ECLI:NL:GHARL:2019:5053

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 juni 2019
Publicatiedatum
18 juni 2019
Zaaknummer
200.119.897/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over opzegging aannemingsovereenkomst en mishandeling

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een geschil tussen Team Hausbau en de geïntimeerden over de opzegging van een aannemingsovereenkomst en de hoogte van de besparing die daaruit voortvloeit. De zaak betreft ook beschuldigingen van mishandeling door de aannemer, [C], jegens [geïntimeerde2]. De feiten zijn als volgt: op 23 juni 2010 arriveerde [C] op de bouwplaats in Tynaarlo om spullen op te halen, terwijl [geïntimeerde2] daar aanwezig was. Er ontstond een conflict waarbij [C] [geïntimeerde2] zou hebben bedreigd en geslagen, wat leidde tot verwondingen aan haar gezicht. Het hof heeft getuigenverklaringen gehoord, waaronder die van [D], de buurvrouw van [geïntimeerde2], die bevestigde dat zij [geïntimeerde2] met een beschadigd gezicht zag. De verklaringen van [C] en zijn medewerkers ontkenden de mishandeling, maar het hof oordeelde dat de verklaringen van [geïntimeerde2] en de getuigen voldoende bewijs boden voor de mishandeling. Het hof concludeerde dat Team Hausbau in verzuim was geraakt en dat er een deskundige benoemd moest worden om de bouwkundige gebreken vast te stellen die aan de opzegging van de overeenkomst ten grondslag lagen. De zaak werd aangehouden voor verdere behandeling en het hof verzocht partijen om gezamenlijk een deskundige voor te dragen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.119.897/01
(zaaknummer rechtbank Assen 91225/HA ZA 12-35)
arrest van 18 juni 2019
in de zaak van
Team Hausbau & Ing. Büro GmbH,
gevestigd te Leer,
appellante in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna:
Team Hausbau,
advocaat: mr. W. Schoo, kantoorhoudend te Groningen,
tegen

1.[geïntimeerde1] ,

wonende te [A] ,
hierna:
[geïntimeerde1],
2. [geïntimeerde2] ,
wonende te [A] ,
hierna:
[geïntimeerde2],
geïntimeerden in het principaal hoger beroep,
appellanten in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagden in conventie en eisers in reconventie,
hierna gezamenlijk te noemen:
[geïntimeerden] c.s.,
advocaat: mr. J.W. Janssens, kantoorhoudend te Houten.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 8 november 2016 hier over.
1.2
[geïntimeerden] c.s. hebben op 20 december 2016 een akte uitlating genomen.
1.3
Ingevolge het genoemde tussenarrest hebben op 20 februari 2017 en 27 februari 2018 getuigenverhoren plaatsgevonden. De hiervan opgemaakte processen-verbaal bevinden zich in afschrift bij de stukken.
1.4
Team Hausbau heeft bij akte van 20 februari 2018 een schriftelijke verklaring van [B] in het geding gebracht.
1.5
[geïntimeerden] c.s. hebben een memorie na enquête genomen en Team Hausbau een antwoordmemorie na enquête.
1.6
Vervolgens zijn de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest en heeft het hof arrest bepaald.

2.De verdere beoordeling van de grieven en de vordering

In het principaal hoger beroep
2.1
Naar aanleiding van de aan [geïntimeerden] c.s. verstrekte opdracht tot het bewijs van feiten en/of omstandigheden waaruit het bedrag blijkt dat Team Hausbau heeft bespaard als gevolg van de opzegging van de aannemingsovereenkomst, hebben [geïntimeerden] c.s. bij memorie na enquête te kennen gegeven dat in het vervolg van de procedure kan worden uitgegaan van een besparing van € 19.200,-. Dit is het bedrag dat Team Hausbau bij factuur van 24 augustus 2010 heeft gecrediteerd ter zake van de besparingen.
2.2
Het vorenstaande betekent dat op de totale aanneemsom voor de woning en de loods van € 244.000,- een bedrag van € 19.200,- aan besparingen in mindering moet worden gebracht, zodat [geïntimeerden] c.s. ter zake van de bouw van de woning en de loods € 224.800,- aan Team Hausbau verschuldigd waren. Tot op heden hebben zij € 187.520,- aan Team Hausbau betaald, zodat zij nog € 37.550,- aan Team Hausbau moeten betalen. Aangezien Team Hausbau echter niet meer heeft gevorderd dan € 37.280,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2012 (de dag van de dagvaarding in eerste aanleg) zal het hof [geïntimeerden] c.s. bij gelegenheid van het eindarrest daartoe hoofdelijk veroordelen.
2.3
Team Hausbau heeft vergoeding gevorderd van buitengerechtelijke incassokosten. Het hof stelt vast dat, nu het verzuim is ingetreden voor 1 juli 2012 - de datum van inwerkingtreding van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke kosten - het tot die datum geldende recht op deze vordering van toepassing is.
2.4
Ten aanzien van buitengerechtelijke kosten geldt dat zij op grond van artikel 6:96 lid 2 BW, zoals die bepaling destijds luidde, voor vergoeding in aanmerking komen, onder meer als het gaat om redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte, behoudens ingeval krachtens artikel 241 Rv de regels omtrent proceskosten van toepassing zijn.
Team Hausbau heeft niet onderbouwd dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan Team Hausbau vergoeding vordert moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskosten een vergoeding plegen in te houden.
De vordering zal in zoverre worden afgewezen.
2.5
De grieven slagen ten dele.
2.6
[geïntimeerden] c.s. zullen te zijner tijd bij het eindarrest als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van zowel de eerste aanleg, als van het principaal hoger beroep. De kosten van de procedure in eerste aanleg in conventie worden begroot op € 1.887,97 aan verschotten (€ 98,97 explootkosten en € 1.789,- griffierecht) en € 1.447,50 aan geliquideerd salaris van de advocaat (2,5 punten, tarief III, € 579 per punt, liquidatietarief geldend in 2012) en in reconventie op € 723,75 aan geliquideerd salaris van de advocaat (2,5 punten, tarief III, € 579 per punt, liquidatietarief geldend in 2012 x 50%) .
De kosten van het principaal hoger beroep worden begroot op € 1.954,17 aan verschotten (€ 92,17 explootkosten en € 1.862,- griffierecht) en € 5.564,- aan geliquideerd salaris van de advocaat (tarief III, € 1.391,- per punt, maximale aantal punten 4).
2.7
Het meer of anders gevorderde zal bij het eindarrest worden afgewezen.
2.8
Op dit moment wordt iedere verdere beslissing aangehouden.
In het incidenteel hoger beroep
2.9
Het hof heeft in het tussenarrest van 8 november 2016 bepaald dat [geïntimeerden] c.s. zich bij akte dienen uit te laten over de in rechtsoverweging 2.49 opgeworpen vraag wat de relevantie is van de uitkomst van het door [geïntimeerden] c.s. op grond van rechtsoverweging 2.48 te leveren bewijs dat Team Hausbau op 23 juni 2010 een CV-ketel, radiatoren, een trap en een kunststof voordeur heeft meegenomen van het bouwterrein met het oogmerk zich die zaken wederrechtelijk toe te eigenen, nu Team Hausbau deze zaken in de creditnota van 24 augustus 2010 heeft verwerkt.
2.1
Bij akte van 20 december 2016 hebben [geïntimeerden] c.s. te kennen gegeven dat zij afzien van het leveren van het in rechtsoverweging 2.48 bedoelde bewijs, zodat moet worden geconcludeerd dat dit bewijs niet is geleverd.
2.11
In het tussenarrest van 8 november 2016 heeft het hof [geïntimeerden] c.s. verder bewijs opgedragen van feiten en/of omstandigheden waaruit blijkt dat [C] op 23 juni 2010 [geïntimeerde2] op het bouwterrein aan de Compagnonsweg 5 te Tynaarlo heeft bedreigd en/of mishandeld en/of van haar vrijheid heeft beroofd.
2.12
Ter uitvoering van deze bewijsopdracht hebben [geïntimeerden] c.s. op 20 februari 2017 [geïntimeerde2] , [D] , [E] , en [F] als getuigen doen horen. [geïntimeerden] c.s. hebben ter voldoening aan de bewijsopdracht nogmaals de aandacht gevestigd op het proces-verbaal van aangifte dat [E] en [F] op
23 juni 2010 hebben opgemaakt.
Team Hausbau heeft op 27 februari 2018 in het tegengetuigenverhoor [C] en [G] als getuigen doen horen. Verder heeft Team Hausbau een schriftelijke verklaring van [B] van 15 februari 2018 in het geding gebracht.
2.13
In het proces-verbaal van aangifte van 23 juni 2010 is, voor zover van belang, het volgende vermeld:
"Ik doe aangifte van Afpersing, dan wel vrijheidsbeneming, dan wel bedreiging met een misdrijf, dan wel mishandeling welke opzettelijk gepleegd is en waaruit pijn, letsel en schade ontstaan is, namelijk een zichtbaar opgezwollen linkerwang en een kapotte bril.
"Op woensdag 23 juni 2010 omstreeks 08:15 uur heb ik vanaf ons perceel, mijn kinderen naar school gebracht, (…)
Toen ik terugkwam bij mijn woning/loods, parkeerde ik mijn donkerkleurige volkswagen transporter aan de rechterzijde van de woning. Het was 08:30 uur. Ik heb mijn zwarte telefoon (nokia slide) in mijn linkerhand gepakt en mijn sleutels van de witte loodsdeur in mijn rechterhand. Ik opende de deur, die aan de rechterzijde van de loods zit, direct aan het begin van de loods. Ik hoorde dat er een auto achter mijn auto stopte, waarna ik omkeek en ik zag dat het ging om de zwarte Mercedes station van de aannemer [C] , wonende in Leer te Duitsland.
Ik hoorde dat [C] met een kwaad gezicht, een luide stem en snel pratend op mij afliep, waarbij hij de woorden sprak: "Wo ist mein geld, wo ist mein geld", of woorden van gelijke strekking. Ik zag dat [C] hierbij op mij af bleef lopen en dat zijn rechterhand tot op mijn keel hoogte hief, waarbij ik zag dat hij een beweging maakte, alsof hij mij bij mijn keel wilde pakken.
Ik weerde deze beweging af, en zei tegen [C] : "Je stopt het geld maar in je hol, of woorden van gelijke strekking". Als ik dit niet had afgeweerd, dan had hij me vast bij mijn keel gegrepen. Ik stond toen in de deuropening van mijn loods, waarin ik momenteel woonachtig ben.
***Mishandeling***
Hierna heb ik een aantal stappen naar achteren gedaan, waarop ik een meter of twee in de loods terecht kwam. Hier kwam [C] mij achterna lopen, recht op mij af. Ik zag dat [C] zijn rechter vlakke hand met veel kracht naar mijn gezicht sloeg, waarop ik ineens een stekende pijn in mijn linkerzijde van gezicht voelde. Door de harde klap tegen mijn
gezicht, kwam ik ten val op de vloer in de loods. Ik kwam met mijn hoofd en rechterzijkant van mijn bovenlichaam tegen de grote roldeur, van de loods tot stilstand. Mijn telefoon, sleutels en mijn bril, die ik eerder op mijn neus droeg, waren op de grond gevallen. Ik zag dat [C] mijn telefoon oppakte, waardoor ik niet de politie of hulp in kon roepen. Ik
weet zeker dat dit zijn bedoeling ook was.
Ik ben van mijzelf, zowel mentaal als lichamelijk, een sterke vrouw, die internationaal chauffeur van beroep is. Ik weet nog goed dat ik mij ontzettend klein en heel erg in het nauw gedreven voelde. Toen ik op de grond lag, bleef ik in mijzelf herhalen: "adem halen, adem halen", om maar te voorkomen dat ik een paniek aanval zou krijgen. Ik wilde kijken wat [C] ging doen, want ik was heel erg bang dat ik nog een trap tegen mijn gezicht zou krijgen.
Ik heb nog tegen [C] gezegd, dat ik het heel erg laag vond dat hij mij geslagen had. Ik hoorde dat [C] mij kwaad aankeek en tegen mij zij, dat hij het zo weer zou doen.
Toen [C] mij buiten had aangeroepen heb ik gezien dat Ido achter hem aan liep, die normaal ook bij [C] werkzaam is. Zowel Ido als Stefan en nog een (1) man, allen werkzaam bij Team Hausebau, kwamen bij mij in de loods, net of gelijk nadat ik door [C] geslagen ben.
Ik heb ook gezien dat er een man genaamd [H] van het bedrijf Muller en Bruggeman de loods binnen kwam lopen. Dit is de loodgieter die [C] altijd inschakelde, tevens uit Duitsland afkomstig.
(…)
Na dit alles zijn de mannen weg gegaan in drie auto's, waarvan een (1) zwarte Mercedes van [C] , die op zijn achterraam van zijn auto "team Hausebau" heeft staan. Een witkleurige bus van Hausebau, met zwarte letters op de zijkant "Team Hausebau" en een bus van het bedrijf Muller en Bruggeman, waarin [H] wegreed.
(…)".
2.14
Bij het proces-verbaal van aangifte zijn kopieën van enkele foto's gevoegd, waarop is te zien dat het gezicht van [geïntimeerde2] een zwelling vertoont. Op de foto's zijn handgeschreven opmerkingen geplaatst.
2.15
Tevens is aan het proces-verbaal een verklaring van de huisarts van [geïntimeerde2] toegevoegd. Hij heeft [geïntimeerde2] op 23 juni 2010 gezien en het volgende uitwendig letsel waargenomen:
"zwelling en bloeduitstorting t.h.v. wang/bovenkaak li
losse kies links boven en helderrood bloed in de mond. Geringe zwelling en roodheid re bovenarm; met afdrukken deurpost zichtbaar."
2.16
[geïntimeerde2] heeft als getuige verklaard:
"Op 23 juni 2010 rond 08:30 uur kwam ik met mijn auto terug uit Tynaarlo op het terrein waar ons huis werd gebouwd. Wij woonden daar tijdelijk in een caravan die in een op een bouwterrein gebouwde loods was geplaatst. Ik had mijn dochter naar school gebracht. Toen ik mijn auto op het terrein parkeerde, stopte er een auto achter mij. Het was een Mercedes waar de heer [C] uitstapte. De heer [C] was de eigenaar van Team Hausbau, de aannemer die ons huis bouwde. Hij kwam meteen op mij af lopen met een gestrekte arm en wekte de indruk mij bij de keel te willen grijpen. Hij was in mijn beleving kwaad. Hij schreeuwde een aantal keren: wo ist mein Geld, wo ist mein Geld. Ik probeerde de loods in te vluchten. In de loods zitten aan de voorzijde twee roldeuren en net om de hoek zit een kleine loopdeur, een gewone deur. Ik ben door de loopdeur de loods binnengelopen en de heer [C] bleef mij achtervolgen. Toen ik binnen was heeft hij mij met de vlakke hand links in het gezicht geslagen. Ik ben daardoor gevallen. Ik viel met mijn rechterschouder en mijn hoofd tegen de linker roldeur die op dat moment gesloten was. Ik voelde meteen veel pijn. Ik had een bloedlip en mijn bril en mobieltje zijn gevallen. Ik heb later gezien dat er geen bloedvlekken op de roldeur zaten. Kennelijk had ik op de binnenkant van mijn lip gebeten. Mijn bril was stuk. Het mobieltje heeft de heer [C] meteen opgepakt. Ik lag op de grond en was bang om geschopt te worden. Ik was op dat moment alleen thuis en had de verantwoording voor mijn 4 kinderen. Mijn man verbleef op dat moment in Spanje. Toen ik was opgestaan hoorde ik andere mensen komen. Ik hoorde Stefan, een medewerker van Team Hausbau die ik ook later heb gezien. Verder hoorde ik Ido, ook een medewerker van Team Hausbau en nog een andere medewerker van Team Hausbau waar ik de naam niet van weet. Ido sprak met [C] in een ander taal dan het Nederlands of het Duits. Tot slot heb ik meneer [H] gehoord en gezien. De heer [H] is een medewerker van het loodgietersbedrijf dat door Team Hausbau was ingeschakeld om de installatiewerkzaamheden uit te voeren. (…)
Daarna zijn ze vertrokken in de Mercedes van [C] , een busje van team Hausbau en een busje van het loodgietersbedrijf. Nadat ze weg waren heb ik meteen mijn man gebeld. Hij verbleef op dat moment in Barcelona. Hij zei tegen mij: ga hulp halen. Daarop ben ik naar mijn overburen gelopen, dat wil zeggen de buren aan de overkant van het grasveld/plein. Daar woont de familie [I] van bergingsbedrijf [I] . [D] kwam net terug met haar auto en die heeft mij opgevangen. Ik heb tegen haar gezegd: bel alstublieft meteen mijn man want die wilde direct terug komen rijden uit Barcelona. Vervolgens zijn we naar binnen gegaan bij [I] . Ik heb gebeld met de schoonzus van [D] om te vragen of ze mijn dochter van school wilde halen en heb deze schoonzus ook het verhaal verteld. De schoonzus heeft voor mij de politie gebeld. Ik ben bij [I] gebleven tot de politie daar aankwam. De aangifte is ook gedaan bij [I] thuis. Daarna ben ik naar de huisarts en opticien gegaan. U vraagt mij wat het mij doet om dit verhaal nog een keer te vertellen. Het
doet mij heel veel. Ik stond bekend als een stoere vrouw en ik was nergens bang voor. Dat is door dit voorval veranderd. Ik voel nog steeds angst.
Op vragen van mr. Janssens antwoord ik het volgende:
Pas toen ik weer thuiskwam heb ik in de spiegel durven kijken. Ik zag een blauwe plek aan de linkerkant van het gezicht. Deze plek werd dik en pijnlijk. De foto’s die bij het proces-verbaal zijn gevoegd zijn gemaakt door de verbalisanten. De medische verklaring die zich bij het proces-verbaal bevindt is opgesteld door [J] , dat is mijn huisarts.
(…)"
2.17
[D] heeft als getuige verklaard:
"Mevrouw [geïntimeerde2] is mijn buurvrouw. (…) In de ochtend van 23 juni 2010 zou ik net weggaan om boodschappen te halen. Ik zag de buurvrouw aan komen lopen en naar mij wenken. Toen zij dichterbij kwam zag ik beschadigingen in haar gezicht. Beschadigingen bij haar mond, haar lippen en haar oog. Volgens mij was het links. En er kwam bloed uit haar mond. Ik vroeg haar: wat is er met jou gebeurd? Ze vertelde mij dat de aannemer haar had geslagen en haar had vastgehouden. Zij wilde bij haar huis weg maar dat had de aannemer niet toegelaten voordat ze zou hebben betaald. Zij wilde echter niet betalen. Ze was behoorlijk overstuur. Bij ons thuis hebben we de politie gebeld en die is vervolgens langs gekomen. Twee politiemannen hebben bij ons thuis aan de tafel de verklaring van mevrouw [geïntimeerde2] opgenomen. Ik ben daarbij aanwezig geweest. Nadat de agenten waren vertrokken ben ik met mevrouw [geïntimeerde2] naar de huisarts, de opticien en een installateur geweest.
Op vragen van mr. Janssens antwoord ik het volgende:
Of de verbalisanten foto’s hebben gemaakt van mevrouw [geïntimeerde2] weet ik niet meer. Ze heeft voordat de verbalisanten kwamen wel zelf foto’s van haar gezicht gemaakt. Mevrouw [geïntimeerde2] vertelde mij dat de aannemer haar had geslagen. Dat was duidelijk zichtbaar in haar gezicht. De bril was inderdaad kapot, maar waar precies weet ik niet meer.
Op een vraag van mr. Schoo antwoord ik het volgende:
Ik heb niet persoonlijk gezien dat de aannemer mevrouw [geïntimeerde2] heeft geslagen, dan wel vastgehouden."
2.18
[E] , hoofdagent van politie, heeft als getuige verklaard:
"Ter voorbereiding op dit verhoor heb ik het proces-verbaal dat ik destijds samen met mijn collega heb opgesteld nog een keer doorgelezen. De locatie is mij zo uit het hoofd onbekend. Ik verwijs daarvoor naar het proces-verbaal. We hebben de aangifte opgenomen in een andere woning dan haar eigen woning bij haar in de buurt. U vraagt mij hoe ik mevrouw [geïntimeerde2] aantrof bij aankomst in Tynaarlo. Ik weet dat echt niet meer na al die tijd. Op uw vraag of ik heb gezien of zij al dan geen verwondingen had kan ik u zeggen dat ik destijds foto’s heb gemaakt van haar. De originele foto’s zitten naar alle waarschijnlijkheid bij de originele aangifte. Mevrouw [geïntimeerde2] heeft ons de plaats van het voorval laten zien en dat heb ik zo veel mogelijk in de aangifte verwoord. Of er ter plaatse sporen van mishandeling zichtbaar waren weet ik niet. Ik verwijs opnieuw naar het proces-verbaal en de foto’s. Ik wil graag zo veel mogelijk in overeenstemming met de waarheid verklaren. Ik heb de persoon die volgens mevrouw [geïntimeerde2] haar zou hebben mishandeld en vastgehouden niet gezien of gesproken.
Op vragen van mr. Janssens antwoord ik het volgende:
Mr. Janssens toont mij foto’s die zijn gehecht aan het proces-verbaal van aangifte van 23 juni 2010. Ik constateer dat dit niet de originele foto’s zijn. Die zijn namelijk in kleur. Mr Janssens vraagt of het handschrift waarin de zin “opgezwollen wang + bloed om de lippen zichtbaar” is geschreven mijn handschrift is. Dat zou kunnen. Bij de foto op blad 12 van het proces-verbaal zie ik dat geschreven is “1 dag na de mishandeling”. Ook dat zou mijn handschrift kunnen zijn. Ik weet niet of ik die foto naderhand toegestuurd heb gekregen of dat ik die zelf heb gemaakt. Het is wel een foto zoals ik die gemaakt zou kunnen hebben.
(…)"
2.19
[C] heeft als getuige verklaard:
"Ik ben eigenaar en directeur van Team Hausbau. Op 23 juni 2010 ben ik naar Tynaarlo gereden om daar samen met mijn medewerkers spullen op te halen van de bouwplaats. Toen ik in Tynaarlo aankwam, waren mijn medewerkers daar al en een medewerker van Müller Bruggeman, de heer [G] . Dit is dezelfde persoon als die eerder in de stukken is aangeduid als [H] . Toen ik op de bouwplaats arriveerde, stonden mijn medewerkers voor de ingangsdeur van het huis dat wij daar hebben gebouwd. Voor het huis stonden naast elkaar de VW Transporters van Team Hausbau en Müller Bruggeman. De auto van mevrouw [geïntimeerde2] stond links naast deze VW Transporters. Ik heb mijn auto een beetje schuin achter onze VW Transporter geparkeerd. Toen ik mijn medewerkers bij de ingang van de woning zag, hadden zij een ketel of een radiator bij zich. Ik heb hen gevraagd waar mevrouw [geïntimeerde2] was. Zij vertelden mij dat zij in de woning was en samen met mijn medewerkers ben ik daarop naar binnen gegaan. Ik weet niet of het binnen was of ergens anders, maar er stond een caravan met een ronde plastic tafel. Aan die tafel hebben wij besproken wat wij mee zouden nemen die dag. Dat ging als volgt. Ik zei elke keer dat en dat en dat. Dan antwoorde mevrouw [geïntimeerde2] telkens met: neem maar mee. Mijn medewerkers hebben al die zaken ingeladen. Mevrouw [geïntimeerde2] en ik hebben in het kantoor rond de tafel gezeten. Later zijn we nog een keer door het huis gelopen. Nadat alles was ingeladen, hebben wij afscheid genomen en zijn wij weggegaan. Ik als eerste en daarna mijn medewerkers en de heer [G] . Mevrouw [geïntimeerde2] heeft bij het afscheid gezegd dat zij na overleg met haar opdrachtgever nog een mail zou sturen met een schema van de verdere betaling van de facturen. Op vragen van u antwoord ik als volgt. U vraagt mij wat de reden was om op 23 juni naar het bouwterrein van de familie Hooglander te rijden. De reden daarvoor was dat wij de avond daarvoor telefonisch hadden afgesproken dat wij zaken zouden ophalen van de bouwplaats, omdat de familie [geïntimeerde2] de facturen niet meer betaalde. Het geld wat was bestemd voor de bouw zou in het vervoersbedrijf zijn gestopt. De familie [geïntimeerden] had een opdrachtgever die de rekeningen van hun transportbedrijf niet had betaald. Mevrouw [geïntimeerde2] heeft geprobeerd om met die opdrachtgever afspraken te maken over betalingen van die rekeningen. Wij zouden verder gaan met de bouwwerkzaamheden als er weer geld was. Ik ben daar ’s ochtend rond 8:00 uur aangekomen. Ik weet de precieze tijd niet meer. Ik kwam daar alleen aan. De heren [K] en [B] , medewerkers van Team Hausbau, waren er al. Net als de heer [G] van het installatiebedrijf Müller Bruggeman. Mevrouw [geïntimeerde2] bevond zich op dat moment in het huis dat wij daar hadden gebouwd. De vorige avond hadden wij onder andere afgesproken dat de radiatoren en nog wat andere zaken zouden worden meegenomen. Ik heb vervolgens samen met mevrouw [geïntimeerde2] vastgesteld wat mee gaat. Dat heb ik aan mijn medewerkers medegedeeld. Ook hebben mevrouw [geïntimeerde2] en ik gesproken over de betaling van de facturen. U houdt mij voor dat mevrouw [geïntimeerde2] heeft verklaard dat op het moment dat ik arriveerde op de bouwplaats kwaad was en riep: Wo ist mein Geld, wo ist mein Geld? Mijn reactie daarop is dat de verklaring van mevrouw [geïntimeerde2] onzin is. Toen ik arriveerde, ben ik zoals gezegd, meteen naar binnen gegaan en daar hadden wij het eerste contact. U houdt mij voor dat mevrouw [geïntimeerde2] heeft verklaard dat ik met gestrekte armen op haar af kwam en de indruk wekte dat ik haar bij de keel wilde grijpen. Mijn reactie daarop is: dit is onzin. U houdt mij voor dat mevrouw [geïntimeerde2] heeft verklaard dat zij zich bedreigd voelde en dat zij de loods is ingevlucht via de kleine zijdeur. Volgens haar verklaring zou ik haar daarbij achtervolgd hebben. Mijn reactie daarop is: dit is onmogelijk. Wij waren in het huis en alle deuren stonden gewoon open. We hebben samen aan de tafel gezeten en zijn samen door het huis gelopen. Wij hebben besproken wat er mee moest en daarna zijn we weer aan de tafel gaan zitten. Zij zou nagaan bij haar opdrachtgever wanneer de betalingen van de opdrachtgever zouden binnenkomen. Aan de hand daarvan zou zij een betalingsschema opstellen. Vanuit het huis kun je via de begane grond de loods inlopen. Je komt dan achterin de loods terecht. Achterin de loods stond een caravan met een luifel of een soort tent en daar sliep de familie [geïntimeerden] in. Voor de caravan stond een ronde plastic tafel. Daar hebben wij telkens aan gezeten. U houdt mij voor dat mevrouw [geïntimeerde2] heeft verklaard dat ik haar in de loods met de linkerhand in het gezicht heb geslagen. Mijn reactie daarop is dat wij achter bij het huis waren. De roldeur zit voorin in de loods. Het is onmogelijk dat zij tegen de roldeur is gevallen. Ik heb haar in het geheel niet geslagen. Verder heb ik niet gezien dat ze beschadigingen in het gezicht had of een bloedlip. Ik heb niet gezien dat de bril van mevrouw [geïntimeerde2] of haar mobieltje is gevallen. Ik weet zelfs niet of ze wel een mobieltje had. (…)
Op de vragen van mr. Schoo antwoord ik als volgt:
Ik hoor mr. Schoo vragen of ik voor in de loods bij de roldeuren ben geweest. Mijn antwoord daarop is: nee. Ik ben alleen in het deel van de loods geweest dat bij de doorgang naar het huis zit. (…)"
2.2
[G] , installateur, heeft als getuige verklaard:
"In 2010 werkte ik bij Müller Bruggeman Haustechnik. (…) U vraagt mij of ik op 23 juni 2010 aanwezig was op het bouwterrein van de familie [geïntimeerden] in Tynaarlo. De datum weet ik niet precies meer, want het is al lang geleden. Maar ik was er wel. Wij waren daar rond ontbijttijd, ergens rond 9:00 à 10:00 uur. Op dat moment waren er ook drie of vier of misschien wel vijf medewerkers van Team Hausbau aanwezig. U vraagt mij wat de reden was dat ik daar was. De reden was dat er onenigheid was ontstaan, omdat er geen geld werd betaald. Ik kreeg opdracht van mijn eigen bedrijf om zaken van de bouwplaats te gaan halen. Bij ons op kantoor is mij verteld wat ik op moest gaan halen. Het ging om een ketel en radiatoren. Ik heb mevrouw [geïntimeerde2] die ochtend in het huis gezien. Zij was er al toen wij daar kwamen. Dat moest ook wel, want anders konden wij niet binnen komen. De heer [C] kwam geloof ik later. Ja dat weet ik zeker, want wij hadden buiten wat staan roken. Ik was al aan het demonteren en inladen van de radiatoren. Medewerkers van Team Hausbau hebben mij geholpen met het inladen van de wat zwaardere radiatoren. Op dat moment kwam de heer [C] . De heer [C] was een beetje opgewonden. Vanuit mijn eigen bedrijf had ik meegekregen dat de familie [geïntimeerden] de rekeningen niet betaalde. Dat hij daarom boos was, is natuurlijk denk ik. Ik heb gezien dat de heer [C] en mevrouw [geïntimeerde2] met elkaar hebben gesproken. Ik moest een radiator halen uit de grote loods naast het huis. In de loods stond een caravan of een camper met daarvoor een tafel. Aan die tafel hebben de heer [C] en mevrouw [geïntimeerde2] met elkaar gepraat. Wat zij hebben besproken, kon ik niet verstaan. Ik ben er alleen maar langs gelopen. Ik heb niks meegekregen van het gesprek. Later heb ik ze af en toe in het huis gezien. Daar hebben ze verder gepraat. Ik heb niet gezien dat mevrouw [geïntimeerde2] een beschadigd gezicht of een bloedlip had. U houdt mij voor dat mevrouw [geïntimeerde2] heeft verklaard dat de heer [C] kwaad was en tegen haar riep: Wo ist mein Geld, wo ist mein Geld? Ik heb dat niet gehoord. U houdt mij voor dat mevrouw [geïntimeerde2] heeft verklaard dat de heer [C] met gestrekte armen op haar af kwam lopen en de indruk wekte haar bij de keel te willen grijpen. Mijn reactie daarop is dat ik dat niet heb gezien. U houdt mij voor dat mevrouw [geïntimeerde2] heeft verklaard dat zij zich bedreigd voelde en dat zij de loods is ingevlucht via de kleine zijdeur. De heer [C] zou haar daarbij hebben achtervolgd. Nee daar heb ik niets van gezien. Ik heb alleen gezien dat zij met elkaar aan tafel hebben gesproken en gediscussieerd. U houdt mij voor dat volgens de verklaring van mevrouw [geïntimeerde2] de heer [C] haar met de linkerhand in het gezicht heeft geslagen. Mijn reactie is: nee daar weet ik niets van. Ik heb ook niet gezien of mevrouw [geïntimeerde2] gevallen is in de loods. Ook heb ik niet gezien of de bril of het mobieltje van mevrouw [geïntimeerde2] is gevallen. Ik weet niet eens of zij een mobieltje of een bril had. Het is allemaal al zo lang geleden. (…) U vraagt mij hoe het vertrek is verlopen. Ik zat in de VW Transporter en de mensen van Team Hausbau stonden nog bij de ingang van het huis. Vervolgens zijn wij samen weggereden.
Op de vragen van mr. Schoo antwoord ik als volgt:
Ik hoor mr. Schoo vragen of ik de heer [C] heb zien binnengaan. Ja zeker. Ik was daar aan het laden. Hij ging via de ingangsdeur van de woning naar binnen. Niet door de loods. Ik hoor mr. Schoo vragen, heeft u de heer [C] en mevrouw [geïntimeerde2] voor in de loods gezien? Nee, ik heb hen alleen aan de tafel gezien. In de loods zit aan de rechterkant de verwarmingsruimte. Links heb ik nog een radiator gedemonteerd. Ik hoor mr. Schoo vragen of ik de heer [C] mevrouw [geïntimeerde2] heb zien slaan of tegengehouden. Nee, ik heb hem niet zien slaan en ik heb hem haar niet zien tegenhouden."
2.21
[B] heeft op 15 februari 2018 schriftelijk verklaard:
"Ik kan me herinneren dat we op een bepaalde dag naar mw. [geïntimeerde2] zijn gereden
om spullen af te halen.
Ik ben daar met mijn toenmalige collega Stefan geweest. Er was ook een werknemer van het verwarmingsbedrijf gekomen. We hebben toen voor de huisdeur van het huis naast de VW-transporter van mw. [geïntimeerde2] geparkeerd. Haar auto stond links van ons voor het raam van het kantoor. Mw. [geïntimeerde2] heeft ons erin gelaten en de huisdeur opengedaan. We zeiden toen dat we spullen moesten afhalen. Ze zei toen jullie kunnen het afhalen en toen zijn we begonnen om de losse spullen te laden.
Toen we bij de VW-transporter aan het laden waren zagen we dat dhr. [C] met de auto aankwam en vlak achter de VW-transporters voor bij het huis parkeerde. We bleven staan en hij kwam voor bij de huisdeur bij ons en vroeg ons meteen waar mw. [geïntimeerde2] was. Toen zeiden we dat ze in het huis was. We zijn toen samen het huis binnengegaan en hebben haar bij haar tafel bij de caravan ontmoet. Toen zijn we samen weer door de tussendeur het huis binnengegaan en zij zeiden wat we konden meenemen. Toen zijn we verdergegaan met laden. Met z'n beiden gingen ze door het huis en spraken de ene keer luid en de andere keer normaal luid.
We hebben ook spullen uit de hal genomen en uit het kantoor die daar her en der verspreid lagen. Toen kwamen ze met z'n beiden en gingen aan de tafel in de hal zitten en ze praatten heel normaal. We zijn steeds weer langs hen heengelopen naar de hal en het kantoor. Ik geloof dat ze ook wat samen gedronken hadden, omdat er bekers voor hen op tafel stonden.
Toen zeiden we dat alles geladen was. Toen zijn we allemaal door het huis naar de huisdeur gegaan. We hebben allemaal afscheid van haar genomen en haar de hand gegeven. Ik
herinner me nog goed dat ze zei dat ze snel het probleem met het geld wilde regelen en overmaken.
Dhr. [C] is eerst weggereden en wij zijn dan ook ingestapt en meteen naar buiten gereden. De werknemer van het verwarmingsbedrijf is toen na ons weggereden.
Ik kan verklaren dat mw. [geïntimeerde2] niet door dhr. [C] is mishandeld. Daarvan hebben we niets gezien en ook niets gehoord en er was aan mw. [geïntimeerde2] niets te zien. Dat zouden we gezien hebben. Er was met haar toen wij er waren steeds weer oogcontact. De ene keer in de hal en meer dan eens in het huis. Ze was normaal zoals altijd. Een mishandelde vrouw zou niet zo rustig aan tafel zitten en wat met dhr. [C] drinken. Ze zou ook niet met dhr. [C] en ons rustig door het huis gaan en zeggen welke spullen we konden meenemen.
Ze zou ook niet behoorlijk van ons afscheid hebben genomen en ons de hand hebben gegeven."
2.22
Bij de waardering van het bewijs stelt het hof voorop dat uit artikel 164 lid 2 Rv volgt dat de verklaring van [geïntimeerde2] als partijgetuige omtrent de door haar te bewijzen feiten geen bewijs in haar voordeel kan opleveren, tenzij de verklaring van [geïntimeerde2] strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs. De beperking van de bewijskracht van de verklaring van de partijgetuige geldt niet als er aanvullende bewijzen voorhanden zijn die zodanig sterk zijn en zodanig essentiële punten betreffen, dat zij de verklaring van de partijgetuige voldoende geloofwaardig maken (HR 31 maart 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1688).
2.23
[C] is daarentegen niet aan te merken als partijgetuige in de zin van artikel 164 lid 2 Rv en aan zijn verklaring komt om die reden geen beperkte bewijskracht toe. Wel zal de verklaring van [C] met de nodige terughoudendheid worden beoordeeld gelet op het feit dat hij als eigenaar en directeur van Team Hausbau een direct belang heeft bij de uitkomst van de aan [geïntimeerden] c.s. verstrekte bewijsopdracht.
De schriftelijke verklaring van [B] heeft op grond van artikel 156 lid 1 Rv als onderhandse akte vrije bewijskracht. Ook aan de door de politie opgemaakte processen-verbaal komt vrije bewijskracht toe (zie HR 27 februari 1996, ECLI:NL:HR:1996:AD2501).
2.24
De verklaringen van [geïntimeerde2] en [C] als direct betrokkenen spreken elkaar op verschillende punten tegen. Waar echter geen verschil van mening over bestaat is dat zij elkaar op 23 juni 2010 rond 8:00 uur à 8:30 uur hebben getroffen op de bouwplaats in [A] .
2.25
Uit de getuigenverklaring van [D] , de buurvrouw van [geïntimeerde2] , blijkt dat [geïntimeerde2] in de ochtend van 23 juni 2010 met een beschadigd en bebloed gezicht op haar kwam aflopen. Volgens [D] was [geïntimeerde2] op dat moment behoorlijk overstuur en vertelde ze dat de aannemer haar had geslagen en vastgehouden. Kort daarna hebben de hoofdagent [E] en (destijds) aspirant agent [F] in de woning van [D] de verklaring van [geïntimeerde2] opgenomen zoals die is weergegeven het proces-verbaal van aangifte van 23 juni 2010. In die verklaring geeft [geïntimeerde2] een gedetailleerde beschrijving van de gang van zaken na de komst van [C] die strookt met wat zij kort daarvoor aan [D] had verteld. Dat zij verwondingen had opgelopen aan haar gezicht blijkt ook uit het verslag van de huisarts en de foto's die bij het proces-verbaal zijn gevoegd. Op grond van de verklaring van [E] moet er vanuit worden gegaan hij bij het opnemen van het proces-verbaal de foto's heeft gemaakt en dat de aantekeningen op de foto's van zijn hand zijn. Het hof heeft daarom onvoldoende aanleiding te twijfelen aan de authenticiteit van deze foto's.
De verklaring die [geïntimeerde2] als partijgetuige heeft afgelegd is eveneens gedetailleerd en consistent en komt overeen met haar eerdere verklaringen tegenover [D] en de agenten [E] en [F] .
De verklaring van [geïntimeerde2] als partijgetuige wordt door de (getuigen)verklaringen van [D] , [E] en de huisarts, alsmede de foto's voldoende ondersteund om tot bewijs te kunnen dienen.
2.26
Tegenover deze verklaringen van de zijde van [geïntimeerde2] staan de verklaringen van [C] , [G] en [B] . Uit de verklaring van [C] blijkt dat hij die dag met een aantal medewerkers naar het bouwterrein is gekomen om diverse zaken die Team Hausbau en Müller Bruggeman hadden geleverd op te halen omdat [geïntimeerden] c.s. facturen niet hadden betaald. Volgens [C] heeft hij aan een tafel voor de caravan besproken met [geïntimeerde2] wat zij mee zouden nemen, in die zin dat hij aangaf wat terug moest en dat [geïntimeerde2] elke keer antwoordde:
"neem maar mee". Vervolgens hebben zijn medewerkers op zijn aanwijzing die zaken ingeladen een meegenomen. Verder heeft [C] de verklaring van [geïntimeerde2] categorisch ontkend, met name op het punt van de mishandeling, het vasthouden en de bedreiging.
2.27
De beschreven gang van zaken strookt echter niet met de verklaring van [G] . Hij heeft verklaard dat hij opdracht had gekregen van zijn eigen bedrijf om een verwarmingsketel en radiatoren van de bouwplaats op te halen. [C] en [geïntimeerde2] hebben volgens [G] wel met elkaar gesproken, maar uit dat overleg zijn geen aanwijzingen gevolgd over de in te laden zaken. Verder was [C] volgens [G] toen hij arriveerde een beetje opgewonden en boos.
2.28
De verklaring van [B] is evenmin volledig in lijn met de verklaring van [C] . Eerst verklaart hij dat hij en zijn collega's met instemming van [geïntimeerde2] al begonnen waren met het inladen van zaken die terug moesten naar Team Hausbau. Pas later, zo heeft hij verklaard, zijn zaken ingeladen op aanwijzing van [C] en [geïntimeerde2] .
2.29
De afwijkingen tussen de verklaringen maken de door [C] beschreven gang van zaken minder geloofwaardig.
2.3
Dat [G] en [B] hebben verklaard dat zij niet hebben gezien dat [geïntimeerde2] door [C] is geslagen of bedreigd, wil uiteraard niet zeggen dat dit niet is gebeurd, nu [G] en [B] ook hebben verklaard dat zij aan het werk waren en zij [geïntimeerde2] en [C] niet voortdurend hebben gezien.
2.31
[G] en [B] hebben tevens verklaard dat zij niet hebben gezien dat het gezicht van [geïntimeerde2] was beschadigd en/of dat zij een bloedlip had. Dat mag zo zijn, maar ook dat wil niet zeggen dat ze niet werkelijk een bloedlip en verwondingen in haar gezicht had. De verklaringen van [geïntimeerde2] , [D] en de huisarts en de eerder genoemde foto's zijn in dat opzicht duidelijk.
2.32
De stelling van [C] dat het waarschijnlijker is dat [geïntimeerde2] zichzelf heeft verwond door zich na het vertrek van hem en de anderen te laten vallen acht het hof niet aannemelijk in het licht van de verklaring van [D] dat [geïntimeerde2] overstuur naar haar toe kwam en de gedetailleerde en consistente verklaringen van [geïntimeerde2] tegenover [D] , [E] , [F] en de raadsheer-commissaris bij het getuigenverhoor.
2.33
Al met al is het hof er dan ook van overtuigd geraakt, mede gelet ook op de indruk die de raadsheer-commissaris bij de getuigenverhoren van de verschillende getuigen heeft gekregen, dat [geïntimeerde2] op 23 juni 2010 kort na aankomst van [C] door hem is geslagen, dan wel geduwd als gevolg waarvan [geïntimeerde2] letsel aan haar gezicht heeft opgelopen. [geïntimeerden] c.s. zijn dan ook geslaagd in het hun opgedragen bewijs.
2.34
Dat betekent dat het verweer van Team Hausbau dat zij niet in verzuim is geraakt niet slaagt (zie de rechtsoverwegingen 2.41 en 2.42 van het tussenarrest van
8 november 2016) en dat thans moet worden overgegaan tot benoeming van een deskundige om vast te stellen of de woning en de loods ten tijde van de opzegging op 6 augustus 2010 van de aannemingsovereenkomsten van 5 juni 2009 gebreken vertoonden, zo ja welke en welke kosten zijn gemoeid met het herstel van die gebreken (zie rechtsoverweging 2.40 van het tussenarrest van 8 november 2016). Nu [geïntimeerden] c.s. inmiddels het merendeel van de door hen gestelde gebreken zelf hebben hersteld (zie memorie van antwoord punt 95) dient de deskundige op basis van het rapport van [L] van 20 september 2010 te beoordelen of de door [L] vastgestelde gebreken ook werkelijk als bouwkundige gebreken zijn te beschouwen en zo ja wat de materiaalkosten zijn die met het herstel zijn gemoeid op basis van het prijspeil van augustus/september 2010.
2.35
Partijen worden in de gelegenheid gesteld om bij gelijktijdig te nemen akte zelf vragen te formuleren en om zich uit te laten over de door het hof voorgestelde vragen, over de persoon, hoedanigheden en relevante kwaliteiten van de te benoemen deskundige, zijn/haar bereikbaarheid (adressen, telefoonnummers en e-mailadressen), de marges waarbinnen het loon mag of moet liggen (waaronder de maximale hoogte daarvan) en de verdere (algemene) voorwaarden waaronder de opdracht aan de deskundige zou moeten worden verstrekt.
Het hof verzoekt aan partijen tijdig met elkaar in overleg te treden over in ieder geval de persoon van de te benoemen deskundige en zo mogelijk gezamenlijk een persoon voor te dragen. Indien partijen niet slagen in een gezamenlijke voordracht, verzoekt het hof aan partijen in hun tevoren over en weer aan elkaar toe te zenden akten in te gaan op de door de wederpartij voor te dragen persoon en op eventuele bezwaren tegen benoeming van een bepaalde persoon, dan wel mee te delen dat partijen zich op dit punt refereren aan het oordeel van het hof.
2.36
In afwijking van de hoofdregel neergelegd in artikel 195 Rv zal Team Hausbau worden belast met het betalen van het voorschot, omdat inmiddels is vastgesteld dat Team Hausbau in verzuim verkeert.
2.37
Tot slot geeft het hof partijen in overweging, gezien de beslissingen die het hof reeds heeft gegeven en het tijdsverloop sinds 2010, ter vermijding van de verdere kosten gemoeid met een deskundigenbericht het geschil thans in onderling overleg te regelen.
2.38
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
in het principaal hoger beroep
houdt iedere verdere beslissing aan;
in het incidenteel hoger beroep
verwijst de zaak naar de rol opdat:
- partijen zich kunnen uitlaten omtrent de in de rechtsoverwegingen 2.34 en 2.35 opgeworpen vragen;
- partijen zich kunnen uitlaten over de persoon van de te benoemen deskundige;
het hof zal de zaak daartoe naar de rol van dinsdag 16 juli 2019 verwijzen voor het nemen van een akte aan de zijde beide partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. B.J.H. Hofstee, mr. M.W. Zandbergen en mr. M.M.A. Wind en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag
18 juni 2019 in bijzijn van de griffier.