In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 juni 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 5 juli 2018. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2014, waarbij belanghebbende een te veel ontvangen uitkering van het UWV diende terug te betalen. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende hoger beroep instelde. De Inspecteur had de aanslag verminderd, maar belanghebbende betwistte dat zij slechts een deel van de terugbetaling als negatief loon kon aanmerken.
Het Hof oordeelde dat alleen de in 2014 terugbetaalde bedragen als negatief loon konden worden aangemerkt. De overeengekomen betalingsregeling met het UWV maakte niet dat het gehele bedrag aan te veel ontvangen uitkering in 2014 vorderbaar en inbaar was. Het Hof concludeerde dat het bedrag van € 13.613,36 niet in zijn geheel in mindering kon worden gebracht op het inkomen uit werk en woning in 2014, omdat het niet vorderbaar en inbaar was. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegewezen.