ECLI:NL:GHARL:2019:5038

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 juni 2019
Publicatiedatum
18 juni 2019
Zaaknummer
21-006824-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van de tenlastegelegde feiten wegens onvoldoende bewijs in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1999, had beroep aangetekend tegen de feiten 4 en 5 van de tenlastelegging. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de tenlastegelegde feiten, waardoor de verdachte van deze feiten is vrijgesproken. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een jeugddetentie van 180 dagen, waarvan 177 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uur, wegens seksueel overschrijdend gedrag en diefstal met geweld. Het hof heeft de eerdere veroordeling gedeeltelijk vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de hoofdstraf voor de bewezen verklaarde feiten 1 en 2 heeft bepaald op 90 dagen jeugddetentie, waarvan 86 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 50 uur. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig is bevonden aan de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen en de uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006824-18
Uitspraak d.d.: 4 juni 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 7 december 2018 met parketnummer 16-660246-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis partieel hoger beroep ingesteld, te weten tegen de feiten 4 en 5.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 21 mei 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. M.H.H. Meulemeesters, naar voren is gebracht.

Omvang van het hoger beroep

Bij akte van 7 december 2018 is namens verdachte partieel hoger beroep ingesteld ten aanzien van de feiten 4 en 5. Het hoger beroep richt zich derhalve uitsluitend tegen voormeld vonnis voor zover daarin is beslist over hetgeen aan verdachte onder die feiten wordt verweten en niet tegen de genomen beslissingen ten aanzien van de andere feiten.
Nu het openbaar ministerie geen hoger beroep heeft ingesteld, betekent het voorgaande dat hetgeen in het vonnis waarvan beroep is beslist ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 onherroepelijk is. Op grond van het bepaalde in artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering zal voor de door de eerste rechter bewezenverklaarde feiten wel opnieuw de hoofdstraf worden bepaald door het hof. Het gaat daarbij om de feiten 1 (subsidiair) en 2, ten aanzien van feit 3 (primair en subsidiair) is verdachte vrijgesproken.

Het vonnis waarvan beroep

In eerste aanleg is verdachte -kort gezegd- veroordeeld tot een jeugddetentie van 180 dagen, waarvan 177 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de duur van het voorarrest, en een en proeftijd van 2 jaar, waarbij bijzondere voorwaarden (dadelijk uitvoerbaar) zijn opgelegd. Daarnaast is een taakstraf opgelegd van 120 uur. Deze straffen zijn opgelegd wegens:
  • met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam (feit 1 subsidiair);
  • een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben (feit 2);
  • poging tot verkrachting (feit 4);
  • diefstal, voorafgegaan van bedreiging met geweld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en om het bezit van het gestolene te verzekeren (feit 5).
Ten aanzien van de feiten 1 primair en 3 primair en subsidiair is verdachte vrijgesproken. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde] is gedeeltelijk toegewezen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep -voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, te weten voor zover de feiten 4 en 5- vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen ten aanzien van die feiten.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen- tenlastegelegd dat:
4.
hij op of omstreeks 20 september 2015 te Zeist, althans in het arrondissement Midden-Nederland ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld en / of een andere feitelijkheid en / of door bedreiging met geweld en / of een andere feitelijkheid [benadeelde] te dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, opzettelijk
- de handtas van die [benadeelde] heeft afgepakt en/of die tas heeft neer gezet in een bosje en/of (daarbij) meermalen heeft gezegd: 'of je neukt met mij, of ik krijg je telefoon', althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [benadeelde] bij haar borsten heeft gepakt en/of (daarbij) heeft gezegd: 'lekkere tieten' en/of (vervolgens) de telefoon van die [benadeelde] uit haar BH heeft gepakt en/of (vervolgens) heeft gezegd: 'je hebt nu nog een keuze, of je hebt seks met mij of ik ga nu weg en ik heb je telefoon' en/of
- die [benadeelde] in het gezicht heeft geslagen,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
5.
hij op of omstreeks 20 september 2015 te Zeist, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (Samsung Galaxy S5), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte,
- de handtas van die [benadeelde] heeft afgepakt en/of die tas heeft neer gezet in een bosje en/of (daarbij) meermalen heeft gezegd: 'of je neukt met mij, of ik krijg je telefoon', althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [benadeelde] bij haar borsten heeft gepakt en/of (daarbij) heeft gezegd: 'lekkere tieten' en/of (vervolgens) de telefoon van die [benadeelde] uit haar BH heeft gepakt en/of (vervolgens) heeft gezegd: 'je hebt nu nog een keuze, of je hebt seks met mij of ik ga nu weg en ik heb je telefoon' en/of
- die [benadeelde] in het gezicht heeft geslagen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak ten aanzien van het onder de feiten 4 en 5 tenlastegelegde

Het hof is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte het onder 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Het hof is van oordeel dat er geen steunbewijs is voor de aangifte. De bewijsmiddelen die zich naast de aangifte, ten aanzien van de feiten 4 en 5, in het dossier bevinden, bevatten geen dragende elementen voor de aan verdachte tenlastegelegde handelingen. Uit de overige bewijsmiddelen, zoals die door de rechtbank zijn gebruikt, blijkt dat aangeefster het in haar aangifte over verdachte heeft maar niet dat verdachte op de afgesproken tijd en plaats aanwezig is geweest en de tenlastegelegde bewoordingen tegen aangeefster heeft gezegd noch dat hij haar telefoon heeft gestolen. Nu niet kan worden voldaan aan het bewijsminimum, dient verdachte te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.
Bepaling van de hoofdstraf op grond van het bepaalde in art. 423, vierde lid, Sv.
Nu het vonnis waarvan beroep gedeeltelijk wordt vernietigd en daarbij één hoofdstraf werd opgelegd terwijl sprake is van samenloop van meerdere misdrijven, moet het hof op grond van het bepaalde in artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering, opnieuw de hoofdstraf bepalen voor het bij dat vonnis ten aanzien van onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde feiten.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van de feiten 1 en 2 wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 120 dagen, waarvan 117 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met daarbij de in eerste aanleg opgelegde bijzondere voorwaarden en dadelijke uitvoerbaarheid daarvan, en een taakstraf van 50 uur.
De raadsman heeft verzocht om bij strafoplegging rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn en af te zien van de oplegging van bijzondere voorwaarden.
Het hof overweegt het volgende.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan seksueel overschrijdend gedrag tegenover de minderjarige aangeefster. Hij heeft ontucht met haar gepleegd, heeft daar een filmpje van gemaakt en heeft vervolgens dit filmpje naar iemand anders gestuurd. Vervolgens is het filmpje verder verspreid. De gevolgen van deze feiten zijn ernstig en zeer kwalijk voor aangeefster. Verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de privacy en lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
De feiten zijn bijna drie jaar geleden gepleegd. De redelijke termijn is echter niet overschreden gelet op het tijdsverloop in eerste aanleg en in hoger beroep, nu in november 2017 kenbaar is gemaakt dat er vervolging zou gaan plaatsvinden voor de feiten.
Het hof neemt als uitgangspunt de in eerste aanleg opgelegde straf en zal daarvan het deel bepalen dat geacht moet worden te zijn opgelegd voor de feiten 1 subsidiair en 2.
Ten aanzien van de door de rechtbank opgelegde bijzondere voorwaarden overweegt het hof het volgende. Er is geen recente rapportage omtrent verdachte opgemaakt en niet is duidelijk hoe de in eerste aanleg opgelegde bijzondere voorwaarden op dit moment zouden moeten worden uitgevoerd. Niet kan worden vastgesteld dat er nu (nog) sprake is van problemen omtrent seksualiteit en evenmin is de noodzaak gebleken voor een behandeling die gericht is op seksualiteit.
Daarnaast gaat het hier, in tegenstelling tot in eerste aanleg, om twee op zichzelf staande feiten, nu verdachte in hoger beroep wordt vrijgesproken van twee andere (deels soortgelijke feiten) en aldus niet is gebleken van een ‘modus operandi’. Het hof ziet daarom redenen om af te zien van de in eerste aanleg opgelegde bijzondere voorwaarden.
Het voorgaande neemt echter niet weg dat het naar het oordeel van het hof gaat om zeer kwalijke feiten en afkeurenswaardig gedrag. De door de rechtbank opgelegde straf is daarom voor het overige begrijpelijk en passend, zij het dat deze straf dient te worden gematigd, nu deze niet langer ziet op vier strafbare feiten.
Het hof bepaalt, alles afwegende dat van de door rechtbank opgelegde jeugddetentie als straf voor de feiten 1 subsidiair en 2 een jeugddetentie van 90 dagen, waarvan 86 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de duur van het voorarrest en een proeftijd van twee jaar moet worden opgelegd. De voorwaardelijke straf dient mede als stok achter de deur om te proberen te voorkomen dat verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan het plegen van strafbare feiten. Om de ernst van de feiten tot uitdrukking te brengen, bepaalt het hof dat van de door rechtbank opgelegde taakstraf een taakstraf, inhoudende een werkstraf, van 50 uur wordt opgelegd.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ten aanzien van de feiten 4 en 5. Deze bedraagt € 1.084,63. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 862,62. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 4 en 5 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep -voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen- en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Ten aanzien van de feiten 1 subsidiair en 2:
Bepaalt de straf op de voet van artikel 423 van het Wetboek van Strafvordering als volgt:
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
90 (negentig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot
86 (zesentachtig) dagen,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen jeugddetentie.
Aldus gewezen door
mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter,
mr. R.W. van Zuijlen en mr. F.W.H. van den Emster, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.C. Jochems, griffier,
en op 4 juni 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. F.W.H. van den Emster is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 4 juni 2019.
Tegenwoordig:
mr. I.P.H.M. Severeijns, voorzitter,
mr. J. Zeilstra, advocaat-generaal,
mr. R. Hermans, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.