ECLI:NL:GHARL:2019:5049

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 juni 2019
Publicatiedatum
18 juni 2019
Zaaknummer
200.250.519
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bewind en mentorschap met verzoek tot ontslag van de huidige bewindvoerder en benoeming van een opvolgend bewindvoerder

In deze zaak gaat het om een hoger beroep inzake bewind en mentorschap. De rechthebbende, die in persoon verscheen bij de mondelinge behandeling, heeft verzocht om zijn moeder, die als bewindvoerder en mentor is aangesteld, te ontslaan en Koers tot opvolgend bewindvoerder/mentor te benoemen. De moeder heeft verweer gevoerd en verzocht om de bestreden beschikking van de kantonrechter te bekrachtigen. De kantonrechter had eerder, op 29 augustus 2018, de verzoeken van de rechthebbende afgewezen. Het hof heeft de feiten en het verloop van de procedure in eerste aanleg en hoger beroep in overweging genomen. De rechthebbende heeft aangevoerd dat er sprake is van een grote strijd tussen hem en zijn moeder, wat volgens hem een gewichtige reden is voor ontslag. De moeder betwist deze stelling en heeft aangegeven dat zij haar werkzaamheden als bewindvoerder/mentor in het belang van de rechthebbende wil voortzetten. Het hof heeft vastgesteld dat er geen gewichtige redenen zijn aangetoond voor het ontslag van de huidige bewindvoerder/mentor. De moeder heeft al meer dan 15 jaar de belangen van de rechthebbende behartigd en er zijn geen aanwijzingen dat zij dit niet op een goede wijze doet. Het hof heeft daarom de bestreden beschikking bekrachtigd en de kosten van het hoger beroep gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.250.519
(zaaknummer rechtbank Gelderland 6928088)
beschikking van 18 juni 2019
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: de rechthebbende of betrokkene,
advocaat: mr. I.M.A. Bruls-van Strien te Nijmegen,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep, bewindvoerder/mentor, verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E. Weijer te Arnhem.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen: de vader,
en
[de broer],
wonende te [woonplaats] ,
broer van de rechthebbende, verder te noemen: de broer,
en
A. Koers-de Haas, handelende onder de naam
Koers Bewindvoering,
gevestigd te Hattem ,
verder te noemen: Koers.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, verder te noemen: de kantonrechter, van 29 augustus 2018, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 28 november 2018;
- het verweerschrift in hoger beroep van de moeder met producties;
- een brief van mr. Weijer van 30 april 2019 met producties;
- een brief van mr. Weijer van 3 mei 2019 met producties;
- een brief van Koers van 6 mei 2019.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 21 mei 2019 plaatsgevonden. De rechthebbende is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. De moeder is in persoon verschenen bijgestaan door haar advocaat. Voorts zijn Koers en de vader verschenen. De broer is niet verschenen.

3.De feiten

3.1
De kantonrechter in de rechtbank Arnhem, locatie Arnhem, heeft bij beschikking van 18 juli 2003 over goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende een bewind in de zin van artikel 1: 431 van het Burgerlijk Wetboek (BW) ingesteld en de moeder tot bewindvoerder benoemd.
Bij beschikking van dezelfde datum heeft de kantonrechter ter behartiging van de belangen van niet-vermogensrechtelijke aard een mentorschap ingesteld ten behoeve van betrokkene en de moeder tot mentor benoemd.
3.2
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 24 mei 2018, heeft de rechthebbende verzocht de moeder te ontslaan als zijn bewindvoerder en mentor en Koers tot opvolgend bewindvoerder/mentor te benoemen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking van 29 augustus 2018 heeft de kantonrechter de verzoeken van de rechthebbende afgewezen.
4.2
De rechthebbende is met één grief in hoger beroep gekomen van de beschikking van 29 augustus 2018. De grief ziet op de afwijzing van zijn verzoeken om zijn moeder als bewindvoerder en mentor te ontslaan en Koers als opvolgend bewindvoerder/mentor te benoemen. De rechthebbende verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en alsnog beschikkende, het verzoek tot ontslag van de huidige bewindvoerder/mentor en de benoeming van een opvolgend bewindvoerder/mentor, toe te wijzen.
4.3
De moeder voert verweer. Zij verzoekt het hof het beroep van de rechthebbende ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen met compensatie van de kosten.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:448 lid 2 BW wordt een bewindvoerder ontslag verleend hetzij op eigen verzoek hetzij wegens gewichtige redenen of omdat de bewindvoerder niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van een medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid, BW dan wel ambtshalve.
5.2
Op grond van artikel 1:461 lid 2 BW wordt een mentor ontslag verleend hetzij op eigen verzoek hetzij wegens gewichtige redenen of omdat de mentor niet meer voldoet aan de eisen om mentor te kunnen worden, zulks op verzoek van een medementor of degene die gerechtigd is mentorschap te verzoeken als bedoeld in artikel 1:451 lid 1 BW, dan wel ambtshalve.
5.3
In dit hoger beroep is aan de orde of er gewichtige redenen zijn om ontslag van de bewindvoerder/mentor te verlenen.
De rechthebbende stelt dat sinds jaren sprake is van een grote strijd tussen hem en zijn moeder en dat daar aan een einde komt als zijn moeder geen bewindvoerder/mentor meer is. De rechthebbende lijdt ernstig onder de ontstane sfeer tussen hem en zijn moeder en is van mening dat de voor hem ondragelijke situatie die is ontstaan tussen hem en zijn moeder een gewichtige reden is voor ontslag. De moeder betwist de stellingen van de rechthebbende gemotiveerd.
5.4
Het hof heeft tijdens de mondelinge behandeling gesignaleerd dat er onenigheid bestaat tussen de rechthebbende en de moeder over het door de moeder gevoerde bewind en mentorschap. Volgens de moeder heeft de rechthebbende met name moeite ermee dat hem beperkt financiële middelen ter beschikking worden gesteld. Gebleken is dat de rechthebbende verslaafd is aan harddrugs en dat hij psychische problemen heeft. Deze problematiek brengt naar het oordeel van het hof met zich dat de discussie over beperkte omvang van de voor hem beschikbare financiële middelen ook bij benoeming van een professionele bewindvoerder zal voortduren.
Het hof is met de moeder van oordeel dat aannemelijk is dat de onenigheid tussen de rechthebbende en haar na benoeming van een andere bewindvoerder/mentor niet zal verminderen en de rechthebbende ook dan bij haar om geld zal blijven vragen om in zijn verslavingsbehoefte te voorzien.
De moeder betwist dat sprake is van een grote strijd tussen haar en de rechthebbende. De rechthebbende heeft die strijd naar het oordeel van het hof in het licht van deze betwisting onvoldoende nader onderbouwd. Het is niet duidelijk hoe erg de verhouding tussen de rechthebbende en de moeder is verstoord. In elk geval hebben zij dagelijks contact met elkaar.
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep - desgevraagd - verklaard dat zij haar werkzaamheden als bewindvoerder/mentor in het belang van de rechthebbende wenst voor te zetten.
5.5
Onder de gegeven omstandigheden is het hof van oordeel dat niet is aangetoond dat sprake is van gewichtige redenen die het ontslag van de (huidige) bewindvoerder/mentor rechtvaardigen. Bovendien is uit niets gebleken dat de bewindvoerder/mentor de belangen van de rechthebbende niet op een goede wijze behartigt dan wel dat zij de door de wet aan haar opgelegde verplichtingen niet of onvoldoende nakomt.
Het hof betrekt hierbij dat de moeder al ruim 15 jaar de belangen van de rechthebbende behartigt. Uit de producties 5, 6 en 7 bij de brieven van de advocaat van de moeder van 30 april 2019 en 3 mei 2019 blijkt dat de psychiater en de begeleider van de rechthebbende zeer tevreden zijn over de wijze waarop de moeder alle belangen van de rechthebbende al jarenlang behartigt.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, faalt de grief van de rechthebbende. Het hof zal daarom de bestreden beschikking bekrachtigen.
6.2
Gelet op de omstandigheid dat partijen in een familierechtelijke rechtsbetrekking tot elkaar staan en het geschil hieruit voortvloeit, zullen de kosten van het hoger beroep worden gecompenseerd zoals hierna vermeld.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 29 augustus 2018;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os-ten Have, A. Smeeïng-van Hees en J.H. Lieber, bijgestaan door W.W.M.W. van den Bosch als griffier, en is op 18 juni 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.