ECLI:NL:GHARL:2019:5417

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 juli 2019
Publicatiedatum
2 juli 2019
Zaaknummer
21-002863-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van het vonnis in hoger beroep inzake gewoontewitwassen met gevangenisstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1962, was eerder veroordeeld voor het medeplegen van gewoontewitwassen en kreeg een gevangenisstraf van 2 jaar opgelegd. Het hof bevestigde deze veroordeling, waarbij het vonnis op onderdelen werd aangevuld en verbeterd. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 22 mei 2017, waarin zij gedeeltelijk was vrijgesproken van bepaalde tenlastegelegde feiten. Het hof oordeelde dat er geen aanleiding was om de straf te verlagen en dat de rechtbank op juiste wijze had beslist. De verdachte had geen concrete en verifieerbare verklaring gegeven voor de herkomst van de aangetroffen geldbedragen, die in ondergrondse kluizen waren aangetroffen. Het hof concludeerde dat het vermoeden van witwassen niet kon worden ontzenuwd en dat de verdachte op de hoogte moest zijn van de criminele herkomst van het geld. De beslissing van de rechtbank werd bevestigd, en de verdachte werd niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor de vrijspraken. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een concrete verklaring van de verdachte in gevallen van witwassen, en bevestigt de strenge eisen die aan dergelijke verklaringen worden gesteld.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002863-17
Uitspraak d.d.: 2 juli 2019
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 22 mei 2017 met parketnummer 18-750022-14 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1962,
wonende te [adres 1] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 5 april 2019 en 18 juni 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het onder I, IIIb en IV ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren, met aftrek van voorarrest. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman, mr. R.P. Snorn, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep en de omvang van het appel

De rechtbank heeft bij vonnis van 22 mei 2017 de verdachte vrijgesproken van bepaalde onderdelen van het haar onder I ten laste gelegde, het haar onder II en IIIa ten laste gelegde en van bepaalde onderdelen van het haar onder IV ten laste gelegde. Ten aanzien van (de overige onderdelen van) het onder I, IIIb en IV ten laste gelegde (telkens: medeplegen van gewoontewitwassen) is zij veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren, met aftrek van voorarrest.
Tegen dit vonnis is door verdachte onbeperkt hoger beroep ingesteld. Zowel de verdediging als de advocaat-generaal hebben zich ter terechtzitting van het hof op het standpunt gesteld dat in appel slechts de onder I, IIIb en IV ten laste gelegde feiten aan de orde zijn voor zover verdachte daarvoor in eerste aanleg is veroordeeld en dat verdachte ten aanzien van de partiële vrijspraken niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het appel. Deze feiten hebben ook geen deel uitgemaakt van de behandeling ter terechtzitting van het hof.
Gezien het voorgaande zal het hof verdachte ten aanzien van voornoemde (partiële) vrijspraken niet-ontvankelijk verklaren in het door haar ingestelde hoger beroep.
Voor zover het vonnis aan het oordeel van het hof is onderworpen, is het hof van oordeel dat de rechtbank op juiste wijze heeft beslist maar dat de gronden van die beslissingen op onderdelen aangevuld en verbeterd dienen te worden. Naast het feit dat de tenlastelegging in hoger beroep is gewijzigd, in die zin dat ‘schuldwitwassen’ als subsidiair ten laste gelegde feit is toegevoegd [1] , behoeft het vonnis aanvulling ten aanzien van de verweren die in hoger beroep zijn gevoerd en ten aanzien van de inhoudelijke verklaringen die medeverdachte [medeverdachte 1] gedurende de procedure in hoger beroep bij de politie heeft afgelegd, welke verklaringen in het onderhavige dossier zijn gevoegd.
Het hof overweegt als volgt.

Ten aanzien van de feiten I, IIIb en IV

De in deze zaak ten laste gelegde feiten zien op het medeplegen van gewoontewitwassen in de periode van 1 november 2009 tot en met 22 mei 2014.
Het hof stelt voorop dat in hoger beroep geen discussie bestaat over de vraag of de in de ondergrondse kluizen aangetroffen geldbedragen aan medeverdachte [medeverdachte 1] toebehoren. Hij heeft in een aanvullende verklaring in hoger beroep bij de politie afgelegd bevestigd dat de betreffende kluizen in zijn opdracht door [getuige 1] zijn geplaatst en dat hetgeen in die kluizen is aangetroffen aan hem toebehoort. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij denkt dat hij [getuige 1] voor de verbouwing en inrichting van de [adres 2] te [plaats 1]
€ 300.000,- heeft betaald. De bewijsmiddelen die de rechtbank heeft gebezigd worden met deze verklaring van [medeverdachte 1] aangevuld (zie hierna).
Juridisch kader
Het juridische kader van witwassen zoals dat door de rechtbank in het vonnis is weergegeven, is juist. Dit houdt in dat naar bestendige jurisprudentie in een geval als het onderhavige, waarin geen direct bewijs aanwezig is voor inkomsten uit brondelicten, witwassen bewezen kan worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de geldbedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf. Het ligt op de weg van het openbaar ministerie om zicht te bieden op het bewijs waaruit zodanige feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid. De toetsing door de rechter dient daarbij de volgende stappen te doorlopen.
Allereerst zal moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien zulks zich voordoet, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Die verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen mede een rol. Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geld waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst heeft en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Aanwijzingen voor een criminele herkomst (vermoeden van witwassen)
De feiten en omstandigheden die op p. 5 e.v. van het vonnis onder ‘aanwijzingen voor een criminele herkomst’ zijn vastgesteld, en waaruit een aanzienlijk verschil blijkt tussen enerzijds de legale inkomsten van verdachte en haar echtgenoot [medeverdachte 1] en het anderzijds beschikken over een contant geldbedrag van ruim 3 miljoen euro én het doen uitgaven van gelijke omvang, zijn juist. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat deze omstandigheden, alsmede het feit dat de aangetroffen geldbedragen werden bewaard in zeer goed verstopte grondkluizen die waren aangebracht op verschillende locaties bij verschillende personen, zonder meer een vermoeden van witwassen rechtvaardigen.
Onder deze omstandigheden kan van verdachte worden gevergd dat zij een concrete, min of meer verifieerbare en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft, die het vermoeden dat sprake is van een criminele herkomst kan weerleggen.
Het hof constateert dat verdachte in hoger beroep - evenals in eerste aanleg - niet een dergelijke verklaring heeft afgelegd. De verklaring van verdachte is niet meer dan algemeen van aard en behelst – kort gezegd – dat zij nimmer weet heeft gehad van geld, goederen, de aanwezigheid van kluizen of dat zij anderszins op de hoogte was van inkomsten en vermogen van haarzelf of haar partner.
Voor medeverdachte [medeverdachte 1] geldt dat hij in hoger beroep bij de politie wel een inhoudelijke verklaring over de herkomst van het geld heeft afgelegd naar aanleiding waarvan de politie zoveel als mogelijk nader onderzoek heeft gedaan. De nadere verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] betreft echter geen concrete, min of meer verifieerbare verklaring. Het vermoeden van witwassen wordt hierdoor niet ontzenuwd.
Gelet op het voorgaande blijft de conclusie van de rechtbank dat het niet anders kan zijn dan dat het aangetroffen geld en het geld waarmee verbouwing en inrichting van de [adres 2] is gefinancierd, onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is, in stand.
Wetenschap
Ook het oordeel van de rechtbank dat verdachte moet hebben geweten dat het in de ten laste gelegde periode binnen haar huwelijk met medeverdachte [medeverdachte 1] beschikbare contante geld niet uit legale bron afkomstig was, en hetgeen daaromtrent op p. 7 van het vonnis is overwogen, is juist. De stelling van de verdediging dat verdachte ‘van niets wist’ is, onder meer ook gelet op hetgeen volgens de inhoud van de OVC gesprekken in aanwezigheid van en door verdachte over geld en vermogen werd besproken, volstrekt ongeloofwaardig.
Betrouwbaarheid [getuige 1]
Evenals de rechtbank acht het hof de verklaringen van getuige [getuige 1] geloofwaardig en betrouwbaar en ziet het hof in hetgeen de verdediging in eerste aanleg en in hoger beroep heeft aangevoerd, noch anderszins, aanleiding om aan de juistheid daarvan te twijfelen. De overwegingen van de rechtbank daaromtrent zijn juist en het hof neemt deze over.
Medeplegen feit I
Het hof schrapt de overweging omtrent het medeplegen op p. 9 bovenaan van het vonnis en overweegt in plaats daarvan:
Op grond van de bewijsmiddelen zoals die in de aanvulling op het vonnis zijn uitgewerkt (daarbij de hierna genoemde aanvullingen en verbeteringen in aanmerking genomen) kan worden vastgesteld dat verdachte niet alleen wist dat al het contante geld waarover zij met haar echtgenoot [medeverdachte 1] in de ten laste gelegde periode konden beschikken, afkomstig was uit enig misdrijf, maar ook dat (een deel van) dit criminele geld werd verborgen in ondergrondse kluizen. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte een actieve rol heeft gehad bij het gebruik en het plaatsen van (sommige van) die kluizen. Zij is aanwezig geweest als er over het plaatsen van een kluis werd gesproken, als er geld uit een kluis werd gehaald en zij heeft met medeverdachte [medeverdachte 1] gesproken over sleutels van kluizen. Dit strookt met de verklaring van [getuige 1] inhoudende “ [verdachte] wist alles van de geplaatste kluizen”. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat haar bijdrage van voldoende gewicht is om te kunnen spreken van het medeplegen van de verweten witwashandelingen, namelijk het verborgen houden van de vindplaats van (de inhoud van de) kluizen en het verhullen van de rechthebbende daarop. Zij heeft daartoe (onder meer) bewust en nauw met [medeverdachte 1] samengewerkt.
De beslissing van de rechtbank omtrent het medeplegen is derhalve juist. Het onder I ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen zoals in het vonnis is vermeld.
Het verweer van de verdediging met betrekking tot het DNA van verdachte dat op een elastiekje om één van de bundels geld in een kluis is aangetroffen, behoeft geen bespreking nu dit niet voor het bewijs is, noch zal worden gebruikt.
Medeplegen feit IIIb en IV
De beslissing van de rechtbank dat verdachte zich in de ten laste gelegde periode tezamen en in vereniging met een ander of anderen ten aanzien van de ten laste gelegde Mini Cooper en de onder IV ten laste gelegde kosten van de verbouwing en inrichting (voor zover bewezenverklaard) en het gebruik van de woning aan de [adres 2] te [plaats 1] heeft schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen, is juist. De hieromtrent gevoerde verweren vinden hun weerlegging in de gebezigde bewijsmiddelen en kunnen worden verworpen. Ook ten aanzien van deze feiten geldt dat verdachte in hoger beroep geen alternatieve verklaring heeft afgelegd.
Conclusie
De in het vonnis opgenomen bewezenverklaring van de onder I, IIIb en IV ten laste gelegde feiten is juist. Het hof komt daarom aan een beoordeling van het in hoger beroep subsidiair toegevoegde feit niet toe. De bewezenverklaarde feiten zijn strafbaar en verdachte is een strafbare dader.
Aanvulling en verbeteringen bewijsmiddelen:
De bewijsmiddelen zoals die in de aanvulling op het vonnis zijn opgenomen worden als volgt aangevuld en/of verbeterd:
M.b.t. feit I, II, IIIb en IV:
 Het hof voegt aan de bewijsmiddelen toe het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 17 januari 2018, 12:55 uur, gevoegd bij de stukken in hoger beroep, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - :
Het klopt dat ik in 2013 bij de invallen zo’n drie miljoen aan contanten had en alles eromheen zoals goud enzovoort. Ik had dit geld in de kluizen die jullie hebben gevonden. De inhoud van de kluizen was allemaal van mij. De kluizen zijn door [getuige 1] geplaatst. (…) Ik denk dat ik [getuige 1] voor de verbouwingen en de inrichting van de [adres 2] te [plaats 1] 300.000 euro heb betaald.
 Bewijsmiddel 3:
- het hof voegt aan dit bewijsmiddel toe de verklaring van [getuige 1] omtrent de kluis aan de [adres 3] : “
De derde keer was in het appartementje waar [naam 1] woonde, [adres 3].” (p.7033)
- het hof voegt aan dit bewijsmiddel toe de verklaring van [getuige 1] omtrent de kluis aan de [adres 4] :
“Toen ik [medeverdachte 1] vertelde dat deze kluis klaar was, was [verdachte] daarbij. Ze beschikten samen over de sleutel.”(p. 7037);
- het hof voegt aan dit bewijsmiddel toe de verklaring van [getuige 1] omtrent de kluis aan de [adres 5] :
“ [naam 2] wist dat het door [medeverdachte 1] en [verdachte] gebruikt zou worden. Omdat [medeverdachte 1] en [verdachte] overleg met haar hebben gehad om de kluis te plaatsen en ze was erbij toen ik het plaatste. Ik heb het [medeverdachte 1] mede gedeeld dat de kluis klaar was, waar [verdachte] bij aanwezig was.”(p. 7038);
 Het hof voegt aan de bewijsmiddelen toe het proces-verbaal d.d. 14 september 2015, ZD-003-01, p. 9580, met de onderliggende informatie op p. 5650 e.v., inhoudende:
“Uit de door de Gemeentelijke basisadministratie van de gemeente [gemeente 1] verstrekte gegevens (d.d. 15 januari 2014) blijkt dat met ingang van 12 september 2012, op het adres [adres 2] te [plaats 1] staan ingeschreven; [medeverdachte 1] , geboren [geboortedatum 2] 1966 te [plaats 1] , zijn echtgenote, [verdachte]
, geboren [geboortedatum 1] 1962, alsmede een van de uit dit huwelijk voortgekomen kinderen, genaamd: [naam 3] , geboren [geboortedatum 3] 1999.
 Het hof voegt aan de bewijsmiddelen toe het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 januari 2014, p. 4633 e.v. van map 11, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - :
Door mij verbalisant werden de geluidsbestanden van de OVC uitgeluisterd en uitgewerkt. Hierbij werd het volgende vastgelegd d.d. 24-01-2014:
14:22:00 [medeverdachte 1] [verdachte] en [medeverdachte 2]
Ze stappen in en vertrekken. Ze hebben het over [naam 3] die groter
wordt. [medeverdachte 1] zegt tegen [medeverdachte 2] : Straks als we het klaar hebben met
al die appartementen dan moeten jullie wel alle twee meelopen hoor.
Dat is hetgene wat jullie moeten overnemen straks. Daar doen we
het voor dat je je kinderen goed kan nalaten.
14:24:00 [medeverdachte 1] [verdachte] en [medeverdachte 2]
[verdachte] : Als je later vermogen krijgt moet je het ook altijd zo laten
beschrijven dat [naam 5] er niet aan kan komen he. Je hebt het er
duidelijk met ons over gehad. Als er straks vermogen is, dat je dat zo
zet dat het ten allen tijde van hem is en dat zijn vader niks van zijn
rekening af kan halen hè. tegenwoordig moet je dat beschrijven.
[medeverdachte 1] : dat valt wel wat mee! Tuurlijk.
14:37:00 [medeverdachte 1] [verdachte] en [medeverdachte 2]
[medeverdachte 1] denkt dat hij het arrestatieteam ziet staan met een BMW en
een Golf. Ze wachten op iets. [medeverdachte 1] verteld dat hij ook wel eens door
het arrestatieteam gepakt is. [medeverdachte 2] verteld dat het met [naam 5] ook
wel eens gebeurd is. Toen was hij vuurwapengevaarlijk zegt [medeverdachte 1] .
14:49:00 [medeverdachte 1] [verdachte] en [medeverdachte 2]
[medeverdachte 1] heeft schoenen van 500 euro aan [naam 6] gegeven. Platte
homoschoenen. [naam 6] wilde ze wel. Ze hebben het over een
persoon die al eens eerder gepakt is en er niet uitkomt.
[medeverdachte 1] : Zou ook wat wezen als hij hier nou zou inzitten in die bus. Ik
heb ook nog niks gehoord. [verdachte] : wij hebben ook nog niks van hem
gehoord. Ook als hij er uit komt hoor je het niet. [medeverdachte 1] : Nee hoor je
het niet. [verdachte] :Gaat gewoon eerst naar [naam 7] daar is en bij zijn
moeder blijft hij dan eerst waarschijnlijk. Dan hoor je het pas een
maand later. [medeverdachte 2] : Maar kan hij dan wel loskomen dan [medeverdachte 1] :
ik denk het niet. [verdachte] : Kijk was dit de eerste keer dan was het nog
wat anders. [medeverdachte 1] : Ah dan was hij er ook niet uitgekomen. Ze zijn
niet achterlijk hoor! [verdachte] : maar hij is immers al eeeh is eerder
gepakt in Engeland. Ze zijn niet gek hoor.

Ten aanzien van de strafmotivering

De verdediging heeft aangevoerd dat het hof in geval van een bewezenverklaring zou moeten volstaan met oplegging van een gevangenisstraf van gelijke duur als het voorarrest, te combineren met een taakstraf. In dat kader is gewezen op de ouderdom van de zaak, het feit dat verdachte een hoge ontnemingsmaatregel opgelegd heeft gekregen en het feit dat haar zoon bij haar inwoont.
Het hof is evenwel van oordeel dat gezien de aard, de omvang en ernst van de bewezenverklaarde feiten niet volstaan kan worden met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daarbij merkt het hof op dat het gegeven dat verdachte ter terechtzitting van het hof heeft verklaard dat haar (meerderjarige) zoon bij haar inwoont en dat hij door de detentie van verdachte in (financiële) problemen zou komen, niet maakt dat verdachte anders bestraft zou moeten worden. Voorts zijn ter terechtzitting van het hof, noch anderszins, feiten of omstandigheden naar voren gekomen die een straf verlagend effect op de straf zouden moeten hebben. De (nog niet onherroepelijke) beslissing in de ontnemingszaak geldt niet als zodanig en van een overschrijding van de redelijke termijn is geen sprake. Alles afwegende is het hof van oordeel dat de rechtbank een terechte en noodzakelijke gevangenisstraf heeft opgelegd. Het hof sluit zich bij de motivering daarvan aan en neemt die over.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de (partiële) vrijspraken van het onder I (op onderdelen), het onder II, IIIa en IV (op onderdelen) ten laste gelegde.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door
mr. K. Lahuis, voorzitter,
mr. J. Dolfing en mr. A. van Holten, raadsheren,
in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel, griffier,
en op 2 juli 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Bijlage 1: tenlastelegging, na wijziging in hoger beroep en voor zover in hoger beroep van belang
zij in of omstreeks de periode 1 november 2009 tot en met 22 mei 2014, in de gemeente [gemeente 1] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer andere natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft verdachte
I)(zaaksdossier ZD-008)
in of omstreeks de periode van 13 mei 2014 tot en met 22 mei 2014, althans de periode van 1 november 2009 tot en met 22 mei 2014, in de gemeente [gemeente 1] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer andere natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, (van) (een) voorwerp(en), te weten
- 149.050,- euro, althans een hoeveelheid geld, aangetroffen in een kluis in een woning aan de [adres 6] te [plaats 1] (woning [medeverdachte 2] ),
- 148.500,- euro, althans een hoeveelheid geld, en/of een horloge, merk Zenith, M1000, Defy Xtreme, althans een horloge, aangetroffen in een kluis in een woning aan de [adres 7] te [plaats 1] (woning [getuige 2] ),
- 279.950,- euro, althans een hoeveelheid geld, aangetroffen in een kluis in een woning aan de [adres 3] te [plaats 1] (woning [naam 1] ),
- 599.250,- euro, althans een hoeveelheid geld, en/of zeventien goudstaven , althans een of meerdere goudstaven, aangetroffen in een kluis in een kelderbox behorende bij een woning aan de [adres 4] te [plaats 1] (woning [naam 8] ),
- 749.920,- euro, althans een hoeveelheid geld, aangetroffen in een kluis in een woning aan de [adres 8] te [plaats 1] (woning [naam 9] en/of [naam 10] ),
- 1.000.500,- euro, althans een hoeveelheid geld, aangetroffen in een kluis in de een woning aan de [adres 5] te [plaats 1] (woning [naam 2] ), en/of
- 100.050,- euro, althans een hoeveelheid geld, aangetroffen in een kluis in een unit van een loods aan of nabij de [adres 9] te [plaats 1] (loods in gebruik bij verdachte [medeverdachte 1] ),
zijnde in totaal 3.027.220,- euro, zeventien goudstaven, en/of een horloge, merk Zenith, M1000, Defy Xtreme,
-de vindplaats verborgen en/of verhuld, en/of
-verborgen of verhuld wie de rechthebbende op dat/die bovengenoemde voorwerp(en) was,
bestaande hierin dat verdachte (telkens) tezamen en in vereniging met haar medeverdachte [medeverdachte 1] en/of een of meer ander(en), althans alleen, dat/die voorwerp(en) heeft/hebben verborgen (gehouden) in een of meer vaste en/of afsluitbare en/of (goed) verstopte en/of alleen voor verdachte en/of haar medeverdachte [medeverdachte 1] toegankelijke (vloer/grond)kluis/kluizen, op een of meerdere verschillende (bovengenoemde) locatie(s) en/of adres(sen) in de gemeente [gemeente 1] ,
terwijl zij, verdachte, en/of haar medeverdachte(n) (telkens) wist(en) althans had(den) moeten vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
EN/OF
IIIb) (zaaksdossier ZD-002-05)
in of omstreeks de periode van 1 februari 2011 tot 13 mei 2014, te [plaats 1] en/of [plaats 2] , althans in de gemeente(n) [gemeente 1] en/of [gemeente 2] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer andere natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen,
-verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was op een voorwerp, te weten een auto, merk Mini Cooper, kenteken [kenteken] , of wie dat voorwerp voorhanden had,
bestaande hierin dat verdachte tezamen en in vereniging met haar medeverdachte [medeverdachte 1] en/of een of meer anderen, althans alleen,
-heeft/hebben bewerkstelligd dat die auto op naam van [naam 11] en/of (vervolgens) op naam van die [naam 12] , althans op naam van een ander dan verdachte en/of haar medeverdachte [medeverdachte 1] , werd gesteld, en/of
-terwijl (daarbij) verdachte en/of haar medeverdachte [medeverdachte 1] (steeds) de feitelijke eigendom en/of het gebruik van die auto had(den), en/of de overige auto-gerelateerde kosten steeds (contant) werden vergoed/betaald door verdachte en/of haar medeverdachte [medeverdachte 1] aan die [naam 11] en/of [naam 12] ,
terwijl zij, verdachte, en/of haar medeverdachte(n) (telkens) wist(en) althans had(den) moeten vermoeden dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
EN/OF
IV) (zaaksdossier ZD-003-01)
in of omstreeks de periode van 1 december 2011 tot 13 mei 2014, in de gemeente [gemeente 1] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer andere natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen,
-(van) een voorwerp(en), te weten (in totaal ongeveer) 90.000 euro,
althans een hoeveelheid geld,
ten behoeve van de aankoop en/of de hypothecaire financiering van de woning [adres 2] te [plaats 1] , en/of
(vervolgens)
(in totaal ongeveer) 120.000 euro, en/of (in totaal ongeveer) 294.896 euro,
althans 253.000 euro, althans (telkens) een hoeveelheid geld,
ten behoeve van (de) verbouwing(en) en/of inrichting van de woning [adres 2] te [plaats 1] , overgedragen en/of omgezet en/of gebruik gemaakt,
en/of
-(van) een voorwerp, te weten de woning aan de [adres 2] te [plaats 1] verworven en/of gebruik gemaakt,
terwijl zij, verdachte, en/of haar medeverdachte(n) (telkens) wist(en) althans had(den) moeten vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

Voetnoten

1.De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit arrest gehecht.