevangenisstraf conform de duur van het voorarrest, al dan niet in combinatie met een onvoorwaardelijke werkstraf van de maximale duur, aangewezen acht. De ernst van het bewezen verklaarde delict laat simpelweg geen ruimte voor een andere strafmodaliteit dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van substantiële duur, zoals hieronder nader aangeduid.
Met betrekking tot de door de raadsvrouw aangevoerde overschrijding van de redelijke termijn overweegt het gerechtshof het volgende.
De redelijkheid van de duur van een strafzaak is afhankelijk van - onder meer - de ingewikkeldheid van de zaak. Daartoe kan worden gerekend de omvang van het verrichte onderzoek, waaronder begrepen een gerechtelijk vooronderzoek, en de invloed van de verdachte en/of de verdediging op het procesverloop, waartoe kan worden gerekend het doen van verzoeken door de verdediging die leiden tot vertraging in de afdoening van de zaak.
Het gerechtshof is van oordeel dat het tijdsverloop vanaf de aanvang van de redelijke termijn op 30 december 2014, de dag waarop de verdachte in verzekering is gesteld, welk tijdsverloop hier vier jaren en zes maanden bedraagt, zodanig lang is, dat dit als
onredelijk in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) moet worden aangemerkt. Immers, met de berechting in eerste aanleg en in hoger beroep dient in totaal in de regel niet meer dan vier jaren gemoeid te zijn en niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die bovenbedoeld tijdsverloop zouden kunnen rechtvaardigen.
Gelet op deze overschrijding van de redelijke termijn ziet het gerechtshof aanleiding de gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest, die het gerechtshof voornemens was op te leggen terug te brengen tot elf maanden, met aftrek van voorarrest.

Verbeurdverklaring

Het ten laste gelegde en bewezen verklaarde delict is begaan met behulp van de in beslag genomen en niet terug gegeven auto van de verdachte, een Toyota Avensis met het kenteken [kenteken] . Deze auto zal daarom worden verbeurd verklaard. Het gerechtshof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het gerechtshof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen
24, 33, 33a en 47 van het Wetboek van Strafrecht. Deze wettelijke voorschriften zijn toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde delict.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
11 (elf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een Toyota Avensis met het kenteken [kenteken] .
Aldus gewezen door
mr. T.H. Bosma, voorzitter,
mr. M.C. Fuhler en mr. A.J. Rietveld, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Kingma, griffier,
en op 3 juli 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken,
zijnde mr. A.J. Rietveld buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.