In het proces-verbaal van aangifte van 23 juni 2010 is, voor zover van belang, het volgende vermeld:
"Ik doe aangifte van Afpersing, dan wel vrijheidsbeneming, dan wel bedreiging met een misdrijf, dan wel mishandeling welke opzettelijk gepleegd is en waaruit pijn, letsel en schade ontstaan is, namelijk een zichtbaar opgezwollen linkerwang en een kapotte bril.
"Op woensdag 23 juni 2010 omstreeks 08:15 uur heb ik vanaf ons perceel, mijn kinderen naar school gebracht, (…)
Toen ik terugkwam bij mijn woning/loods, parkeerde ik mijn donkerkleurige volkswagen transporter aan de rechterzijde van de woning. Het was 08:30 uur. Ik heb mijn zwarte telefoon (nokia slide) in mijn linkerhand gepakt en mijn sleutels van de witte loodsdeur in mijn rechterhand. Ik opende de deur, die aan de rechterzijde van de loods zit, direct aan het begin van de loods. Ik hoorde dat er een auto achter mijn auto stopte, waarna ik omkeek en ik zag dat het ging om de zwarte Mercedes station van de aannemer [C] , wonende in Leer te Duitsland.
Ik hoorde dat [C] met een kwaad gezicht, een luide stem en snel pratend op mij afliep, waarbij hij de woorden sprak: "Wo ist mein geld, wo ist mein geld", of woorden van gelijke strekking. Ik zag dat [C] hierbij op mij af bleef lopen en dat zijn rechterhand tot op mijn keel hoogte hief, waarbij ik zag dat hij een beweging maakte, alsof hij mij bij mijn keel wilde pakken.
Ik weerde deze beweging af, en zei tegen [C] : "Je stopt het geld maar in je hol, of woorden van gelijke strekking". Als ik dit niet had afgeweerd, dan had hij me vast bij mijn keel gegrepen. Ik stond toen in de deuropening van mijn loods, waarin ik momenteel woonachtig ben.
***Mishandeling***
Hierna heb ik een aantal stappen naar achteren gedaan, waarop ik een meter of twee in de loods terecht kwam. Hier kwam [C] mij achterna lopen, recht op mij af. Ik zag dat [C] zijn rechter vlakke hand met veel kracht naar mijn gezicht sloeg, waarop ik ineens een stekende pijn in mijn linkerzijde van gezicht voelde. Door de harde klap tegen mijn
gezicht, kwam ik ten val op de vloer in de loods. Ik kwam met mijn hoofd en rechterzijkant van mijn bovenlichaam tegen de grote roldeur, van de loods tot stilstand. Mijn telefoon, sleutels en mijn bril, die ik eerder op mijn neus droeg, waren op de grond gevallen. Ik zag dat [C] mijn telefoon oppakte, waardoor ik niet de politie of hulp in kon roepen. Ik
weet zeker dat dit zijn bedoeling ook was.
Ik ben van mijzelf, zowel mentaal als lichamelijk, een sterke vrouw, die internationaal chauffeur van beroep is. Ik weet nog goed dat ik mij ontzettend klein en heel erg in het nauw gedreven voelde. Toen ik op de grond lag, bleef ik in mijzelf herhalen: "adem halen, adem halen", om maar te voorkomen dat ik een paniek aanval zou krijgen. Ik wilde kijken wat [C] ging doen, want ik was heel erg bang dat ik nog een trap tegen mijn gezicht zou krijgen.
Ik heb nog tegen [C] gezegd, dat ik het heel erg laag vond dat hij mij geslagen had. Ik hoorde dat [C] mij kwaad aankeek en tegen mij zij, dat hij het zo weer zou doen.