In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, is de appellant de curator in het faillissement van de besloten vennootschap Nedfiber B.V. De appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, die op 20 februari 2019 heeft plaatsgevonden. De zaak is op 13 mei 2019 in hoger beroep gebracht, en op 4 juni 2019 is de zaak bij het hof aangebracht. De geïntimeerden zijn niet verschenen in deze procedure.
Tijdens de beoordeling van de zaak heeft het hof geconstateerd dat een van de partijen, de appellant, raadsheer-plaatsvervanger is bij het hof. Dit heeft geleid tot de beslissing om de zaak te verwijzen naar het gerechtshof Amsterdam, conform artikel 62b van de Wet op de rechterlijke organisatie. Het hof heeft de zaak op grond van deze betrokkenheid niet verder behandeld en heeft de verwijzing naar het gerechtshof Amsterdam uitgesproken.
De beslissing is op 18 juni 2019 openbaar gemaakt en is ondertekend door de rechters J.H. Lieber, H. Wammes en C.J.H.G. Bronzwaer, waarbij mr. C.J.H.G. Bronzwaer de ondertekening heeft verricht in afwezigheid van de voorzitter. De zaak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de procedure rondom de verwijzing van zaken behandelt in het geval van betrokkenheid van een rechter.