Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het gezamenlijk gezag van ouders over hun minderjarige kinderen. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had verzocht om alleen belast te worden met het gezag over de minderjarige [de minderjarige2], terwijl de vader, verweerder in hoger beroep, zich verzet tegen dit verzoek. De rechtbank Noord-Nederland had eerder op 5 september 2018 bepaald dat het gezamenlijk gezag in stand bleef. Het hof heeft de feiten en het verloop van de procedure in eerste aanleg en het hoger beroep in overweging genomen. De vader heeft de kinderen erkend en er is sprake van een verstoorde communicatie tussen de ouders. De moeder heeft aangegeven dat de vader geen contact heeft met [de minderjarige2] en dat zij plannen heeft om te verhuizen. Het hof heeft vastgesteld dat de omstandigheden sinds de eerdere beschikking zijn gewijzigd, maar dat dit niet voldoende is om het gezamenlijk gezag te beëindigen. Het hof oordeelt dat er geen onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders. De moeder heeft niet aangetoond dat de vader beslissingen ten behoeve van het kind belemmert. Het hof heeft de belangen van de kinderen vooropgesteld en geconcludeerd dat het in het belang van [de minderjarige2] is dat het gezamenlijk gezag in stand blijft. De grieven van de moeder falen, en het hof bekrachtigt de eerdere beschikking van de rechtbank.