In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte, een groepsleider bij een jeugdzorginstelling, was eerder veroordeeld tot 18 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor het meermalen plegen van ontucht met een minderjarige die onder zijn zorg viel. De rechtbank had ook bepaald dat de verdachte voor drie jaar werd ontzet uit het recht om een beroep in de zorg en/of hulpverlening aan minderjarigen uit te oefenen. Het hof bevestigde de bewijsbeslissing van de rechtbank, maar voegde gronden toe aan de bewijsbeslissing. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin hij werd beschuldigd van ontucht met een 16-jarig meisje. Het hof oordeelde dat de alternatieve verklaring van de verdachte voor de aanwezigheid van zijn sperma op het ondergoed van het slachtoffer niet aannemelijk was. Het hof oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer voldoende steun vonden in andere bewijsmiddelen, waaronder DNA-analyses. De verdachte werd opnieuw veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf en ontzet uit het recht om een beroep in de zorg uit te oefenen voor drie jaar. De vordering van de benadeelde partij werd ook toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van proceskosten.