Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Merck Sharp & Dohme B.V.,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
2. Uitsluiting combinatietablet ezetimib-atorvastatine
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De beoordeling van de grieven en de vordering
De aanwijzing door de zorgverzekeraar geschiedt zodanig dat van alle werkzame stoffen die voorkomen in de bij ministeriële regeling aangewezen geneesmiddelen ten minste een geneesmiddel voor de verzekerde beschikbaar is’.
combinatievan de werkzame stoffen ezetimibe en atorvastatine bevat, voorhanden is. Alleen geneesmiddelen die een combinatie van dezelfde werkzame stoffen bevatten zijn identiek en onderling uitwisselbaar. Aangezien er niet een ander geneesmiddel in de handel is dat de combinatie van ezetimibe en atorvastatine bevat, is volgens MSD niet aan de eis van artikel 2.8 lid 3 Bzv voldaan en is Menzis niet bevoegd Atozet van vergoeding uit te sluiten. Voor de uitleg dat Menzis slechts een preferentiebeleid mag voeren voor identieke en uitwisselbare geneesmiddelen, heeft MSD een beroep gedaan op de wetsgeschiedenis bij het Verstrekkingenbesluit ziekenfondsverzekering (de voorloper van het Bzv, hierna: het Verstrekkingenbesluit) waarin de begrippen ‘identieke geneesmiddelen’ en ‘volledig gelijkwaardig’ worden genoemd. Daarnaast heeft zij gewezen op voorbeelden uit de praktijk van geneesmiddelen met dezelfde werkzame stof, die daarmee aan de letterlijke eisen van artikel 2.8 lid 3 Bzv voldoen, maar die niet kunnen worden meegenomen in het preferentiebeleid omdat deze geneesmiddelen (bijvoorbeeld geneesmiddelen met een smalle therapeutische breedte en de biosimilar (biologische) geneesmiddelen) niet identiek en uitwisselbaar zijn.
Met het oog op de beoogde regierol van zorgverzekeraars is met ingang van 19 december 2003 geregeld dat de zorgverzekeraar het pakket kan beperken tot door hem aangewezen middelen onder de voorwaarde dat hij van elke werkzame stof die zit in een bij ministeriële regeling aangewezen middel, een middel aanwijst.” (p. 42)
In het derde lid is, net zoals dat in art. 9a, tweede lid, van het Verstrekkingenbesluit ziekenfondsverzekering geregeld was, (…) geregeld dat de zorgverzekeraar van elke werkzame stof ten minste één middel moet aanwijzen.” (p. 43)
Om ziekenfondsen de mogelijkheid te geven bepaalde farmaceutische zorg in te kopen, is met dit besluit aan het Verstrekkingenbesluit (…) een bepaling toegevoegd op grond waarvan het ziekenfonds bevoegd is voor (…) groepen van werkzame stoffen te besluiten dat zijn verzekerden niet langer de “keuze” hebben uit alle geneesmiddelen met die werkzame stof, maar slechts aanspraak hebben op het geregistreerde geneesmiddel dat of de geregistreerde geneesmiddelen die door het ziekenfonds zijn aangewezen”. (p. 4)
Echter, elke verzekerde moet kunnen rekenen op een pakket dat dezelfde therapeutische breedte dekt (…). Daarom is geregeld dat het ziekenfonds voor zijn verzekerden van elke werkzame stof ten minste één geregistreerd geneesmiddel moet aanwijzen”. (p. 6)