ECLI:NL:GHARL:2019:4994

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 juni 2019
Publicatiedatum
13 juni 2019
Zaaknummer
200.250.534
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangs- en contactregeling in geschil tussen ouders met betrekking tot minderjarige, met nadruk op belangen van het kind en inbreuk op persoonlijke levenssfeer

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 juni 2019, gaat het om een geschil tussen de ouders van een minderjarige, geboren in 2006. De vader heeft in hoger beroep verzocht om een omgangsregeling en een informatieregeling met betrekking tot de minderjarige, terwijl de moeder zich hiertegen verzet. De rechtbank Gelderland had eerder bepaald dat de moeder de vader minimaal vier keer per jaar schriftelijk moest informeren over de ontwikkeling van de minderjarige, inclusief het verstrekken van een recente foto. De vader heeft in hoger beroep twee grieven ingediend, waarbij hij de omgangsregeling en de informatieregeling ter discussie stelt.

Tijdens de mondelinge behandeling is de minderjarige gehoord, die heeft aangegeven geen contact te willen met de vader. Het hof heeft de belangen van de minderjarige zwaar laten wegen in hun beslissing. De raad voor de kinderbescherming heeft geadviseerd om geen omgang op te leggen, omdat dit zou kunnen leiden tot spanningen en frustraties bij de minderjarige. Het hof heeft geconcludeerd dat de door de vader verzochte omgangsregeling en contactregeling in strijd zijn met de zwaarwegende belangen van de minderjarige, zoals genoemd in artikel 1:377a lid 3 van het Burgerlijk Wetboek.

Daarnaast heeft het hof geoordeeld dat het verstrekken van een foto van de minderjarige aan de vader een te grote inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer zou zijn. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover het de informatieregeling betreft, maar de overige beslissingen van de rechtbank bekrachtigd. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.250.534
(zaaknummer rechtbank Gelderland 321625)
beschikking van 13 juni 2019
inzake
[verzoeker],
wonende te [A] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. S. Usanmaz te Arnhem,
en
[verweerster],
wonende te [B] ,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. B. Anik te Arnhem.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem (verder ook: de rechtbank), van 5 december 2017 en 31 augustus 2018, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (laatstgenoemde beschikking verder ook: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met een productie, ingekomen op 29 november 2018;
  • het verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep;
  • het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep, en
  • een journaalbericht van mr. Usanmaz van 18 april 2019 met twee producties
2.2
Op 13 mei 2019 is de hierna nader te noemen [de minderjarige] verschenen, die buiten aanwezigheid van partijen door de voorzitter is gehoord.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 16 mei 2019 plaatsgevonden. De moeder is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. De vader is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. D. Simo, advocaat te Culemborg, als waarnemer van mr. Usanmaz. Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is [C] verschenen.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2006 te [B] (verder: [de minderjarige] ).
3.2
De moeder is als enige belast met het gezag over [de minderjarige] .
3.3
[de minderjarige] woont bij de moeder, haar stiefvader en haar stiefbroertje. De moeder is in verwachting.
3.4
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank op 7 juni 2017, heeft de vader de rechtbank verzocht om:
primair
  • de vader vervangende toestemming te verlenen voor de erkenning van [de minderjarige] ;
  • een omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] vast te stellen met een opbouw van (kort gezegd) één middag per week naar - na een periode van vier maanden - eenmaal per twee weken een weekend, en
  • een informatieregeling vast te stellen waarbij de vader eenmaal per twee maanden per email door de moeder wordt geïnformeerd over belangrijke zaken betreffende [de minderjarige] ;
subsidiair
- een raadsonderzoek te gelasten,
kosten rechtens.
3.5
Bij beschikking van 5 december 2017 heeft de rechtbank de vader vervangende toestemming verleend voor de erkenning van [de minderjarige] . Daarnaast heeft de rechtbank de raad verzocht te rapporteren en te adviseren over de mogelijkheden van een omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] alsmede over de door de vader verzochte informatieregeling en heeft de rechtbank de beslissing over de omgangsregeling en de informatieregeling tot 21 maart 2018 pro forma aangehouden.
3.6
De raad heeft op 6 juni 2018 gerapporteerd.
3.7
De vader heeft [de minderjarige] op 8 augustus 2018 erkend.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank als informatieplicht vastgesteld dat de moeder de vader ten minste viermaal per jaar schriftelijk informeert met betrekking tot de algemene en de sociale ontwikkeling van [de minderjarige] , haar gezondheid, schoolprestaties en vrijetijdsbesteding, waarbij de moeder één keer per half jaar een recente foto van [de minderjarige] meestuurt. De beschikking is tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen.
4.2
De vader is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Hij verzoekt het hof bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking wat betreft de beslissing op het verzoek tot het vaststellen van een contact- en omgangsregeling te vernietigen en, in zoverre opnieuw beschikkende, een omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] vast te stellen op een door het hof nader te bepalen wijze en met een door het hof nader te bepalen frequentie alsmede een contactregeling vast te stellen waarbij [de minderjarige] en de vader minimaal één keer per maand telefonisch contact met elkaar zullen hebben, kosten rechtens.
4.3
De moeder voert verweer in het principaal hoger beroep en is op haar beurt in incidenteel hoger beroep gekomen. Het incidenteel hoger beroep heeft betrekking op de informatieregeling, voor zover die betreft het verstrekken van een foto van [de minderjarige] . De moeder verzoekt het hof, zo begrijpt het hof:
-
in het principaal hoger beroephet verzoek van de vader tot vaststelling van een omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] alsmede tot vaststelling van een contactregeling waarbij [de minderjarige] en de vader minimaal één keer per maand telefonisch contact met elkaar zullen hebben, af te wijzen;
-
in het incidenteel hoger beroepde bestreden beschikking voor zover daarin is bepaald dat de moeder tweemaal per jaar een foto van [de minderjarige] aan de vader dient te verstrekken, te vernietigen en, in zoverre opnieuw beschikkende, te beslissen dat de moeder niet gehouden is een foto van [de minderjarige] te verstrekken,
kosten rechtens.
4.4
De vader voert verweer in het incidenteel hoger beroep en verzoekt het hof bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de verzoeken van de moeder in het incidenteel hoger beroep af te wijzen, kosten rechtens.

5.De motivering van de beslissing

Omgangsregeling en regeling telefonisch contact
5.1
De vader heeft een diep verlangen om contact met [de minderjarige] te hebben en een rol te spelen in haar leven. Dat verlangen is op zichzelf invoelbaar en gerechtvaardigd, en dat wordt ook in de wet en in verdragen erkend. Het uitgangspunt daarbij is dat een kind en zijn ouders recht hebben op omgang met elkaar. De rechter kan het recht op omgang slechts ontzeggen indien sprake is van (een van) de in artikel 1:377a lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) genoemde gronden voor ontzegging. Deze gronden hebben als gemeenschappelijk kenmerk dat omgang in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
5.2
Wat betreft de belangen van [de minderjarige] neemt het hof het volgende in aanmerking. Los van de vraag hoe het zo is gekomen, staat vast dat de vader en [de minderjarige] in elk geval zes jaar geen contact met elkaar hebben gehad. In die jaren is er het nodige gebeurd in het leven van [de minderjarige] .
Zo is de moeder getrouwd en heeft [de minderjarige] een stiefvader en een stiefbroertje gekregen. Daarnaast heeft [de minderjarige] zich persoonlijk ontwikkeld. Zoals beschreven in het rapport van de raad van 6 juni 2018 waren er op verschillende gebieden zorgen over [de minderjarige] : zij was teruggetrokken, oogde somber en had weinig zelfvertrouwen. Mede door de goede coaching vanuit school gaat het inmiddels beter met [de minderjarige] : zij heeft meer zelfvertrouwen gekregen en is beter in staat om haar gevoelens onder woorden te brengen. [de minderjarige] heeft haar plek gevonden in het gezin met de moeder, haar stiefvader en haar stiefbroertje. Zij groeit op in een stabiele gezinssituatie.
5.3
Tijdens het zogenoemde kindgesprek heeft [de minderjarige] verklaard dat zij geen contact wil met de vader, noch face-to-face noch telefonisch en dat zij ook niet wil dat de moeder een foto van haar aan de vader verstrekt. [de minderjarige] heeft verklaard dat zij gelukkig is met haar leven zoals dat nu is. [de minderjarige] heeft eerder ook al tegen de raad, Praktijk [D] en de bijzondere curator gezegd dat zij geen contact wil met de vader. Gelet op de leeftijd van [de minderjarige] en het feit dat [de minderjarige] consistent is in haar wens om geen contact met de vader te hebben, is het hof van oordeel dat de mening van [de minderjarige] serieus moet meewegen bij de beoordeling van de verzoeken van de vader.
5.4
De raad heeft het hof geadviseerd om geen omgang op te leggen en ook geen telefonisch contact. Telefonisch contact is volgens de raad heel moeilijk voor kinderen, zeker als er - zoals in dit geval - jarenlang geen enkel contact met de vader is geweest. Volgens de raad zal opgelegd (telefonisch of face-to-face) contact met de vader bij [de minderjarige] leiden tot spanningen en frustraties, waardoor [de minderjarige] uit balans zou kunnen raken. De raad is van mening dat voorkomen moet worden dat de positieve ontwikkeling die [de minderjarige] thans doormaakt, wordt doorkruist door het (verplicht) in gang zetten van contact met de vader.
5.5
Gezien het voorgaande acht het hof de door de vader verzochte omgangsregeling en contactregeling in strijd met de zwaarwegende belangen van [de minderjarige] (artikel 1:377a lid 3 onder d BW). Het hof acht het in het belang van [de minderjarige] dat zij de rust en de ruimte krijgt om verder tot bloei te komen. Dit betekent dat de grieven in het principaal hoger beroep falen.
Informatieregeling
5.6
Het hof is daarnaast van oordeel dat het verstrekken van een foto van [de minderjarige] aan de vader een te grote inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van [de minderjarige] en dat het belang van [de minderjarige] zich daarom verzet tegen dat deel van de door de rechtbank vastgestelde informatieregeling. Dat betekent dat het incidenteel hoger beroep slaagt. Het hof gaat voorbij aan het betoog van de vader dat [de minderjarige] geen weet hoeft te hebben van het verstrekken van een foto, nu daarmee geen recht wordt gedaan aan de persoon van [de minderjarige] .
5.7
Voorts stelt het hof vast dat de moeder op de mondelinge behandeling van het hof heeft verklaard dat zij de door de rechtbank vastgestelde informatieregeling, met uitzondering van het verstrekken van een foto, nakomt en dat niet is gebleken dat dit niet zo is.
Overweging ten overvloede
5.8
Het is niet te voorzien of en zo ja, wanneer, vanuit [de minderjarige] mogelijkheden ontstaan voor contact met de vader. De vader zou hierin zelf een stap kunnen zetten, door zich door professionele hulpverleners te laten voorlichten over de vraag hoe hij zich, rekening houdende met de emoties van [de minderjarige] , naar [de minderjarige] toe het beste zou kunnen opstellen.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking vernietigen wat betreft de informatieregeling voor zover daarin is opgenomen dat de moeder één keer per half jaar een recente foto van [de minderjarige] dient mee te sturen. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, voor het overige bekrachtigen.
6.2
Gelet op de familierechtelijke aard van de zaak zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren zoals hierna zal worden vermeld.
6.3
Het meer of anders verzochte zal worden afgewezen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 31 augustus 2018, wat betreft de informatieregeling voor zover daarin is opgenomen dat de moeder één keer per half jaar een recente foto van [de minderjarige] dient mee te sturen;
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 31 augustus 2018, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, voor het overige;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.M. Koopman, A. Smeeïng-van Hees en J.B. de Groot, bijgestaan door mr. K.A.M. Oude Vrielink als griffier, is bij afwezigheid van de voorzitter getekend door mr. J.B. de Groot, en is op 13 juni 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.