ECLI:NL:GHARL:2019:4977

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 juni 2019
Publicatiedatum
13 juni 2019
Zaaknummer
200.258.344/02
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming bijzondere curator in geval van strijd tussen ouders en kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de vader tot benoeming van een bijzondere curator. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.M. Strengers, verzocht om deze benoeming vanwege een aanhoudende strijd tussen hem en de moeder, die ook in hoger beroep was, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.R. Dorhout-Tielken. De ouders hebben samen drie minderjarige kinderen, die onder toezicht zijn gesteld. Het hof heeft vastgesteld dat er een wezenlijk conflict bestaat tussen de belangen van de ouders en die van de kinderen, wat aanleiding gaf tot het verzoek van de vader. De kinderen zijn gehoord en hebben aangegeven geen contact te willen met de vader, wat de situatie verder compliceert. Het hof oordeelde dat de benoeming van een bijzondere curator niet noodzakelijk was in het belang van de kinderen, aangezien de jeugdbeschermer al betrokken was en de kinderen behoefte hadden aan rust. Het verzoek van de vader werd dan ook afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.258.344/02
(zaaknummers rechtbank Midden-Nederland 425788 (omgang) en
470642 (informatieplicht))
beschikking van 13 juni 2019 op het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator
inzake
[verzoeker],
wonende te [A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.M. Strengers te Soest,
en
[belanghebbende],
wonende te [A] ,
belanghebbende in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. G.R. Dorhout-Tielken te Soest,
en
de gecertificeerde instelling,
Stichting Samen Veilig Midden-Nederland,
belanghebbende in hoger beroep,
gevestigd te Utrecht,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, verder: de rechtbank, van 17 februari 2017 onder zaaknummers 425788 (omgang) 425791 (bijzondere curator) en 431843 (hoofdverblijfplaats), van 6 november 2017 onder zaaknummers 425788 en 431843, en van 18 januari 2019, uitgesproken onder voormelde zaaknummers, hierna verder te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 16 april 2019;
- een brief van de GI van 9 mei 2019;
- een journaalbericht van mr. Strengers van 17 mei 2019 met producties.
2.2
De hierna te noemen minderjarige [de minderjarige1] is op 20 mei 2019 verschenen. Hij is buiten aanwezigheid van de vader en de moeder, hun advocaten en de GI door de voorzitter en de jongste raadsheer gehoord.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 21 mei 2019 plaatsgevonden. De vader en de moeder zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de GI is [B] , jeugdbeschermer, verschenen.

3.De feiten

3.1
De ouders hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. De samenleving van de ouders is in 2013 beëindigd.
3.2
Partijen zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , verder: [de minderjarige1] , geboren [in] 2005 te [A] ,
- [de minderjarige2] , verder: [de minderjarige2] , geboren [in] 2007 te
[C] , en
- [de minderjarige3] , verder: [de minderjarige3] , geboren [in] 2009 te [C] ,
over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.
3.3
De ouders zijn een ouderschapsplan overeengekomen, ondertekend op 6 december 2013 respectievelijk 13 december 2013. Het ouderschapsplan omvat - onder andere - een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken inhoudende dat de kinderen de ene week bij de moeder verblijven en de andere week bij de vader. Tevens hebben de ouders in het ouderschapsplan vastgesteld dat [de minderjarige1] staat ingeschreven op het adres van de vader en dat [de minderjarige2] en [de minderjarige3] staan ingeschreven op het adres van de moeder.
3.4
Bij beschikking van 17 februari 2017 heeft de rechtbank, voor zover van belang, het verzoek van de vader tot benoeming van een bijzondere curator afgewezen.
3.5
Bij beschikking van 9 oktober 2017 heeft de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, de kinderen onder toezicht gesteld. Bij beschikking van 25 september 2018 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd tot 9 oktober 2019.
3.6
In de beschikking van 6 november 2017 heeft de rechtbank onder meer bepaald dat [de minderjarige1] zijn hoofdverblijfplaats heeft bij de moeder.

4.Het verzoek van de vader

De vader verzoekt het hof over te gaan tot benoeming van een bijzondere curator.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Volgens artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter overgaan tot benoeming van een bijzondere curator indien hij dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht vanwege strijdigheid tussen de belangen van de minderjarige en die van de met het gezag belaste ouder(s) of voogd(en); daaronder valt blijkens de wetsgeschiedenis ook het geval dat sprake is van een wezenlijk conflict tussen de ouder(s) of voogd(en) en de minderjarige met betrekking tot diens verzorging en opvoeding (HR 4 februari 2005, HR:2005:AR4850). Bij de beantwoording van de vraag of een dergelijke benoeming is aangewezen, zal het belang van de minderjarige de eerste overweging voor de rechter moeten vormen. De benoeming van een bijzondere curator dient echter niet plaats te vinden met als doel in het algemeen de belangen van de minderjarige te beschermen. Voorts verdient opmerking dat de rechter bij beantwoording van de vraag of de benoeming van een bijzondere curator nodig is, een grote mate van beoordelingsvrijheid heeft (HR 23 november 2013, HR:2013:AR4850).
5.2
De (advocaat van de) vader heeft ter onderbouwing van het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator - kort gezegd - aangevoerd dat een bijzondere curator met een frisse blik naar de zaak kijkt en antwoord kan geven op de vraag waarom de vader zijn kinderen niet ziet, en dat een bijzondere curator, eventueel door onderzoek, in kaart kan brengen wat de kinderen in dat contact belemmert.
5.3
De moeder vindt dat de benoeming van een bijzondere curator geen oplossing biedt voor wat de vader wil.
5.4
Naar het oordeel van het hof is in dit geval sprake van een onophoudelijke strijd tussen de ouders. De kinderen hebben al lange tijd last van deze strijd. Daarmee is een strijd van belangen tussen de ouders en de kinderen een gegeven. In verband daarmee zijn de kinderen gehoord door de raad voor de kinderbescherming, hebben zij gesprekken gevoerd bij het [D] ( [D] ) en bij [E] . Uit deze gesprekken blijkt dat de kinderen op dit moment geen contact willen met de vader. Ook [de minderjarige1] heeft in het kindgesprek bij het hof verklaard geen contact te willen met de vader. [E] signaleert in het plan van aanpak van 11 september 2018, productie 10 in hoger beroep, dat het voor de kinderen onmogelijk is geworden om loyaal te zijn aan beide ouders.
Vanwege de strijd tussen de ouders heeft de kinderrechter een ondertoezichtstelling van alle drie de kinderen uitgesproken en verlengd. De door de GI aangestelde jeugdbeschermer heeft als taak de belangen van de kinderen te beschermen en om beslissingen te nemen in het geval van tegengestelde belangen tussen de kinderen en de ouders. De kinderen hebben ruimte van beide ouders nodig en zijn thans gebaat bij rust. Het hof acht op grond hiervan de benoeming van een bijzondere curator - die wederom met de kinderen in gesprek zou moeten gaan - in dit geval niet noodzakelijk in het belang van de kinderen, ook al is in dit geval als gezegd sprake van strijd tussen de belangen van de ouders met die van de kinderen. Het hof zal het verzoek van de vader tot benoeming van een bijzondere curator afwijzen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
wijst het verzoek van de vader tot benoeming van een bijzondere curator af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H. Lieber, A. Smeeïng-van Hees en
K.A.M. van Os-ten Have, bijgestaan door W.W.M.W. van den Bosch als griffier,
en is op 13 juni 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.