[Appellanten] hebben in de verzetdagvaarding bezwaar gemaakt tegen dat oordeel door aan te voeren dat [Geïntimeerde] wel degelijk veelvuldig in de gelegenheid is gesteld te reageren op het concept van de tweede overnamebalans. Pas bij die verzetdagvaarding hebben zij voor het eerst e-mailcorrespondentie overgelegd, waaruit het volgende blijkt. De accountant [Accountant] (hierna: [Accountant] , optredend voor [Accountant] ) heeft [Geïntimeerde] en [Persoon 1] (die kennelijk optrad namens [Appellant 2] ) opgeroepen voor een kennismakingsbijeenkomst op 14 mei 2013, waar [Persoon 1] en [Geïntimeerde] , vergezeld van zijn accountant [Accountant 2] zijn verschenen en inzage hebben gehad in alle stukken die ten grondslag lagen aan het concept van de tweede overnamebalans. Een tweede bijeenkomst werd afgesproken op 10 juni 2013. Bij e-mailbericht van 7 juni 2013 deelt [Geïntimeerde] het volgende mee aan [Accountant] :
“heb net vernomen dat [Accountant 2] nog niet zover is gekomen als wat de bedoeling is/was. Het is niet zinvol om maandag bijeen te komen. Ik zal zorgen dat de rest van de bescheiden maandag bij u is. Tevens nieuwe datum overleggen.”
[Accountant] reageert op 7 juni 2013 met een e-mailbericht aan [Geïntimeerde] met kopie aan onder meer [Persoon 1] , dat onder meer als volgt luidt:
“Graag hoor ik van u wanneer ik van u en/of de [Accountant 2] de bevindingen/opmerkingen inzake overnamebalans mag verwachten zodat we een nieuwe afspraak in kunnen plannen. Wanneer kan de vaststellingsovereenkomst worden getekend ?”.
Bij e-mailbericht van 12 juni 2013 schrijft [Accountant] aan [Geïntimeerde] met kopie aan onder meer [Persoon 1] :
“Ondanks uw toezegging dat “de rest van de bescheiden” maandag mij zou bereiken heb ik tot nu toe niets ontvangen. Ik zou graag van u vernemen wanneer ik iets kan verwachten en ook wanneer de vaststellingsovereenkomst getekend kan worden.”.
[Accountant] stelt dan (bij e-mailbericht van 21 juni 2013) een nieuwe bijeenkomst voor op 29 juli 2013. Bij e-mail van 22 juli 2013 constateert [Accountant] dat van [Geïntimeerde] geen bevestiging is ontvangen dat hij akkoord is met een bespreking op 29 juli 2013, ook niet nadat door hem een bericht op de voicemail van [Geïntimeerde] is ingesproken, kondigt aan dat de bespreking op die datum doorgaat en geeft [Geïntimeerde] alsnog de gelegenheid stukken over te leggen en commentaar te geven op de overnamebalans, waarvan (zo deelt [Accountant] mee) de onderliggende stukken op 14 mei 2013 aan partijen zijn overhandigd. Bij e-mail van 25 juli 2013 aan [Accountant] reageert [Geïntimeerde] door mee te delen dat Pesman en hij verhinderd zijn voor de geplande bespreking op 29 juli 2013, dat hij graag in augustus 2013 weer bijeenkomt en dat hij informatie wil over hoe de vordering in privé op hem is opgebouwd.
Bij bericht van 25 juli 2013 (waarin is vermeld dat dit bericht per e-mail en per aangetekende post is verstuurd) heeft [Accountant] aan [Geïntimeerde] , met kopie aan [Persoon 1] , onder meer het volgende geschreven:
“Ondanks uw afwezigheid zal de bijeenkomst doorgaan. Zoals al eerder gemaild is de uitnodiging voor deze bijeenkomst op 21 juni aan u verzonden en hebt u ruimschoots de tijd gehad om te reageren. (…)
Om u enigszins tegemoet te komen zal de bespreking alleen gaan over de kwesties met betrekking tot de Renault Kangoo en Vodafoon/t-Mobile. Ik verwacht dan ook vóór maandag 29 juli stukken van u te ontvangen (per post of per mail) ter onderbouwing van uw zienswijze omtrent de Renault Kangoo en de kwestie T-mobile/Vodafone. Op basis van deze stukken zal ik binnen veertien dagen na 29 juli een bindend advies uitbrengen over deze kwestie. Verder ben ik bereid u een laatste termijn van veertien dagen te geven om te reageren op de stukken die u op 14 mei zijn overhandigd. (…) “.
In dit bericht geeft [Accountant] ook nog de gevraagde uitleg over de opbouw van de vordering op [Geïntimeerde] privé.
Vervolgens heeft [Accountant] bij e-mailbericht van 13 augustus 2013 aan [Geïntimeerde] en onder meer [Persoon 1] de concept-overnamebalans gestuurd, en heeft hij de geadresseerden van de mail de gelegenheid te geven hierop te reageren binnen een termijn van vier weken.