In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 juni 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [X] N.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft de vaststelling van de waarde van een onroerende zaak, gelegen aan [a-straat] 2 te [A], op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De heffingsambtenaar van de gemeente Rijssen-Holten had de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2015 vastgesteld op € 424.000. Deze waarde was vastgesteld op basis van de huurwaardekapitalisatiemethode. Belanghebbende, [X] N.V., heeft bezwaar gemaakt tegen deze waarde en de daarop gebaseerde aanslag onroerendezaakbelasting (OZB). De rechtbank Overijssel heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende hoger beroep heeft ingesteld.
Tijdens de zitting op 6 maart 2019 heeft het Hof de argumenten van beide partijen gehoord. Belanghebbende betwistte de vastgestelde waarde en stelde dat deze te hoog was, terwijl de heffingsambtenaar de waarde verdedigde. Het Hof heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde niet te hoog was vastgesteld, vooral omdat de gebruikte markthuurgegevens niet geschikt waren voor de waardering van een kantoorpand. Het Hof heeft uiteindelijk de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 410.000, en de aanslag OZB dienovereenkomstig verminderd. Tevens zijn de proceskosten van belanghebbende vergoed.