In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft een verdachte die op 6 maart 2017 in Groningen zijn hond onaangelijnd heeft laten lopen op een weg binnen de bebouwde kom, wat in strijd is met de Algemene Plaatselijke Verordening Groningen 2009. De kantonrechter had het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte, omdat er geen klachten of gevaarlijke situaties waren geconstateerd, wat volgens de kantonrechter een schending van het vertrouwensbeginsel opleverde.
Het hof heeft echter geoordeeld dat de kantonrechter ten onrechte het openbaar ministerie niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het hof heeft vastgesteld dat de gedraging van de verdachte plaatsvond na een beleidswijziging die het mogelijk maakte om sancties op te leggen na constatering van een overtreding. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal om het vonnis te vernietigen en de verdachte te veroordelen tot een voorwaardelijke geldboete van € 90,- met een proeftijd van 1 jaar, toegewezen. De verdachte heeft verweer gevoerd, stellende dat de handhaving niet proportioneel was en dat er sprake was van willekeur, maar het hof heeft deze verweren verworpen.
Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de overtreding van artikel 2:53 van de Algemene Plaatselijke Verordening Groningen 2009 en heeft de geldboete opgelegd, die niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken.