ECLI:NL:GHARL:2019:5495

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 juli 2019
Publicatiedatum
3 juli 2019
Zaaknummer
200.260.414/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen mr. E. de Witt in civiele procedure

In deze zaak heeft verzoekster, wonende te [A], een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. E. de Witt, raadsheer in het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, naar aanleiding van een hoger beroep dat zij had ingesteld tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De wraking was gebaseerd op de vrees voor partijdigheid van de rechter, omdat de zitting in Leeuwarden zou plaatsvinden. Verzoekster stelde dat de rechter onvoldoende rekening had gehouden met haar financiële belangen.

De wrakingskamer heeft de procedure op 26 juni 2019 behandeld, waarbij niemand ter zitting is verschenen. In de beoordeling van het wrakingsverzoek is gekeken naar de eisen van onpartijdigheid zoals vastgelegd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Algemene wet bestuursrecht. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden weerleggen.

De wrakingskamer concludeerde dat het feit dat de zitting in Leeuwarden plaatsvond, voortvloeide uit artikel 14 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) en dat er geen sprake was van een rechterlijke beslissing. Er waren geen feiten of omstandigheden die duidden op vooringenomenheid van de rechter. Daarom werd het verzoek tot wraking afgewezen. De beslissing werd op 1 juli 2019 openbaar uitgesproken door de wrakingskamer, bestaande uit mrs. J.H. Kuiper, P.W.J. Sekeris en H. de Hek.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
wrakingskamer
zaaknummer gerechtshof 200.260.414/01
beslissing van 1 juli 2019
op het schriftelijke verzoek van:
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in het wrakingsincident,
hierna: verzoekster,
gemachtigde: Th.A. Vermolen, kantoorhoudende te Tilburg,
dat strekt tot wraking ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van:
mr. E. de Witt,
raadsheer in dit hof, locatie Leeuwarden,
verweerder in het wrakingsincident.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Verzoekster heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 7 februari 2017, waarbij het beroep van verzoekster tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond is verklaard. Het hoger beroep is bij het hof ingeschreven onder zaaknummer 200.223.240/01.
1.2
Bij brief van 9 mei 2019 is verzoekster door de griffie van het hof uitgenodigd om ter zitting te verschijnen op 6 juni 2019 om 13.30 uur te Leeuwarden.
1.3
Verzoekster (althans haar gemachtigde) heeft bij verzoekschrift van 30 mei 2019, ingekomen ter griffie van het hof op 5 juni 2019, een schriftelijk verzoek gedaan dat strekt tot wraking van (naar de wrakingskamer begrijpt:) de rechter die heeft beslist dat de zitting in Leeuwarden zal plaatsvinden.
1.4
Mr. De Witt, de behandelend raadsheer, heeft bij brief van 14 juni 2019 op het wrakingsverzoek gereageerd. Hij heeft niet in de wraking berust. Mr. De Witt heeft aangegeven dat hij geen gebruik zal maken van de mogelijkheid om door de wrakingskamer te worden gehoord.
1.5
Het wrakingsverzoek is ter zitting van 26 juni 2019 behandeld door de wrakingskamer. Ter zitting is niemand verschenen.

2.De beoordeling van het verzoek

2.1
Op grond van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten heeft een ieder - voor zover hier van belang - recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht. Als een partij op basis van feiten of omstandigheden van mening is dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, geeft artikel 8:15 Awb hem de mogelijkheid een verzoek tot wraking te doen van elk van de rechters die de zaak behandelen.
2.2
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter of bij vrees voor bevooroordeeld zijn van de rechter is uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een van de procesdeelnemers een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procesdeelnemer dienaangaande bestaande vrees gerechtvaardigd is. Het subjectieve standpunt van de betrokken procesdeelnemer dat dit het geval is, is daarbij niet beslissend; de vrees voor partijdigheid van de rechter moet tevens objectief gerechtvaardigd zijn.
2.3
Vrees voor vooringenomenheid kan ontleend worden aan de inhoud van een rechterlijke beslissing, maar is in een dergelijk geval slechts objectief gerechtvaardigd indien in het licht van de feiten en omstandigheden van het geval een beslissing is genomen die zo onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is aan te wijzen dan dat deze door vooringenomenheid is ingegeven.
2.4
Verzoekster heeft - kort gezegd - aan haar wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat de rechter bij de beslissing om de zitting in Leeuwarden te laten plaatsvinden onvoldoende rekening heeft gehouden met haar (financiële) belangen.
2.5
De wrakingskamer stelt voorop dat, zoals mr. De Witt heeft aangevoerd in zijn reactie op het wrakingsverzoek, het gegeven dat de zitting in Leeuwarden plaatsvindt voortvloeit uit artikel 14 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Van een rechterlijke beslissing in dezen is dan ook geen sprake. Nu ook overigens niet van feiten of omstandigheden is gebleken die blijk geven van enige vooringenomenheid en evenmin van feiten en omstandigheden die objectief gezien schijn wekken, dient het verzoek tot wraking te worden afgewezen.
De beslissing
Het gerechtshof (wrakingskamer):
wijst het verzoek tot wraking van mr. E. de Witt af.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.H. Kuiper, P.W.J. Sekeris en H. de Hek, leden van de wrakingskamer, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2019 en ondertekend door de voorzitter en de griffier.